Overzicht eerdere afleveringen
WINKELS
ELEKTRONISCH WINKELEN
WINKELCENTRUM
FEITEN
|
Het gedroomde hart
John Kroon
Het ideale winkelcentrum omvat een aantrekkelijke mengeling van
detailhandel, diensten en ambachten. Daar komt het in de praktijk zelden
van. Een pleidooi voor creatieve vernieuwing.
DE WINKELS ZIJN op hol geslagen. Stonden ze vroeger in een straat of
rondom een plein overzichtelijk bijeen, tegenwoordig kan de consument
voor zijn inkopen ook terecht op het station, in het ziekenhuis en in
het museum. Of hij blijft teleshoppend thuis, achter de
computer, dan wel bij tv en telefoon. De klant is een koning geworden
die zijn rijk voor het uitkiezen heeft.
Hebben winkels, in het bijzonder winkelcentra, eigenlijk nog wel
toekomst? Hoe meer zij te missen zijn als schakel tussen producent en
koper, hoe meer hun voortbestaan op het spel staat. Het is de vraag of
detaillisten, projectontwikkelaars en gemeentebesturen voldoende van dat
besef zijn doordrongen. De inflexibel opgezette winkelcentra vormen
nogal eens het bewijs van de traditionele opvattingen in die kringen.
Een supermarkt moet erin en nog enkele winkels in de voedingssector.
Overwegend detailhandel, een beetje dienstverlening en verder zien we
wel. Dat de nieuwbouwwijk eromheen onherroepelijk zal vergrijzen en dus
een veranderend koopgedrag zal vertonen, is een zorg voor later.
Soms zijn er signalen die erop duiden dat neringdoenden oog hebben
voor de veranderende tijden. Albert Heijn, marktleider in zijn branche,
is in Haarlem aan het experimenteren geslagen. De 25 jaar oude vestiging
op het Soendaplein heeft dit jaar een gedaantewisseling ondergaan. De
klant moet het gevoel krijgen dat hij er niet alleen zijn geld kan
besteden, maar zich ook kan laten verwennen. In het hart van de winkel
is een cirkelvorming pleintje (L'Avonture geheten) , waar de
consument brood, banket en delicatessen kan kopen, maar er ook zijn
eigen maaltijden, inheems of exotisch, kan samenstellen en gebruiken.
Hij kan er ook gewoon koffie drinken. Regelmatig wordt het plein,
waarlangs een tribune staat, gebruikt om klanten kookles te geven en hun
te leren hoe ze de nieuwste recepten kunnen toepassen.
De indeling van de supermarkt is zodanig dat de klok te volgen is:
artikelen die horen bij de ontbijturen staan bij elkaar, wat bij de lunch
past eveneens, enzovoorts. Langs twee zijden loopt de "voordeelstraat':
sober ingericht biedt zij de klanten de mogelijkheid langs de koopjes
van de week te wandelen. Bijna in contrast daarmee staat de computer die
de eigentijdse consument de mogelijkheid geeft even op Internet te
surfen. Kleine kinderen kunnen terecht in een aparte speelhoek. Kortom:
voor deze mixture van mogelijkheden is de term grootgrutter niet meer
adequaat.
Verregaande functiemenging is hier doorgevoerd, maar niettemin
kan ook de haastige consument het overzicht behouden, door de logica van
de indeling, gericht op de klant die zekerheden zoekt. En voor het
overige kan hij terecht bij een informatiebalie naast de kassa's.
Wat een supermarkt in het klein kan doen, kan een winkelcentrum in
het groot proberen. Maar de kans dat zo'n poging wordt gedaan, is klein.
,,In de detailhandel is weinig ruimte voor echte creativiteit en
vernieuwing. Men kiest voor zekerheid'', zegt ir. J. Haringsma, directeur
afdeling ruimtelijke-economische advisering van het Instituut voor het
Midden- en Kleinbedrijf, IMK. ,,Er is in de detailhandel veel
gepapegaai, ook al is het de meest grote onzin. Als de detailhandel niet
op de echte trends inspeelt, is het volgens mij de dood in de pot.''
Het zijn geharnaste woorden voor iemand die de detaillisten toch mede
tot zìjn koningen moet rekenen. Het IMK is een advies- en
voorlichtingsorganisatie voor ondernemers in het midden- en kleinbedrijf,
dat indertijd mede op initiatief van het ministerie van Economische
Zaken tot stand kwam.
Haringsma en IMK-medewerker drs. P. Klok (hoofd documentatie)
trachtten onlangs de discussie over winkelcentra vitaliteit in te blazen
door hun gedachten te ontvouwen over het "gedroomde winkelcentrum'. In
het blad Vastgoedmarkt voerden zij de grillige, grazende
momentconsument op, die overigens toch niet meer dan twee of drie
verschillende winkelcentra per jaar bezoekt _ zo wees onderzoek uit. Het
is de consument die van zekerheid houdt, maar ook af en toe verrast wil
worden.
Het gedroomde winkelcentrum wordt niet gehinderd door planologische
bezwaren, dogmatische concepten of politici die barricades opwerken om
hun "recreatieve binnenstad' te beschermen. Het gedroomde winkelcentrum
is geen ontwerp of een maquette. Het is de weerspiegeling van een
gedachtengang. Een afrekening met de opvatting dat je winkels voor
fun hebt en andere winkels voor run . ,,Want dat
onderscheid is lariekoek'', zegt Haringsma. Er zijn wel andere
aanwijzingen _ zoals tanende omzetcijfers _ die duiden op de noodzaak
tot vernieuwing.
In de ideeën voor het gedroomde winkelhart gaat het niet om
bijzondere architectuur of de keuze voor een luxueuze uitvoering, het
upgraden , zoals dat in jargon wordt genoemd. Functiemenging en
horizontale samenwerking tussen de detaillisten, desnoods
autoritair afgedwongen, zijn wel de trefwoorden. Net als overigens het
behoud van het bestaande dat goed is. Klachten over de
verblokkerisering en de pizzaficatie ten spijt kan geen
winkelcentrum zonder zijn trekkers die voor herkenbaarheid zorgen en er
de loop in brengen.
De functiemenging bestaat uit meer dan een breed,
branche-overschrijdend assortiment. Functiemenging in het gedroomde
winkelcentrum is vooral een symbiose van detailhandel, horeca,
dienstverlening en ambachtelijke werkzaamheden.
Daarvan zijn, om de gedachten te bepalen, praktische voorbeelden te
geven. De kleermaker in een modewinkel, al was het maar om de
broekspijpen binnen een half uur op de juiste maat te krijgen, maar ook
kan de koper er zijn T-shirts laten bedrukken. In de doe-het-zelfzaak
kan de klant planken niet alleen op maat laten zagen, maar ook voor
andere karweitjes is daar een klussendienst waarop hij een beroep kan
doen. In het café is kinderopvang, de fietsenwinkel verhuurt ook
fietsen, de foto- en videozaak doet aan portretfotografie. In de
meubelzaak zitten een pottenbakker en een glasblazer die voor de
aanvullende woonaccessoires kunnen zorgen.
Het ideale winkelcentrum speelt zo in op de trend dat de consument
maatwerk wenst en dat de detailhandel niet ontkomt aan
vervlechting . Dus: eten in de supermarkt,
koffiedrinken in het reisbureau.
De vraag is hooguit hoe ver functiemenging kan gaan. Soms heel ver. In
Santa Monica (Californië) heeft een advocaat zich in een café
gevestigd en er inmiddels hulpkrachten bij moeten nemen. Bij de Franse
kapper Jacques Carrié kan de klant zich niet alleen laten
knippen, maar hij kan er binnen een uur ook lunchen.
Een dergelijke aanpak vergt een ander type detaillist dan we nu veelal
kennen _ die met een blik zo breed als zijn eigen winkelruit. De onwil
tot onderlinge samenwerking van de deelnemende winkeliers heeft ertoe
geleid dat de zogenoemde middenstandswarenhuizen die in de jaren
zeventig ontstonden, in de meeste gevallen het loodje hebben gelegd.
Zelfstandige winkeliers vestigden zich gezamenlijk in één
gebouw, het middenstandswarenhuis. Het gebrek aan samenhang bleek
evenwel op den duur funest te zijn.
Maar er zijn enkele leerzame uitzonderingen, zoals het warenhuis
Vanderveen in Assen. Over 13.000 vierkante meter verspreid zijn in dit
complex ruim zestig winkels gevestigd die, met behoud van hun
identiteit, gemeenschappelijk naar buiten treden. Een kapper, een
reisbureau en een bank zorgen er voor de dienstverlening, maar er is ook
afwisselend plaats voor ideële organisaties als Unicef of het Rode
Kruis.
