O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Vluchtgedrag
TWEE VERSCHILLENDE plannen, één achterliggende gedachte. D66 en PvdA zijn onzeker over wat politiek bestuur vermag en compenseren dat met drastische voornemens. Van D66 is dat niet vreemd. De partij is 31 jaar geleden opgericht om de politiek te depolitiseren, zij het dat deze houding toen 'pragmatisch' werd genoemd. Bovendien borduurt de partij voort op een uitspraak van de Tweede Kamer vier jaar geleden, waarmee de weg naar zogeheten 'kerndepartementen' al werd ingeslagen. Op zichzelf is het nuttig de omvang van de ministerraad aan de orde te stellen. Hoe meer ministers, hoe meer bureaucratische grensgevechten op het politieke niveau en des te minder grote lijnen. Het kan geen kwaad daartegen iets te doen, ook als daarbij het klassieke idee van de strikte collegialiteit binnen de ministerraad aan het wankelen wordt gebracht. In de praktijk van alledag zijn sommige ministers nu eenmaal meer gelijk dan andere ministers. Hetzelfde geldt voor het idee van Wallage. Natuurlijk, Nederland heeft een eeuw lang een parlement gekend met respectievelijk 100 en 50 leden. Het kan dus, weten we uit ervaring. Maar uit de mond van een politicus die zijn hele maatschappelijke leven niets anders heeft gedaan dan politiek bedrijven, mocht iets anders worden verwacht. Bijvoorbeeld een pleidooi voor meer volksvertegenwoordigers die ook buiten het Binnenhof activiteiten ontplooien, een taakopvatting waartegen juist Wallage zich in eigen kring heeft verzet. DE MEDAILLE heeft ook een principiële kant. Door de markt-metafoor te gebruiken, suggereert D66 dat de staat een naamloze vennootschap is. Dat nu is niet het geval, zoals ook de Raad van State gisteren in zijn advies over de miljoenennota heeft vastgesteld. Door de analogie tussen maatschappij en bedrijf desondanks vol te houden, wordt het hart van de parlementaire democratie genegeerd: de vraag der verantwoordelijkheid. Zeker, als moderne varianten op Cato sr. zeggen de pleitbezorgers van een scheiding van functies altijd tot slot van hun betoog dat de politieke verantwoordelijkheid intact moet blijven. Maar zo simpel is het niet. De bureaucratie is in Nederland zo ver voortgeschreden dat ze een eigen dynamiek heeft gekregen, waartegen niet alleen de burger maar ook het politieke bestuur amper is opgewassen. Ex cathedra het einde daarvan proclameren, heeft geen nut. D66 EN PVDA zouden er beter aan doen bij zichzelf te rade te gaan. Daarvoor is de tijd nu rijp, bijvoorbeeld bij de opstelling van de kandidatenlijsten voor de verkiezingen en daarna bij de voordracht voor een eventueel kabinet. Want om nou te zeggen dat juist de bewindslieden van D66 en PvdA de afgelopen periode bij uitstek hebben aangetoond dat zij niet aan de leiband van hun ambtenaren lopen - te denken valt aan ministers als Sorgdrager, Borst en De Boer - dat gaat te ver. In een parlementaire democratie die over zelfvertrouwen beschikt, begint de politiek bij zichzelf en mag de kiezer daarover vervolgens oordelen. Verontschuldigingen vooraf - want dat zijn de plannen van D66 en PvdA - verhelderen de democratische verhoudingen niet, maar vertroebelen ze. Zeker nu het kennelijk goed gaat met Nederland en de coalitie rustig doorzeilt, hebben de politieke partijen genoeg energie over om bij het begin te beginnen.
|
NRC Webpagina's
17 SEPTEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |