U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    O P I N I E  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

H O O F D A R T I K E L :
De drie aapjes


MARIUS VAN AMELSVOORT was een van de zwakke bewindslieden in het kabinet-Lubbers III. Als staatssecretaris van Financiën, verantwoordelijk voor de belastingen, had hij binnen en buiten zijn departement weinig gezag. Nu heeft een werkgroep uit de Tweede Kamer vastgesteld dat Van Amelsvoort (CDA) ,,onvoldoende politieke leiding'' heeft gegeven aan zijn ambtelijke dienst. En daarmee is Van Amelsvoort het Barbertje dat moet hangen in het dossier dat inmiddels bekend staat als de 'technolease-affaire'. In deze affaire speelde Van Amelsvoort wel een rol, maar eerder die van vermalen tegenstribbelaar dan van daadkrachtige doordouwer van de omstreden constructie. In het kabinet-Lubbers III legde Van Amelsvoort het, zonder rugdekking van minister van Financiën Kok (PvdA), kansloos af tegen de handigheid van zijn partijgenoten op Economische Zaken en Algemene Zaken en tegen de dadendrang van de industriële lobby in de Tweede Kamer.

HET TECHNOLEASEDOSSIER schetst een treurigmakend beeld van de manier waarop financiële creativiteit in Nederland wordt toegedekt als het dreigt uit te komen. De belastingconstructie waarmee Philips en de Rabobank in 1993 kwamen om technische kennis via een 'sale-lease back-constructie' te gelde te maken, leek een slimme, financieel aantrekkelijke manier van bedrijfssteun. Het was industriepolitiek in fiscale verpakking. Maar de bezwaren ertegen - strijdigheid met de Europese concurrentieregels als het een eenmalige zaak zou zijn en de hoge kosten voor de nationale schatkist als de regeling op grote schaal zou worden toegepast - zorgden voor een beleidsconflict dat niet met een compromis viel op te lossen. In deze tegenstelling tussen eerlijke concurrentieverhoudingen en financiële tegenvallers voor de fiscus, koos Nederland voor de politiek van de drie aapjes: niet horen, niet zien en niet praten.

Dankzij een rapport van de Rekenkamer (1996) en daaropvolgend journalistiek spitwerk zijn stukjes en beetjes van de vertrouwelijke informatie in de openbaarheid gekomen. Het beeld was voortdurend hetzelfde: als er nieuwe feiten aan het licht kwamen, werden die officieel eerst ontkend, daarna gebagatelliseerd en ten slotte toegegeven. Zo demonstreerde Den Haag hoe met de openbaarheid van bestuur wordt omgesprongen als deze politiek onwelgevallig is en negatieve financiële gevolgen kan hebben. Want 'Brussel', zoals oud-premier Lubbers in een hoorzitting van de Kamer zei, luistert in de persoon van Eurocommissaris Van Miert mee.

TWEE ELEMENTEN VAN het Nederlandse consensusmodel speelden een belangrijke rol in de afwikkeling van de technoleasezaak. Dankzij de coöptatie van de politieke en zakelijke elite is sprake van een sfeer van ons-kent-ons. Bankiers, ondernemers en bewindslieden komen elkaar tegen in politieke partijen of in de circuits van het middenveld. Dat vergemakkelijkt het informele overleg over gevoelige zaken. Daarnaast is de betrokkenheid van het parlement bij industriële onderwerpen zo groot dat de controlerende taak soms plaatsmaakt voor meewerken aan de uitvoering van het beleid. Een al bijna vergeten zijlijntje in de technolease-affaire is de onopgehelderde manier waarop de banden met de opnamen van een vertrouwelijk overleg van de Vaste Kamercommissies voor Economische Zaken en Financiën in opdracht van Kamerlid Vos werden gewist. Zo liepen latere onderzoeken noodgedwongen op dood spoor.

Ook de antwoorden op Kamervragen waren steevast van een hoog spoorzoekgehalte. Een nieuwe brief? Vergeten bij de stukken te voegen. Een vertrouwelijke notitie? Welnee, die stond al vermeld in een lijst (maar was niet openbaar gemaakt). Lastige kritiek? De critici hebben er niets van begrepen. Technolease een kwestie van 'eens maar nooit weer'? Dat sloeg niet op de regeling zelf, maar op de stroperige manier waarop deze tot stand was gekomen.

Tot twee keer toe heeft minister Zalm recentelijk aan het leggen van rookgordijnen meegewerkt. De minister van Financiën meldde de Kamer dat er indertijd op het departement geen berekeningen waren gemaakt van de mogelijke fiscale gevolgen van technolease. In het verhoor voor de Kamercommissie zei Zalms voorganger Kok dat deze berekeningen er wel degelijk waren. Ter weerlegging van de beschuldiging dat het om specifieke bedrijfssteun ging, liet Financiën na intern speurwerk uitlekken dat bij nog drie bedrijven een technoleaseconstructie fiscaal was goedgekeurd. Deze ondernemingen - Hagemeyer, Gazelle en Akzo - ontkenden vervolgens dat ze een dergelijke regeling hadden toegepast.

WAT RESTEERT IS een onthutsend schouwspel: de toedekking van industriële steun die de schatkist een vermogen kan kosten en Nederland in botsing met de concurrentieregels van de Europese Unie kan brengen. Andere EU- landen doen dergelijke dingen ongetwijfeld ook, maar dan toch handiger. Hier eindigt het in de opgeluchte vaststelling van een werkgroep in de Kamer dat een zwakke staatssecretaris inderdaad zwak was.

NRC Webpagina's
4 JUNI 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)