Het concept van het middenstandswarenhuis is wellicht toe te passen op
het winkelcentrum als geheel. Denkbaar is een systeem waarbij
franchisegevers van min of meer verwante winkelformules bekijken of ze
als groep gemeenschappelijk naar buiten kunnen treden. Aan de andere
kant staat dan één franchisenemer die diverse formules
(winkelketens als ETOS, M & S) in een centrum verzamelt. De
franchisenemer is een krachtige manager die met de bedrijfsleiders in de
verschillende winkels hùn formule bewaakt. De winkelier is hier in
dienst van het grote geheel. Dat is even slikken in middenstandskringen.
Maar iets dergelijks komt voor, bijvoorbeeld in het Venlose
winkelcentrum De Gelderse Tweepoort.
De mogelijke kostenbesparing bij deze constructie zijn aanlokkelijk.
Een gezamenlijke verwarmingsinstallatie, magazijn en kantine, niet meer
een eigen toilet voor elke winkel, kortom: een flinke winst aan ruimte
die anders niet aan de verkoop en dus slechts onrendabel kan worden
besteed. Verregaande samenwerking biedt ook de mogelijkheid tot een
flexibele inzet van personeel.
In dit ideale winkelcentrum is natuurlijk ook over de logica van de
indeling nagedacht. Dus staan speciaalzaken die zich richten op bepaalde
consumentengroepen, bijvoorbeeld de jeugd, naast elkaar. En als we dan
toch aan het integreren zijn, is de volgende stap niet zo moeilijk meer:
sloop de tussenmuren tussen de winkels. Die zijn toch nergens voor
nodig? Dan nog iets: als kralenrijgers en andere alternatieve
neringdoenden tot de charme van de binnenstad behoren, waarom zouden ze
niet ook een hoek in het winkelcentrum kunnen hebben?
In het ideale winkelcentrum gaat winkelen weer om het winkelen zelf,
in de brede zin van het woord. Een dixielandband of een clown moeten
niet nodig zijn om het publiek te verlokken. Al kan het altijd nog
gekker: de Amerikaanse supermarkt Kroger zorgt van tijd tot tijd voor
een kunstmatige onweersbui boven zijn groente-afdeling.
Er zijn aanwijzingen dat consumenten genoeg hebben van al te
protserige winkelboulevards en -centra. In Californië is de
anti-mall beweging ontstaan. Representatief daarvoor is the
Lab in Casta Mesa. Een winkelcentrum dat een pleidooi is voor
eenvoud. Zestien winkels staan er in een oude fabriek bijeen, met in het
centrum (de "Huiskamer') een groente- en kruidentuin, oude sofa's en een
poolbiljart. De winkels mikken op de jeugd en hebben een aanbod van
surfartikelen tot alternatieve cd's.
Flexibiliteit is het kernwoord en dus is er geen plaats voor fraai,
maar moeilijk te verwijderen marmer. Integendeel, The Lab, waar de omzet
binnen drie jaar bijna is verdubbeld, manifesteert zich als een visueel
protest tegen het gelikte winkelcentrum. De deuren en ramen zijn
hergebruikt. De klanten kunnen er scherven kopen om een mozaïek in
een gemeenschappelijke muur aan te brengen en daarbij ook nog het
prettige gevoel krijgen dat de opbrengst voor een goed doel is.
Onderzoeker Klop van het IMK signaleert de behoefte dat de consument
terug wil naar de basis: winkelen moet zowel zekerheden als verrassingen
bieden. Het winkelcentrum moet erin slagen dat het in "het loopje' van
de potentiële klant komt te liggen. Een eigen loopje hebben bijna
alle bezoekers van de winkelgebieden in de binnensteden; de uitdaging
voor winkelcentra is de charme van de binnenstad, althans iets daarvan,
binnen zijn muren te krijgen.
Klop is niet erg optimistisch over de kans dat het gedroomde
winkelcentrum realiteit wordt. Hij kent zijn pappenheimers
,,Projectontwikkelaars en beleggers zullen waarschijnlijk zeggen: tja,
die theorieën over functiemenging zijn wel aardig, maar er moet
brood op de plank komen. Oké, dan moeten ze maar lekker de
gebaande paden blijven nemen.''
|
NRC Webpagina's
12 december 1996
|