M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Omroepproduktiebedrijf kiest vlucht naar voren Privatisering van NOB gebeurt onder ongunstig gesternte
Door onze redacteur JACO ALBERTS
Een maand geleden leidde de aanstaande privatisering van het facilitaire bedrijf voor de omroepen nog tot grote opschudding in Hilversum. Het kabinet bleek te hebben besloten dat de meeropbrengst van de verkoop, door analisten becijferd op zo'n 250 miljoen gulden, zou worden aangewend voor vermindering van de staatsschuld. De eerste 155 miljoen gulden van de verkoop was al weggegeven als bezuiniging op de cultuurbegroting. Porsius kan zich wel vinden in de verontwaardiging van de publieke omroepen die stellen dat het geld hen toebehoort omdat het NOB voor de verzelfstandiging in 1988 is opgebouwd met hun kapitaal. ,,Als daar destijds afspraken over zijn gemaakt, moet daar zorgvuldig naar gekeken worden'', aldus Porsius, nu serieus. Toch is Porsius' opportunistische redenering niet zomaar een losse flodder. Het NOB kan ruimere bestedingsmogelijkheden bij de omroep, waarvoor het bedrijf vrijwel alle facilitaire zaken als studio's en cameraploegen verzorgt, goed gebruiken. Het bedrijf is in zwaar weer terechtgekomen. Afgelopen jaar steeg de omzet weliswaar met 7,7 procent tot 452,4 miljoen gulden, maar het bedrijfsresultaat bleef achter met een groei van 6,1 procent tot 45 miljoen gulden. De netto winst groeide zelfs met minder dan één procent, tot 41,2 miljoen gulden. En daar blijft het niet bij. Directeur Porsius verwacht de komende jaren verdere druk op de marges. De omzet blijft groeien, maar het lopende jaar rekent Porsius zelfs op een lager bedrijfsresultaat. De winstgevendheid van het bedrijf wordt extra aangetast doordat het waarschijnlijk belasting moet gaan betalen, na jaren van fiscale vrijstelling als gevolg van verliezen uit het grijze verleden. Hoe is dat mogelijk voor een bedrijf dat er door menigeen van wordt beticht misbruik te maken van zijn monopoliepositie? Van de omzet uit grote studio's en duurdere montagewagens pakt het NOB in Nederland immers zo'n 90 procent. Directeur Porsius komt met een sombere analyse van de ontwikkeling in zijn markt: ,,De klad zit erin. McKinsey doet een onderzoek bij onze traditionele afnemer, de publieke omroep, om te kijken waar nog kan worden bezuinigd. Daar komt echt niet uit dat we met elkaar lekker meer geld gaan uitgeven, ook al zegt staatssecretaris Nuis dat de besparingen niet ten koste van de programma's mogen gaan. Datzelfde zien we bij de commerciële omroepen waar ook vertraging in de groei is opgetreden. Ik denk dat die druk een jaartje of twee zal aanhouden.'' Het deze week uitgebrachte jaarverslag van het NOB slaat dezelfde toon aan: ,,Kostbare tijdrovende programma's worden vervangen door goedkope, snel te realiseren produkties. De dure studio wordt gemeden. Eenvoudige registraties op locatie lijken net zo adequaat voor het bereiken van het gewenste kijkcijfer of marktaandeel.'' Nieuwe vormen van televisie zoals abonnee-tv of pay-per-view bieden volgens Porsius geen soelaas. Hij vraagt zich, zeker na het echec van Sport7, af of de Nederlandse markt daarvoor niet te klein is. Het NOB is er weliswaar in geslaagd minder afhankelijk te worden van de publieke omroepen dan vroeger, toen vrijwel uitsluitend voor de publieke programmakers werd gewerkt. Voor het eerst in de geschiedenis draagt de publieke omroep minder dan de helft (47 procent) bij aan de omzet van het NOB. Maar de nieuw verworven activiteiten zijn over het algemeen niet zo winstgevend als de oude. In nieuwe markten is de positie van het NOB minder dominant en moet in veel gevallen marktaandeel worden 'gekocht' door prijzen sterk te verlagen. Intrax in Hilversum (50 procent NOB), specialist in live nieuws- en sportuitzendingen kwam daardoor vorig jaar zelfs in de rode cijfers. Datzelfde gold voor First Floor Features Studio in Almere, eveneens 50 procent NOB, waar speelfilms worden opgenomen en ,,het epos'' Flodder. ,,Als de televisiemarkt al moeilijk is, is die voor film helemaal lastig.'' Porsius ziet ook een structurelere oorzaak van de druk op zijn marges. Op deelgebieden is de drempel om een NOB-concurrentje op te zetten een stuk lager geworden. Aanschafkosten van apparatuur voor 'één-camera produkties' zijn gekelderd, waardoor nieuwkomers eenvoudig zelfstandig activiteiten opzetten. Volgens Porsius is een facilitair bedrijf als het NOB gedwongen goed te letten op de bezettingsgraad van de faciliteiten. Grote studio's en reportagewagens moeten 150 tot 200 dagen per jaar bezet zijn om uit de kosten te komen. De dreigende lagere bezettingsgraad drijft facilitaire bedrijven tot prijsverlagingen. Daarnaast moet Porsius voortdurend onderzoeken of elders nog in kosten kan worden gesneden. ,,Op zich een saaie bezigheid, maar het kan niet anders.'' Porsius erkent dat het vet er na een aantal ingrijpende reorganisatierondes bij het NOB wel een beetje af is. Verdere kostenbesparingen zullen niet voldoende meer helpen, dus houdt Porsius rekening met structureel lagere marges voor zijn bedrijf. En dan rest als enige ontsnapping: expansie, de vlucht naar voren. Dat is wat het NOB de komende jaren op het programma heeft staan: ,,Wij moeten het hebben van onze schaalgrootte. Vergelijk het met een grootwinkelbedrijf: een lage marge, maar veel artikelen en een grote omloopsnelheid, dus toch nog winst.'' En zo is het NOB flink aan het investeren in nieuwe mediavormen: nieuwe produktietechnieken als de virtuele studio waarin het RTL5-programma Business Update wordt gemaakt - ,,Alleen Elleke van Doorn is echt'' -, het maken van produkties voor het bedrijfsleven en het ontwerpen van Internet-sites. Bijkomende ontwikkeling is volgens Porsius dat hiermee de grens tussen het puur technische (het traditionele NOB-terrein) en inhoudelijke produceren vervaagt. ,,Als je een Internet-site ontwerpt, heb je hem eigenlijk al gemaakt.'' Expansie in de traditionele tv-branche zoekt het NOB in het buitenland. In België, waar een recente acquisitie is gedaan, en in Duitsland: ,,Die markt is zo groot, daar kunnen we nog heel lang mee voort.'' In Keulen, waar zich met RTL en de WDR een belangrijk Duits televisiecentrum bevindt, beschikt het NOB over grote studio's en een marktaandeel onder de commerciële zenders van naar schatting 25 procent. Ook in Berlijn is een vestiging. Het NOB denkt na over München, standplaats van het media-imperium van Leo Kirch, en misschien Hamburg. Porsius heeft er wel vertrouwen in, maar vraagt zich tegelijk hardop af of beleggingsanalisten daar net zo over denken. En die komen in actie als het kabinet straks besluit het NOB naar de beurs te brengen: ,,Het NOB is een bedrijf waarvan de marges onder druk staan. Voor ons als managers is het erg fijn dat we zo'n sterke vermogenspositie hebben, een hoge cashflow, en dat de omzet groeit, maar het is geen perspectief waar potentiële beleggers razend enthousiast van worden. Dit wordt een leuke case voor beursanalisten.'' Voor Porsius lijkt het allemaal niet zo te hoeven: ,,We hebben als bedrijf geen behoefte aan een emissie, en we zijn als management geen aandeelhouder.'' Het NOB zal echter niet dwarsliggen bij een beurgang: ,,Als de minister besluit ons aan de markt aan te bieden, hebben wij ons te schikken.'' En als het dan toch moet gebeuren, geeft hij de voorkeur aan ,,miljoenen anonieme beleggers'' die bij een beursgang zullen toestromen. Als het NOB ondershands aan een beperkt aantal financiële partijen wordt verkocht, is het uitstel van executie want die partijen zullen het bedrijf op termijn toch naar de beurs brengen. Een strategische partner, zoals een mediaconcern, als aandeelhouder ziet Porsius helemaal niet zitten: ,,Die ziet zijn aandelen niet als belegging maar als investering, en gaat zich met het beleid bemoeien.'' Bovendien vreest Porsius voor zijn onafhankelijke positie. Gelieerd aan bijvoorbeeld de Holland Media Groep (RTL en Veronica) zou het voor het NOB moeilijker worden andere klanten te bedienen. Dat gevaar is niet denkbeeldig, omdat ,,verschillende mediaconcerns'' hun belangsteling al hebben laten blijken. Porsius vertrouwt er echter op dat de Haagse politiek een overname door een van hen zal verhinderen, zoals in het wetsvoorstel ook is voorgenomen. Porsius wil immers gewoon voor de publieke omroep kunnen blijven werken.
|
NRC Webpagina's
24 MEI 1997
|
Bovenkant pagina |