NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Tour de France

Nieuws

Uitslagen

Favorieten

Deelnemers

Route

Eerdere artikelen

Links

Gebrek aan klimtalent


Met drie ritzeges is Nederland succesvol in de Tour. In de bergen vallen de resultaten tegen. Michael Boogerd verspeelde gisteren elf minuten op een helling van dertien kilometer. Waarom is er weinig klimtalent?

Door een onzer redacteuren

COURCHEVEL, 17 JULI. Massasprints, waaierklassiekers en lange vluchtpogingen zijn de specialiteiten van de Nederlandse wielrenners. De beste prestaties worden geleverd op vlakke of glooiende wegen. In de Franse bergen worden ze uit het wiel gereden door de buitenlandse klimmers. De beste Nederlandse ronderenner heeft op de tweede rustdag een achterstand van bijna 28 minuten op de Amerikaanse geletruidrager Armstrong. De troostprijs is voor Michael Boogerd. De oorzaken van gebrekkig klimtalent liggen voor het oprapen. Nederland telt weinig inwoners en weinig licentiehouders. Nederland is vlak. Heuvels en bergen liggen voor de renners honderden kilometers zuidwaarts. Oefening baart kunst. Nederlanders zijn het langste volk ter wereld. In de bergen gedijen kleine wielrenners beter. Van oudsher is het matig gesteld met het Nederlandse klimmersgilde. Nolten, Van Est en Wagtmans konden aanklampen. Janssen hield stand dankzij een vechtlustig karakter. Daarna kwam de gouden generatie met Zoetemelk als vaandeldrager in de bergen. Zijn opvolgers waren Winnen, Van der Velde, Rooks, Theunisse, Breukink. Ze reden in de jaren tachtig regelmatig van voren in de Alpen en de Pyreneeën. Daarna werd het minder en minder. Alleen Boogerd kan soms met de besten mee naar boven. Bij gebrek aan beter wordt hij een klimspecialist genoemd. "Bij Boogerd wordt er slagroom opgeklopt", bevestigt Gerrie Knetemann, bondscoach van de Nederlandse mannenploeg. Als wielrenner was hij tijdritspecialist. Klimmen deed hij in het achterveld. "Als ik hier naar buiten kijk, is het tamelijk vlak", zegt Knetemann vanuit de Zaanstreek. "Zoetemelk ging in de buurt van Parijs wonen. Armstrong woont in de buurt van Nice. Die moet elke trainingsdag een stukkie klimmen. Dat is een groot verschil."

Volgens Knetemann zijn goede klimmers dun gezaaid. "Hebben we ze in het verleden bij bosjes gehad? Ik dacht het niet. Een nieuwe Zoetemelk zie ik niet opstaan. Maar hoeveel landen doen er eigenlijk mee? Het zijn vooral de Fransen en de Spanjaarden. De Italianen hebben alleen Pantani."

Adrie van Diemen is als inspanningsfysioloog werkzaam bij Rabobank Wielerplan. Hij organiseert twee keer per jaar een trainingskamp in de Ardennen, waar renners van zestien en zeventien jaar geselecteerd worden op basis van inspanningstesten. "Hoe meer vermogen, hoe beter je kunt klimmen. En hoe groter je bent, hoe lager je aantal watts per kilogram lichaamsgewicht", doceert Van Diemen. "Maar als we allemaal zwakke mannetjes selecteren, komen die tekort op het vlakke. We zoeken evenwicht. We mogen ons zeker niet neerleggen bij een gebrek aan goede klimmers."

Van Diemen huivert voor de selectiemethoden die in de communistische landen werden gehanteerd. Ullrich wilde in de DDR liever hardlopen dan wielrennen, maar wegens zijn fysieke gesteldheid werd hij op jonge leeftijd op de fiets gezet. "Hoe belangrijk vinden we sport in de maatschappij? In Nederland heerst vrijheid van meningsuiting. Iemand die graag wil hardlopen, mag hardlopen."

Knetemann heeft vraagtekens bij de jeugdopleiding van Rabobank. "Als ik die koppies bij de presentatie zie staan, dan zie ik allemaal keurige jongetjes in het gelid staan. Ze kweken renners op uiterlijk. Ze zijn er niet uit als berggeiten, ook al kunnen ze in potentie misschien een aardig potje klimmen. Maar de wedstrijd is de ultieme test. Fysiek is maar veertig procent van het geheel. Venijn en tactiek zijn de andere zestig procent."

Harm Kuipers is hoogleraar bewegingswetenschappen aan de Rijks Universiteit van Maastricht. Hij heeft ook wielrenners begeleid. Volgens hem is klimmen vooral een mentale kwestie. "Bergop rijden is een lastige klus. Een heuvel in de Ardennen is nog te overzien. Je ziet het hoogste punt liggen. Bij een berg in de Alpen is het einde niet in zicht. Dat vraagt inzicht en doorzettingsvermogen. Naarmate je ouder wordt, leer je de afstand beter beoordelen. Je moet weten tot welke grens je kunt gaan."

Kuipers bagatelliseert de achterstand van de Nederlandse renners. " Als je per uur een kilometer harder fietst dan je tegenstander, heb je meteen een paar minuten aan je broek. Zo groot zijn die verschillen niet." Kuipers noemt de lengte van de Nederlandse jeugd een nadeel om goed bergop te leren fietsen. "Een zware kerel moet meer kilo's torsen en hij verliest meer vocht onderweg."

Kuiper kon zich in de bergen met de beste klimmers meten. "Nederland is geen wielerland", verklaart hij. "Als er geen koe in de wei staat, kun je hem er ook niet uithalen. Toch kreeg ik in de Giro een goede indruk van Addy Engels en Karsten Kroon. Ik heb vertrouwen in Boogerd. Als je Parijs-Nice en de Catalaanse Week kunt winnen, moet je ook een goede Tour kunnen rijden."

NRC Webpagina's
17 juli 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad