Petrus Franciscus Maria Post
Winnen omdat het moet
Door GUUS VAN HOLLAND
Hij heeft mij eens
toegeschreeuwd dat hij brandbommen in mijn voortuin liet gooien.
Trillend van emotie heb ik vaak de telefoon erop gelegd nadat hij me in
een lange monoloog de waarheid had verteld. Verstijfd van schrik heb ik
in de witte zitbank van zijn bungalow gezeten na één van
zijn scheldkanonnades. Verder was - en is - Peter Post een heel aardige
man.
Die keer dat bij een tombola tijdens de presentatie van de Panasonic-
wielerploeg niet ik, zoals voorgeprogrammeerd, maar door een speling van
het lot een ander een televisie had gekregen. Wat een commotie, wat een
verstoring van de perfect door Post en de Japanse sponsor georganiseerde
ceremonie! Post was des duivels, Post werd gek. Hoe had die verdomde,
altijd kritische journalist die hij nu eindelijk met een list voor zich
had kunnen winnen, het klaargespeeld zijn plan in de war te schoppen?
Post had een nederlaag geleden.
Peter Post kon niet tegen verlies. Hij was een winnaar. Hij was als
wielrenner de keizer van de zesdaagsen geweest en had Parijs-Roubaix in
recordtijd gewonnen. Sla zijn successen als ploegleider van Raleigh en
later Panasonic er op na. Wat heeft de ploeg-Post niet gewonnen?! Raas,
Knetemann, Lubberding, Kuiper, Karstens, Winnen, Zoetemelk, Thurau,
Planckaert, Vanderaerden, Leo en Teun van Vliet, Oosterbosch en nog vele
anderen. Dankzij Post beleefden we in de jaren zeventig en tachtig
gouden tijden, mooie Hollandse wielertijden die nooit meer terugkomen.
Zijn perfecte organisatie, zijn regime, zijn wil om altijd te winnen.
Met minder nam hij geen genoegen. Winnen moest, elke dag. 'Wij' moeten
winnen, zei hij altijd - niemand reed voor zichzelf. Hij sprak geen
woord Frans, twee woorden Duits en drie woorden Engels, maar iedereen
begreep hem. Post kende zijn métier als geen ander, hij kende de
koers, hij verzamelde de beste sponsoren, de beste mécaniciens
(Jan Legrand), de beste soigneurs (Ruud Bakker) en de beste renners om
zich heen. Wie het niet naar zijn zin had, mocht vertrekken. Wie het wel
naar zijn zin had, diende zich te conformeren aan de ideologie van 'de
firma' (de sponsor), want de firma was heilig.
Peter Post was bikkelhard. Hij kritiseerde zijn renners alsof ze slaven
waren. Maar ze waren geen slaven, ze wilden het zelf. Zou hij nu
ploegleider of voetbalcoach zijn, dan wond hij zich mateloos op over het
geklaag en het gebrek aan zelfdiscipline en incasseringsvermogen van
zijn pupillen. Post (67) laat zich nauwelijks meer zien. Hij zou ziek
worden van die 'watjes' van tegenwoordig. Zo hard als hij was voor zijn
renners, zo hard was hij voor zichzelf. Post, achtste kind uit het
rooms-katholieke gezin van de Amsterdamse slager Bertus Post, vond dat
mensen alles uit zichzelf moesten halen. Zo deed hij dat zelf ook
altijd. Al als 14-jarige slagersjongen op de transportfiets door de
stad, later als beroepswielrenner: altijd rijen, rijen, rijen.
Post wist hoe je moest winnen. Hard en slim zijn, onderhandelen,
prepareren dankzij de laatste medische middelen en willen winnen.
Iedereen voelde zich aangetrokken tot het systeem-Post.
Post was een jongen van de straat. Soms was ik bang voor hem, zo'n
grote, brullende man. Maar ik bewonderde hem. Ik zag hem in modieuze
kostuums en schoeisel, als een man van de wereld. Nu is het stil rondom
de man die de wielersport onder de mensen bracht. Hij is nu adviseur
voor de ploeg van Farm Frites, de ploeg van zijn oude pupil Hanegraaf.
Verder horen we niets. Hij heeft zich afgewend van de verwende
topsporters van nu. Hopelijk heeft hij eindelijk rust gevonden. Het
wordt tijd om hem te eren als de grootste. Wanneer we Johan Cruijff
aanbidden, waarom dan niet Peter Post?