K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
De magie van de stille Greta Garbo
Door HANS BEEREKAMP Van de dertien stille films met Greta Garbo (1905-1990) zijn er elf nog volledig bewaard. Ze worden allemaal vertoond, veelal in recent gerestaureerde versies, in het programma waarmee het Nederlands Filmmuseum na de uiterst succesvolle Hitchcockzomer het nieuwe seizoen opent. Ook zijn in Greta Garbo - stil en spraakmakend fragmenten te zien uit de als verloren beschouwde films, haar debuut in de Zweedse klucht Luffar-Petter (1922) en The Divine Woman (Victor Sjöström, 1928), alsmede haar eerste optreden voor de camera, op 16-jarige leeftijd, in reclamefilmpjes voor dameshoeden van een warenhuis uit Stockholm. Het is heel snel gegaan: in negen jaar tijd groeide de bakvis met babyvet Greta Lovisa Gustafsson uit tot een Hollywoodmythe. Ze was pas 25, toen ze haar eerste geluidsfilm maakte (Anna Christie, 1930) en MGM alleen maar hoefde te adverteren met de klassiek geworden slogan 'Garbo Talks!'. In haar vierde Hollywoodfilm Flesh and the Devil (Clarence Brown, 1927) staat Garbo's naam nog in een kleiner lettertje onder die van ster John Gilbert. Die film zou verandering brengen in de onderlinge verhouding: een aangekondigd huwelijk met Gilbert werd op de trouwdag afgeblazen, en Gilbert kon niet meer in de schaduw staan van de bruid die hem versmaadde. Het is zeer verhelderend al dan niet opnieuw kennis te nemen van de films die Garbo's reputatie vestigden. In tegenstelling tot de disproportionaliteit van de ook dit jaar door het Filmmuseum vertoonde films van Rudolph Valentino, kun je niet zeggen dat de films veel slechter zijn dan de ster. Flesh and the Devil is een nog steeds bezienswaardig melodrama over de strijd tussen twee 'beste vrienden' (John Gilbert en de Zweed Lars Hanson in een nu onmiskenbaar homoseksueel getinte relatie) om een mysterieuze vrouw. Minder evenwichtig is The Mysterious Lady (Fred 'Ben Hur' Niblo, 1928), met Garbo als fatale spionne, maar de manier waarop thema's uit de in de openingsscène opgevoerde opera Tosca door het verhaal heen geweven zijn, verraadt meer raffinement dan je verwachten zou. Ook warm aanbevolen zijn de, in een extra lange versie gerestaureerde, Duitse film Die freudlose Gasse (G.W. Pabst, 1925) en Garbo's laatste stille film The Kiss (Jacques Feyder, 1929). De telkens opnieuw rijzende vraag wat Garbo nu zo bijzonder maakte, hoe haar 'lege' blik zoveel projectie van de toeschouwer provoceerde, laat zich maar op één manier beantwoorden: door de magie van de sfinx aan den lijve te ondergaan.
|
NRC Webpagina's
3 SEPTEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |