Eddie Pelle:
De verzelfstandiging van de NS jaagt veel reizigers de trein uit
Na verzelfstandiging van de Nederlandse Spoorwegen wordt het met
het treinverkeer allemaal beter, beloven de NS. Maar is dat wel zo? E.S.
Pelle heeft er een hard hoofd in. De Tweede Kamer moet beter opkomen
voor de belangen van reizigers en openbaar vervoer.
Als het parlement er mee akkoord gaat, dan wordt NS een
zelfstandige onderneming, dus los van de overheid', zo roept het
spoorwegbedrijf hoopvol in een paginagrote advertentie. De nieuwste
campagne wil duidelijk maken dat van een zelfstandige NS iedereen beter
wordt: de reizigers, de NS zelf en de overheid.
De campagne lijkt daarmee niet zozeer gericht op de klanten, maar op de
politiek. De Tweede Kamer moet namelijk nog instemmen met het
overgangscontract dat de NS en het ministerie van verkeer en waterstaat
hebben afgesloten. Momenteel wordt dit contract in opdracht van de Kamer
onderzocht, waarbij het vooral gaat om de financiële aspecten. Maar
het overgangscontract roept meer twijfels op. De belangen van overheid
en reizigers worden in het overgangscontract nauwelijks beschermd.
Stel, de NS zijn geheel zelfstandig en kunnen zonder overheidsbemoeienis
een strategie uitzetten. Wat zal het bedrijf dan gaan doen? In de
advertenties stellen de NS dat ze maar één doel heeft:
méér mensen in de trein. Dat nu lijkt zeer
onwaarschijnlijk. Niet iedere reiziger is immers commercieel even
interessant.
Als onderneming zullen de spoorwegen zich met name richten op vervoer
met een gunstige verhouding tussen kosten en opbrengsten, zoals dat van
lange-afstandsreizigers buiten de spitsuren. Voor reizigers die hoge
kosten met zich mee brengen (forensen op de korte afstand in de spits,
reizigers naar kleine stations langs nevenlijnen, maar ook bijvoorbeeld
invaliden) zal een zelfstandig spoorwegbedrijf zich veel minder willen
inspannen.
Uit recente wijzigingen van de dienstregeling (denk aan Hilversum en
Driebergen/Zeist) blijkt al enigszins welk beleid de NS zullen gaan
voeren: meer snelheid voor de lange-afstandsreiziger, maar een slechtere
dienstverlening op de korte afstand in de Randstad en minder treinen in
de vroege en late uren. Voor de toekomst is ook een flinke
tariefsverhoging voor (korte-afstand) spitsreizigers aantrekkelijk voor
NS. Immers, voor zover dit leidt tot minder reizigers betekent dit niet
alleen minder opbrengsten, maar ook lagere kosten. Dit betekent dat vele
reizigers er niet op vooruit gaan, met de verzelfstandiging van de NS.
Maar ook voor de rijksoverheid kan dit beleid ongewenste gevolgen
hebben. Openbaar vervoer is immers niet alleen een marktgoed, het heeft
ook een publieke functie. Juist verbetering van het openbaar vervoer in
de spitsuren en rond de steden is noodzakelijk om files op te lossen en
op de wegen meer ruimte voor het zakelijk verkeer te scheppen. Sluiting
van nevenlijnen kan een beletsel vormen voor regionale ontwikkeling.
Verlaging van de frequentie in de stille uren zal de mobiliteit van
mensen zonder auto aantasten, en leiden tot stijging van het autobezit.
De vraag wordt dan of de afspraken die in het overgangscontract zijn
vastgelegd, in staat zijn deze ongewenste gevolgen te voorkomen.
Denkbaar is bijvoorbeeld dat de NS ook na verzelfstandiging niet mogen
doen en laten wat ze willen, maar zich moeten houden aan afspraken en
regels over de dienstverlening. Dit blijkt nauwelijks het geval. De
belangrijkste bepaling hierover heeft betrekking op het totale
voorzieningenniveau, en geeft de NS dus alle kans om reizigerswinst op
de ene deelmarkt te gebruiken om elders het aantal treinen terug te
brengen. Sterker nog, zelfs als het niet mocht lukken om reizigers te
winnen kan men dit beleid voeren omdat het totale aantal railkilometers
tot 2000 met 15 procent mag dalen!
De bepaling omtrent het aantal stations dat bediend moet blijven, is
boterzacht. Ten eerste omdat 'zeer kleine' stations hiervan uitgezonderd
zijn, maar het begrip 'zeer klein' niet is gedefinieerd. Ten tweede
omdat het niveau van de bediening niet is vastgelegd. Wordt dit een maal
per uur of een maal per dag? Bij het tariefbeleid ontbreekt zelfs iedere
beperking; bij het differentiëren van bij voorbeeld spits- en
daltarieven worden de NS geheel vrij.
In het overgangscontract wordt ervan uitgegaan dat de mogelijke
ongewenste gevolgen van verzelfstandiging voor het voorzieningenniveau
kunnen worden opgevangen doordat de rijksoverheid diensten bij de NS
gaat inkopen. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar is, 80 miljoen gulden
tot 2000, is echter fors minder dan de huidige subsidie. Dit roept de
vraag op welke onrendabele diensten hiermee bekostigd kunnen worden en
welke niet. Dat de zaak 'financieel gezond' kan blijven zonder het
afschaffen van treinen of het sluiten van lijnen, lijkt wel zeer
onwaarschijnlijk.
Een tweede probleem doet zich voor bij de onderhandelingen over deze
contractering. Zolang de NS het enige spoorwegbedrijf in Nederland zijn,
heeft het bedrijf een zeer sterke positie in de onderhandelingen met de
rijksoverheid. Volgens het overgangscontract moet een 'onafhankelijke
derde' er voor zorgen dat de partijen een redelijke prijs voor de
dienstverlening overeenkomen, maar de ervaring met het totstandkomen van
het onderhevige contract leert dat de onderhandelingen moeizaam, en
vooral langdurig kunnen zijn. En wie belet de NS om ondertussen de
treindienst alvast stil te leggen? Over dit aspect zal het onderzoek van
de Kamer wellicht duidelijkheid gaan bieden.
Hierboven zijn enkele mogelijke, ongunstige gevolgen van de
verzelfstandiging van de NS beschreven. Natuurlijk hoeft het niet mis te
gaan. Het lijdt geen twijfel dat zowel de NS als de rijksoverheid, zoals
zij zelf zeggen, streven naar groei en verbetering van de kwaliteit van
het reizigersvervoer per spoor.
Vaak zal dat ook lukken - er zijn ook goede dienstregelingwijzigingen
geweest. Wanneer zodoende de kwaliteit van de trein verbetert en er meer
reizigers komen, zal niemand de behoefte voelen een beroep te doen op
bijvoorbeeld de bepaling over het minimumaantal railkilometers dat in
het overgangscontract is afgesproken.
Een contract echter is juist bedoeld om een oplossing te bieden voor de
belangentegenstelling die aan het licht komt als de omstandigheden
minder gunstig zijn dan tevoren door iedereen verwacht, en gewenst werd.
Op de gevolgen in deze, meest ongunstige situatie moet een contract
beoordeeld worden. En dan blijkt het allerminst zeker dat de
verzelfstandiging van de NS ook gunstig is voor de rijksoverheid en voor
de reizigers.
Het is te hopen dat de Tweede Kamer aan de verzelfstandiging de
voorwaarde stelt dat het openbaar vervoer er in geen geval slechter van
mag worden. De gehele operatie is immers juist in gang gezet om het
vervoer per trein te verbeteren! Dat betekent dat meer bepalingen over
het voorzieningenniveau in het contract moeten worden opgenomen.
Het betekent óók dat de positie van de consumenten moet
worden beschermd. Omdat veel reizigers geen alternatief hebben, zijn de
NS tegenover hen een monopolist. Dat maakt consumentenbescherming nodig.
Momenteel laat het ministerie van verkeer en waterstaat onderzoek
verrichten naar de mogelijkheden hiervoor. Door een overeenkomst met de
NS af te sluiten waarin hierover geen afspraken zijn opgenomen, wordt
het moeilijk om in een later stadium hiervoor medewerking van het
spoorwegbedrijf te verkrijgen. Een gedegen invloed van de consumenten is
echter nodig, om een tegenwicht te bieden aan de hierboven beschreven
strategie, uitsluitend gericht op de commercieel interessante reizigers.
Eddie Pelle is beleidsmedewerker bij de Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (Rover) te Amersfoort.