S P O R T
|
NIEUWSSELECTIE S c h a k e l s |
HET AFSCHEID VAN TWEE KONINGEN
Door Mark Hoogstad en Hans Klippus
Marc Delissen: ,,Ik las laatst de biografie van Cruijff en daarin zegt hij dat Swart en Keizer een betere voorzet hadden en Neeskens weer beter kon koppen. Zo is dat met de hockeyers ook. Van den Honert is weer veel technischer, Bovelander kan die corner er inschieten en kan fysiek goed het vuurtje aansteken. Je kan niet zeggen wie de betere is. Er is geen hockeyer die al het goede van ons drieën in zich heeft en ook nog de 100 meter in tien seconden loopt.'' Het zijn, om hockeytaal te gebruiken, allebei Koningen. Bovelander en Delissen. Oftewel Flop en Dellis. Hockeyende Steenbokken. Ze waren toonaangevend in een voor Nederland zeer succesvol verlopen tijdperk dat een wereld- en een olympische titel opleverde. Beter kon bijna niet. Ze zijn, zoals dat hoort in het hockey, echte clubmensen. Bovelander is Bloemendaal, Delissen HGC, maar die rivaliteit verstoorde nimmer hun relatie. Bovelander: ,,Er waren bij Oranje weleens problemen binnen het elftal, maar dat gold niet voor ons. We wisten wat we aan elkaar hadden. Bij ons was een blik al genoeg om elkaar te stimuleren.'' Delissen: ,,Ik was een speler die in het veld weleens schold, een keer godverdomme zei, maar niet tegen hem.'' Ze hadden zo hun eigen rol in het hockey. Delissen (261 interlands, 98 doelpunten), de aanvoerder, was de regisseur, de man van de beslissende passes. Bovelander (241 interlands, 216 doelpunten) had vooral zijn verwoestende strafcorner. Het maakte hem vooral in hockeylanden als India en Pakistan beroemd, Boem Boem Bovelander. Delissen: ,,Hij was het boegbeeld van het Nederlandse hockey. Want hij was de man van de corner. Daar ben ik nooit jaloers op geweest. Het enige dat ik wil, is winnen. En het was zo mooi om iedere keer weer die corner er in te zien gaan.'' Na 1990 stopte Delissen bij Oranje de ballen voor Bovelander. ,,Het blijkt dat dat heel moeilijk is'', zegt de schutter. ,,Er zijn maar weinig hockeyers die die ballen echt goed voor je kunnen neerleggen. Oog voor de bal hebben is een talent, een gevoel. Het moet een samenspel zijn. Je moet bij de strafcorner met z'n drieën een eenheid vormen. Met de een lukt dat wel, met de ander niet. Met Marc had ik het perfecte ritme. Hendrik Jan Kooijman stopte ook ongelooflijk goed.'' Wat was jullie beste strafcorner? Delissen: ,,Ik denk die tweede in de olympische finale tegen Spanje. Die zat wel zo verschrikkelijk hard en zuiver op de plank. Keihard! Daardoor kwamen we met 2-1 voor en wisten we dat we die wedstrijd in de tas hadden.'' Bovelander had er op zijn beurt geen moeite mee dat Delissen aanvoerder was. Hij vond het eigenlijk wel prima zo. ,,Die aanvoerdersband is vaak meer een last. En op het moment dat ik als speler belangrijk moest zijn, was ik dat toch wel. Ik ben trouwens wel ongeslagen als aanvoerder van het Nederlands team. Eén keer was ik het, we hebben toen tegen Duitsland de Super Pokal gewonnen.'' Delissen kreeg in 1990 de zwarte piet toegeschoven voor het ontslag van bondscoach Rob Bianchi. Zeven internationals drongen destijds aan op het vertrek van de ex-voetballer, maar de Hagenaar moest als aanvoerder en woordvoerder de klappen opvangen. ,,Op zo'n moment ben je dus heel blij dat je geen captain bent'', stelt Bovelander. ,,Daarna werd er extra kritisch op Marc gelet. Als hij even iets minder speelde, werd er meteen van alles geroepen.'' Bijna zijn hele carrière werd Delissen bij tijd en wijlen bekritiseerd. Hij werd vooral te traag genoemd. Delissen haalt er zijn schouders over op. ,,Ik weet niet hoe het komt. Leuk is zoiets natuurlijk niet. Je hebt liever dat mensen positief over je zijn. Maar iedereen die dergelijke dingen riep, had dus geen verstand van hockey. En daar zaten echt mensen bij die dachten dat ze bondscoach konden worden.'' Bovelander: ,,Ik heb Marc jarenlang moeten verdedigen omdat mensen tegen mij zeiden: jij moet midden-midden staan en niet Delissen. Nee, die gedachte heb ik zelf nooit gehad. Voor mij was Marc altijd een van de beste midden-middens van de wereld. Zelf bij het WK van 1994 was er nog kritiek, terwijl we toen toch wereldhockey speelden.'' De enige momenten dat Bovelander zelf minder positief in het nieuws kwam, waren toen hij met zijn strafcorners tegenstanders verwondde. Zijn hardste ballen hadden een snelheid van zo'n 150 kilometer per uur, letterlijk en figuurlijk een dodelijk wapen. ,,Ik hield de bal altijd wel laag. Maar als zo'n bal toch omhoog schiet en een speler krijgt hem vol op zijn pan, dan kunnen er lullige dingen gebeuren. Ik heb er weleens aan gedacht wat ik zou doen als ik iemand zou dood slaan. Ik denk dat ik dan zou zijn gestopt. Eigenlijk onterecht, want het hoort bij de risico's van het hockeyspel. ,,Het is goed dat de bal bij de corner tegenwoordig buiten de cirkel moet worden gestopt. Vroeger stond je echt op vijf, zes meter van de keeper die dan voor je ging liggen. En het materiaal was toen ook niet altijd even goed. De Pakistaanse keepers droegen een soort rubber matje. Dat waren ook niet de stevigste jongens en als je die goed op hun ribbenkast zou raken, dan knakken er wel een paar ribben.'' De specialist geeft toe dat hij vroeger bij strafcorners van de tegenstander niet altijd gerust op de lijn stond. ,,Dat was in de tijd van Patrick Faber van Amsterdam en Carsten Fischer. Die gasten schoten zo hard en dan sta je daar voor Jan Lul. Ik ging net iets naast de paal staan en hoopte dat die bal niet in mijn hoek zou komen.'' Delissen: ,,Het is wel zo dat bij een corner juist iedereen heel erg geconcentreerd is. In het veld kan je weleens hebben dat je een beetje loopt te pitten en zo'n verdwaalde bal niet ziet aankomen.'' Ze hockeyden altijd puur voor hun plezier. Hun prestaties met bal en stick leverden hen weliswaar naam en faam op, maar financieel werden ze er niet beter van. Toch dachten ze soms aan een vette bankrekening en verbaasden ze zich over de bedragen die in andere takken van sport omgingen. ,,Maar we zijn er nooit echt happig op geweest'', zegt Bovelander. ,,Het komt nu wel, langzaam. Als in Nederland toernooien worden georganiseerd waar tonnen binnenkomen, dan mogen de betrokkenen, de spelers, daar toch ook van profiteren? Waarom zouden we nog voor een boekenbon of een fles wijn naar Enschede rijden voor een demonstratie? Wat dat betreft zijn wij in onze tijd wel heel makkelijk geweest.'' Delissen: ,,Als het bondsbeleid er na het WK '90 echt op gericht was geweest ons te betalen, dan hadden wij een ton of anderhalve per jaar kunnen verdienen.Daar ben ik heilig van overtuigd.'' Bovelander: ,,Ik heb een mooi leven gehad,heb lang kunnen studeren. Uiteindelijk wil iedereen toch bij de kampioen spelen en dat autootje, die stageplaats of die 10.000 gulden zijn toch bijzaak.Je wilt in het Nederlandse elftal spelen, je wilt olympisch kampioen worden, je wilt wereldkampioen worden. Of je er nou geld voor krijgt of niet.'' Ze willen hun kennis en ervaring graag doorgeven aan de volgende generatie. ,,Als ze aanmodderen zoals wij toen, verdienen ze niets'', zegt Bovelander. Delissen behartigt de zaken van zijn ploeggenoot en cornerspecialist Bram Lomans. ,,Hij is nu al een fenomeen'', zegt Delissen. Bovelander over zijn opvolger: ,,Zijn corner is briljant, wat kan ik er meer over zeggen?'' Teun de Nooijer, ploegmaat van Bovelander, is een andere nieuwe held. ,,Hij wordt beter dan Shahbaz. Als je ziet wat Teun met een bal kan, zó mooi. Ik ben ook niet bezorgd over de toekomst van het hockey'', zegt Bovelander. Ze stoppen precies op tijd, zeggen Bovelander (31) en Delissen (32). Ze hebben afgelopen seizoen diverse malen naar het einde gesnakt en verheugen zich er op straks geen hockeyverplichtingen meer te hebben. ,,Het is heerlijk om je hoofd leeg te kunnen maken.'' Toch zijn ze blij dat ze na de Olympische Spelen nog even zijn doorgegaan. Meteen stoppen na de finale in Atlanta was te abrupt geweest. En het echte afscheid hoort bij hun clubs plaats te vinden. Bloemendaal-HGC als finale van de play-offs zou voor beiden een gepast slot betekenen. In dat geval zouden ze nog twee of drie keer tegenover elkaar komen te staan. Ook als tegenstanders kennen ze elkaar door en door. Delissen: ,,Tegen Bloemendaal maken we bij HGC altijd speciale afspraken. Dat komt omdat maar een paar hockeyers in Nederland echt in de gaten hebben wat er op het veld gebeurt. Flop is er daar een van. Het lijkt soms wel of hij niet meedoet, maar hij heeft alles in de gaten.'' Bovelander: ,,We namen laatst tegen HGC een corner en ik gaf heel even met mijn pink aan dat de bal naar Teun de Nooijer zou gaan. Maar Marc had dat meteen in de gaten en moest lachen. Mooi, hè?'' Ze zeggen het hockey niet helemaal vaarwel. Beiden gaan in een lager elftal spelen, bij oude makkers. En ze zullen demonstraties blijven geven. Bovelander,die in november zijn studie biologie hoopt af te ronden, heeft daarvoor een eigen bedrijfje. Delissen zal zich vooral concentreren op zijn werk als jurist bij een Haags adcocatenkantoor. Ongetwijfeld beide spelers nog eens terug als coach. ,,Er komt een moment dat de bond ons vraagt iets te doen'', weet Delissen. Bovelander lachend: ,,Hebben ze jou dan nog niet gevraagd?'' Delissen: ,,Jawel, maar ik mag het nog niet vertellen.'' Wat als jullie clubs straks in de problemen zitten en een dringend beroep op jullie wordt gedaan?
Delissen: ,,Er zouden echt zeven rolstoelen langs de kant moeten staan, of HGC moet zwaar in degradatiegevaar verkeren. Voor iets anders kom ik echt niet terug.'' Bovelander: ,,Er moeten inderdaad hele rare dingen gebeuren. Maar er valt altijd over te praten. Daarvoor zijn we clubmensen.''
|
NRC Webpagina's
24 MEI 1997
|
Bovenkant pagina |