NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Tour de France

Nieuws

Uitslagen

Favorieten

Deelnemers

Route

Eerdere artikelen

Links

LANCE ARMSTRONG

Bewonderenswaardige passant

Door GUUS VAN HOLLAND
Een man van 28 jaar die kanker heeft overwonnen en vervolgens de Tour de France twee keer wint, is een hele bijzondere man. Op anderhalve bal tweemaal de zwaarste sportwedstrijd winnen, dat is uitzonderlijk. Zeker wanneer menig ervaringsdeskundige beweert dat de Tour zonder herstelbevorderende of stimulerende middelen nauwelijks te volbrengen is. Wanneer we voetstoots aannemen dat deze man geen toevlucht neemt tot onreglementaire stimulantia, wat heeft hij dan wel in zijn mars wat andere Tourrenners niet hebben?

Lance Armstrong heeft de dood in de ogen gezien, zeggen de romantici onder de psychologen. Hij heeft leren vechten, hij heeft aan de andere kant van zijn fysieke en psychische grenzen kunnen kijken. Want wie door een hel is gegaan, geeft zich niet zo gauw meer over; die heeft ervaren dat de dood niet altijd dreigt. Mensen die op de vlucht voor de dood zijn geweest, weten dat zij tot meer in staat zijn dan mensen die hun dagen in weelde doorbrengen.

Wie Armstrong ziet en hoort, ziet en hoort een man met een zeldzaam sterk ontwikkelde vechtlust. Hij wordt verschrikkelijk boos wanneer hij pijn voelt, wanneer iets of iemand hem in de weg zit. Kritiek ondergaat hij niet als een kampioen, maar als een verongelijkte zoon die ondanks zijn inzet en prestaties maar niet het schouderklopje van zijn vader krijgt waar hij zo naar verlangt. Een terugkerend fenomeen bij sportkinderen die zoals Armstrong hun vader kwijt zijn en hem niet meer (mogen of willen) zien.

Armstrong is boos op iedereen, op de wereld, op zijn rivalen, op zijn criticasters, op de bergen, op de hitte, de kou en de regen, en op de kilometers. Voortdurend is hij op zoek naar vijanden en bondgenoten, bivakkerend tussen de goeden en de kwaden. Alsof hij bondgenoten zoekt die de kankergezwellen in zijn hoofd en zijn teelbal voorgoed kunnen bezweren. De fiets is bondgenoot zolang de wielen draaien zoals hij wil, de versnelling is bondgenoot zolang hij het verzet kan trappen dat hij wil, de ploeggenoten zijn bondgenoten zolang ze kunnen helpen, zijn ploegleider is bondgenoot zolang hij zijn goede wil toont. Wee degene die hem niet steunt of - zoals Pantani na de zege op de Mont Ventoux - zijn 'goddelijke' gestes niet waardeert. Die zal lang van hem moeten horen dat hij idioot is.

Je ziet het meer bij wielrenners die de Tour hebben gewonnen. Bernard Hinault, de man die als ceremoniemeester elke dag op het erepodium Armstrong een hand gaf, was er zo een. Een man die de koers en alle volgers naar zijn hand zette. Een bijna kwaadaardige geest heerst in het hoofd van dergelijke mannen. Territoriumdrift in extreme vorm, altruïsme ter meerdere eer en glorie van het Grote Ik. Hinault gebruikte niet alleen zijn spierkracht en zijn verbale kracht, maar ook zijn vuistkracht om gezag af te dwingen. Hinault had in Guimard een slimme ploegleider, maar hij was niet zo sterk afhankelijk van hem, zoals Armstrong van Bruyneel.

Hinault had veel meer talent dan Armstrong. Hinault kon sprinten, tijdrijden en klimmen. Vergeleken bij Hinault is Armstrong slechts een bewonderenswaardige passant, een man die dankzij een geoliede Amerikaanse pr-machine en dankzij een de heroïek ondermijnende intern-communicatiesysteem van overdreven vechtlust afgehouden wordt. Armstrong is een moderne Tourwinnaar, een man uit een soap. Armstrong lijkt ondanks zijn levenservaringen geen man die naar Seven steps to heaven van Miles Davis luistert. Hij luistert alleen naar zijn eigen hartslag en zegt: 'Hoor mij toch eens slaan, dat ik dat toch weer kan.'

NRC Webpagina's
24 juli 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad