K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
Filmfestival Cannes
Plechtig drama over Primo Levi
Door HANS BEEREKAMP
Sinds hij in 1971 een Gouden Palm won voor Il caso Mattei beleefden bijna alle films van de Italiaanse meester Francesco Rosi (Napels, 1922) in Cannes hun internationale première. Rosi's latere, vaak, zoals Garcia Marquez' Kroniek van een aangekondigde dood, op belangrijke romans gebaseerde films bleken echter steevast minder interessant dan zijn eerdere studies van armoede en corruptie in Zuid-Italië. Ook La tregua, naar Primo Levi's in 1963 verschenen autobiografische boek over de odyssee van Auschwitz naar zijn huis in Turijn, ruikt naar plechtig drama, naar een onmogelijke poging om adequate beelden te vinden voor de langzame terugkeer uit de dood naar het leven. De Amerikaanse acteur John Turturro moet in de rol van Levi vooral de opdracht gekregen hebben betekenisvol in de camera te kijken, temidden van de wanhopige reconstructie van een ontredderd Oost-Europa. Zelden slaagt Rosi erin om tot de essentie te komen van Levi's proza. Concentratiekampen lenen zich nu eenmaal slecht voor grootscheepse cinema, omdat massa's figuranten en nauwgezette art direction geen moment de schijn van authenticiteit kunnen wekken. Twee van Rosi's vaste medewerkers en generatiegenoten, cameraman Pasqualino de Santis en editor Ruggero Mastroianni, overleden tijdens het werken aan La tregua. De film hoort in Cannes thuis, bijna als een hommage aan een uitstervend soort films, maar kan moeilijk meer helemaal serieus genomen worden. Naast grote namen uit het verleden bevat het vijftigste competitieprogramma van Cannes ook films van verrassende onbekenden. Zo is er, zoals wel vaker de laatste jaren, een vrouwelijke debutant uit Australië. Samantha Lang (1967) verfilmde de roman The Well van Elizabeth Jolley tot een bizar drama voor twee vrouwen in de woestijn, een oude vrijster met een voorliefde voor Mozart en haar nieuwe dienstbode, een vrijgevochten meisje dat langzaamaan haar werkgeefster de baas wordt. The Well is een bescheiden, maar interessant debuut, voor wie de onwaarschijnlijke plotwendingen en het soms ongerijmde gedrag van de hoofdpersonen op de koop toe wil nemen. Voor het meest onverwachte succes zorgde in Cannes de derde film van de internationaal zo goed als onbekende Philippe Harel (1956). La femme défendue werd opgenomen volgens het procédé van de subjectieve camera: de overspelige relatie tussen een getrouwde projectontwikkelaar en een zeventien jaar jonger meisje wordt geheel uit zijn standpunt gefilmd. Het is de vraag met wie de kijker zich het meest identificeert: met de ik-figuur, die allerlei drogredenen ontwikkelt om zijn minnares niet kwijt te raken, of met de nagenoeg constant in beeld verschijnende Isabelle Carré. Geen van beiden voegt veel persoonlijkheid toe aan de clichés over de verhouding van een vrije meid met een getrouwde kerel, maar de stijl van Harels film is wel vernieuwend. Doordat het kader zo eng is, steeds dezelfde close-ups en medium shots van het 'slachtoffer', en de camera ingewikkelde toeren moet bouwen om andere beelden uit het blikveld van de ik-figuur te vangen, wordt de film ook een studie van vluchtgedrag, van een verhouding die zich maar niet opzij laat zetten. Er zijn tot nu toe nog weinig films in Cannes te zien geweest die een gevecht lijken te leveren met de traditionele filmvorm. Hoewel de selectie van de film in Frankrijk bekritiseerd werd door belangenorganisaties van filmmakers, omdat het in oorsprong een televisieproductie zou zijn, zou hij bij de prijsuitreiking zondag wel eens voor een verrassing kunnen zorgen. John Turturro als Primo Levi in La tregua
|
NRC Webpagina's
14 MEI 1997
|
Bovenkant pagina |