U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    R A D I O  &   T E L E V I S I E  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  
S e l e c t i e


Televisie

Radio

T V   V O O R A F :
Kaatsen als culturele uiting

KARIN DE MIK
Een maand oud was Pampi Laduche toen zijn vader, een professioneel pelota-speler, vanaf het dorpsplein per ongeluk een kaatsbal in zijn wieg sloeg. De vader voorspelde zijn zoon een grote toekomst als pelota-speler.

De nu tweeënveertig jarige Laduche ontwikkelde zich inderdaad tot een van de vele professionele topkaatsers in Frans Baskenland. Omrop Fryslân zendt de komende zondagen een eigengemaakte zesdelige documentaire uit over de varianten van het kaatsspel in Europa. De serie is gemaakt ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke Nederlandse Kaats Bond.

De eerste aflevering geeft zondag een historisch overzicht van wat misschien wel de oudste sport ter wereld is - ook de Inca's schijnen al gekaatst te hebben. Heden ten dage bloeit de bij een groter publiek vrij onbekend gebleven balspel niet alleen in Friesland, maar ook in het Spaanse Valencia, Frans Baskenland en in de Italiaanse streken Piemonte en Ligurië.

De Baskische kaatser Laduche staat in het tweede deel van de documentaire centraal. In zijn geboortedorp Ascain in Frans Baskenland is pelota een populaire en belangrijke volkssport. ,,Zonder pelota is het alsof je een arm kwijt bent'', verwoordt Laduche zijn gevoelens over het spel.

De Spaanse competitie kent honderd professionele spelers en de Baskische televisie zendt elke week live kaatswedstrijden uit. De lokale variant wordt gespeeld op een trinquet (binnenbaan) of een fronton (buitenbaan). Vroeger werden die veelal bij kerken gebouwd, want ook de geestelijkheid sloeg graag een balletje. De Spaanse topkaatser Paco uit Valencia bracht het dankzij het pelota zelfs tot miljonair. Hij is een ware volksheld, die op straat vaak spontaan wordt toegezongen. De sport is vaak een belangrijke uitingsvorm van een eigen (minderheids)cultuur. Zo wordt het Valenciaans, een variant van het Catalaans, alleen nog in de trinquet gesproken.

Het Spaanse kaatsen lijkt niet op het Friese kaatsspel. Er zijn allerlei varianten zoals het straatkaatsen, dat wordt gespeeld in nagebouwde straten in sporthallen, en 'fronton', wat nog het meest aan squash doet denken.

Het kaatsachtige spel dat in Ierland wordt gespeeld heet 'handball'. Het deelt zijn populariteit met 'hurling' en 'gaelic football.' In Kilkenny staat een oude betonnen kaatshal, die in 1928 als eerste 'indoorhal' werd gesticht door een vrouwelijk parlementslid. Emigranten namen het kaatsen mee naar Amerika, waar ook tegenwoordig nog vele spelers actief zijn.

Pas in de laatste aflevering komt het Friese kaatsen aan bod. Naast beelden van de bekendste wedstrijd, de jaarlijkse PC in Franeker, komt oud-topkaatser Hotse Schuil aan het woord. Hij begeleidt nu een damespartuur uit Harlingen. In Friesland wordt, in tegenstelling tot de zuidelijke landen, ook gekaatst door vrouwen. De zeer informatieve documentaire toont een volkscultuur waar de meeste Europeanen geen weet van hebben. Hoewel er natuurlijk veel beelden zijn van wedstrijden, is de cultuur-historische context waarin de sport geplaatst wordt interessant.

'Keatsen yn Europa'. Zesdelige serie. Deel 1: De historie van het kaatsen, zondag Ned.1, 13.00u. Deel 2: Baskenland, zondag 25 mei Ned.1, 13.00 uur.

T V   V O O R A F :


Beeldende taal over onherbergzaamheid

TRACY METZ
Wie nu in Nederland landschapsarchitectuur zegt, zegt Adriaan Geuze. Met zijn Rotterdamse bureau West 8 is hij in korte tijd een toonaangevende denker over en ontwerper van de openbare ruimte geworden. West 8 heeft landschapsarchitectuur opgerekt tot een veelomvattende discipline waaronder behalve de gebruikelijke tuinen en parken, ook stadspleinen, stedebouwkundige plannen en tot nadenken stemmende tentoonstellingen vallen. Voor Kunstkanaal maakten regisseur Margit Tamás en architectuurcriticus Bart Lootsma een veertig minuten durende portret van Adriaan Geuze, wonderkind van het Nederlandse landschap. Die lappendeken van structuren, dat bewegende Mondriaan - ze zitten ons diep in het bloed, zegt Geuze, terwijl beelden vanuit een zeppelin zijn betoog kracht bijzetten. Hij roemt 's lands ingenieurstraditie: ,,Het Nederlandse landschap en de natuur zijn gemaakt door ingenieurs en pragmatisch handelen. Die botte heroïsche ambitie heeft een mooi resultaat.''

In zijn opvatting zijn landschap en stad niet elkaars tegenstrever, maar zijn beide het produkt van het verlangen en de noodzaak om te bouwen, te verbouwen, te wonen. ,,Elke generatie gebruikt het landschap op zijn eigen manier'', zegt hij. ,,Waar eens koeien werden gestald staan nu caravans.'' Het vlakke land wordt er voor hem interessanter op als er 'objecten' in staan: een kerk, een fabriek. Door onze toenemende mobiliteit beleven we ook steeds vaker het landschap, dat zich als een panorama voor ons ontrolt. Toen Geuze in 1995 de Sikkensprijs kreeg wijdde hij zijn lezing, samen met een korte film van Hans Keller, aan vorm en betekenis van de snelweg. In kort bestek behandelt de film vam Tamás een aantal plannen van West 8. Op het voorplein van het bureau van architect Erick van Egeraat kwam 'het kleinste bos van Nederland', bij Schiphol komen honderdduizenden bomen en grote schalen met seizoensbloemen ,,zoals bij je oma''. Voor het kunstmatige Amsterdamse eiland Borneo/Sporenburg maakte het bureau een stedebouwkundig plan waarin wordt geëxperimenteerd met een voor Nederland uitzonderlijke hoge dichtheid aan nieuwe woningen. Dat plan heeft opmerkelijke overeenkomsten met die voor de tuin rondom de VSB-wolkenkrabber in Utrecht, waar grote roodgraniete blokken tussen lange stroken buxushagen staan.

Adriaan Geuze spreekt beeldend en poëtisch over het Nederlandse landschap, maar in de praktijk kan het intellectualisme van zijn plannen uitmonden in onherbergzame openbare ruimten, zoals het Rotterdamse Schouwburgplein en de Binnenrotte. Door de strakke formule van de film - statements en beelden - hebben redacteur en regisseur zichzelf de mogelijkheid ontnomen kritische vragen te stellen. Hoe interessant Geuze's ideeën en ontwerpen ook zijn, hij is bij klakkeloze bewondering niet gebaat.

'Het fantastische van het alledaagse: Adriaan Geuze landschapsarchitect', Kunstkanaal, zondag 18 mei. Te ontvangen in Amsterdam, Hilversum en Rotterdam.

F I L M   V O O R A F :


Babyfever

JOYCE ROODNAT
De diep treurige zaak van de eerst wel en toen naar bleek ineens toch niet geaborteerde baby van de Engelse draagmoeder en het Nederlandse wensouderpaar, die de afgelopen dagen de voorpagina's van de wereldpers haalde, illustreert het: weinig is zo verschroeiend als het verlangen naar een kind.

Bij toeval programmeerde de VPRO een nu ineens hoogst-actuele speelfilm: Babyfever, oftewel 'Babykoorts', van Henry Jaglom, een ouwe rot van de onafhankelijke Amerikaanse cinema.

Hoofdpersoon is een vrouw met een carrière, een minnaar en niet al te veel jeugd meer voor zich. Ineens hoort ze zo ongeveer iedereen die ze spreekt de woorden 'biologische klok' in de mond nemen. Ze vrijt, bij impuls, een keertje zonder voorbehoedmiddel en is over tijd. Haar vriend is opgetogen. Zij ook. Of toch niet? Of de duivel ermee speelt staat ineens een vroegere liefde aan de deur. Een flierefluiter, overduidelijk slecht nieuws voor iedere vrouw die uit is op hou en trouw. Maar allemachtig, wat is hij onweerstaanbaar, zeker voor wie speelt met de gedachte aan huis en haard en deeltijdwerk.

Babyfever volgt haar in de twee dagen die het haar kost om erachter te komen of ze nu een kind verwacht of niet. En omdat dit een film is van Henry Jaglom belandt ze in de roze hel van een 'baby shower', een soort omgekeerde vrijgezellenparty, waar een op alle dagen lopende vrouw door een kirrende troep, in meerderheid nog kinderloze, leeftijdgenotes wordt gefteerd. Ze wedijveren met de leukste knuffels, de snoeperigste truitjes, de gevoeligste toespraakjes. En ze praten. Ze hebben het over hun twijfels, hun vrijheid, hun mannen. Ze fokken elkaar op tot de rand van de hysterie, want ze willen allemaal een kind en weten geen van allen werkelijk waarom. De enkeling die beslist niet uit is op het moederschap moet zich duchtig verantwoorden, maar de wellicht zwangere vrouw wordt onderworpen aan een jaloers kruisverhoor over haar beweegredenen. De wensmoeders worden gespeeld door professionele en gelegenheidsactrices en Henry Jaglom benadert ze of hij een documentaire maakte. Hij genoot zo van zijn materiaal dat hij het te weinig indikte, maar het is hem vergeven: niets is letterlijk een tragikomedie dan deze kudde roze brillen.

Babyfever (Henry Jaglon, 1994, VS), zondag 18 mei, VPRO, Ned.3, 22.32-0.19u.

NRC Webpagina's
17, 18 EN 19 MEI 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)