U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Profiel - Vluchtelingen NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


VLUCHTELINGEN
VOORSPELLEN EN VOORKOMEN
DEFINITIE EN CIJFERS
HULPVERLENING
POLITIEK
AFRIKA
JOEGOSLVIË
AFGHANEN
PALESTIJNEN
UNHCR
Publiciteit drijft de moderne heiligen

Omwille van de medemens wagen allerlei organisaties zich in noodgebieden. Ook de gunst van donateurs speelt soms mee.

Chris van de Wetering

HET WAS JACQUES DE MILLIANO die de buitenwacht onbedoeld op een idee bracht. De voormalige voorzitter van Artsen zonder Grenzen kwam ten tijde van de Rwanda-crisis in 1994 met dramatische cijfers. In het toenmalige Oost-Zaïre zouden zich 1,2 miljoen vluchtelingen bevinden, die wegens de gesloten grens met Rwanda verstoken waren van iedere hulp. Een cholera-epidemie zou bovendien dagelijks zeker 1.200 doden eisen en dat zou in een maand op kunnen lopen tot schrikbarende dodenaantallen, misschien wel tot honderdduizend doden, aldus De Milliano.

Deze schatting, die door de verzamelde wereldpers gretig in de notitieblokjes werd opgetekend, bleek achteraf schromelijk overdreven en De Milliano moest harde verwijten incasseren. Hij had zich schuldig gemaakt aan 'humanitair bedrog', werd gezegd. De misère in de Oost-Zaïrese kampen had hij volgens critici aangedikt om donateurs tot grotere vrijgevigheid te bewegen. De Milliano zelf heeft altijd ontkend dat economische motieven hem hadden beïnvloed.

Niettemin lag voor het eerst een hulporganisatie in Nederland zwaar onder vuur. De kwestie wierp een geheel nieuw licht op de noodhulpverlening. Golden de vluchtelingenwerkers voordien als een soort moderne heiligen die zich omwille van de gevluchte medemens en niet zelden met gevaar voor eigen leven op oorlogs- en in rampgebieden waagden, de uitspraken van De Milliano en collegae in Rwanda De Milliano was niet de enige die overdreef om giften los te krijgen brachten zicht op een andere, menselijkere werkelijkheid, die van onderlinge wedijver van hulporganisaties en hun afhankelijkheid van fondsen.

De goede waarnemer had dat trouwens al veel eerder kunnen zien. Waar anders dienen de opzichtige logo's, T-shirts en het vlagvertoon voor, als deze niet bedoeld zouden zijn om de bekendheid van de charitatieve instelling te vergroten bij de televisiekijkende donateur? De Europese Unie (EU) is daarin trouwens kampioen. Organisaties die voor de EU werken, moeten duidelijk zichtbaar een blauwe vlag met gele sterren voeren van een bepaald formaat, waarvoor in de begroting geld is gereserveerd.

Volgens Ed Schenkenberg, directeur van de International Council of Voluntary Agencies in Genève, waren er rond het Oost-Zaïrese Goma vooral veel te veel hulporganisaties van onduidelijke signatuur. "Je ziet wel vaker in grootschalige crisisgebieden waar ineens grote sommen geld loskomen, zoals hier het geval was, dat zich plotseling allerlei organisaties melden die een graantje mee willen pikken. Alleen al in Kigali zaten tweehonderd hulporganisaties. En in Goma doken onduidelijke clubs op, zoals het Amerikaanse Operation Blessing, dat als eerste werk een vijf meter hoog kruis optrok. En ook was er een Duitse organisatie, die elke dag tweehonderd dokters en verpleegkundigen stuurde, die zonder enige ervaring met vluchtelingen en bij wijze van spreken zonder dokterstas in de vluchtelingenkampen arriveerden.''

Deense documentairemakers plaatsten een camera op een rotonde in Kigali en filmden een dag lang de vele witte jeeps met vierwielaandrijving die talloze malen voorbij kwamen rijden. Dat deed vragen rijzen: reden de organisaties alleen maar rondjes, werden de gelden wel effectief besteed of liepen al die hulpverleners elkaar voortdurend voor de voeten?

De overmacht van hulporganisaties was volgens Schenkenberg extra wrang, omdat de hulporganisaties afwezig waren geweest tijdens de genocide in 1994. "Dat werd te gevaarlijk geacht. Toen vervolgens de vluchtelingen, onder wie de massamoordenaars, naar Tanzania en Oost-Zaïre uitweken, stroomden de hulporganisaties toe. De milities en de ex-Rwandese regeringssoldaten konden zo op kosten van de hulporganisaties een nieuwe oorlog voorbereiden.''

Competitie was er ook in Kosovo. Schenkenberg: "Vóór de NAVO-bombardementen waren er misschien twintig hulporganisaties. Tijdens de bombardementen, toen de vluchtelingen naar Macedonië en Albanië vluchtten, zaten er honderden en na de terugkeer van de vluchtelingen werden in Pristina bijna 350 instellingen geteld. Terwijl op dat moment in Servië de nood het hoogst was, maar die bestemming was impopulair bij donateurs en donorlanden wegens Milosevi´c die nog in het zadel zat.''

Ook directeur Klaas Keuning van Stichting Vluchteling bespeurt beweging in het hulpverlenersveld die gestuurd lijkt door de fondsen. "Na de Dayton-akkoorden zag je een wedloop van hulporganisaties die mee wilden werken bij de wederopbouw in de Balkan. Toen de bronnen opdroogden Bosnië en Kosovo zijn al een tijdje uit het nieuws moesten de organisaties inkrimpen en zag je ze weer een voor een vertrekken.''

In Albanië zag hij twee jaar geleden de meest luxueuze tentenkampen verrijzen, soms op plekken die ver verwijderd lagen van de Kosovaarse grens waar de etnische Albanezen het land binnenkwamen, terwijl in onherbergzame gebieden nergens opvang was te bekennen. Volgens Keuning schoot de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, verantwoordelijk voor de coördinatie van de hulp, ernstig tekort, met als gevolg dat landen en troepeneenheden van de NAVO tegen elkaar op gingen bieden met eigen kampen, die her en der werden neergezet. Keuning: "De Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) hadden net een inzamelingsactie georganiseerd. De hele wereld stond mee te kijken. Ik denk dat elk land wilde laten zien dat het iets extra's deed. Nederland had een kamp in het zuiden. Daar is bijna geen mens gekomen.''

De kritiek liet de hulporganisaties niet onberoerd. De UNHCR liet bijvoorbeeld naar aanleiding van Kosovo voor het eerst een onafhankelijk en openbaar rapport opstellen, waarin de VN-vluchtelingenorganisatie zwaar werd bekritiseerd. Andere hulporganisaties, waaronder het internationale Rode Kruis en Care International onderzochten de mogelijkheid van zelfregulering door de sector via de instelling van een ombudsman, die de kwaliteit van de hulpverlening zou moeten bewaken. Welke taken en bevoegdheden deze ombudsman zal krijgen staat nog volop ter discussie. Wel mag voorzichtig geconcludeerd worden dat met deze ombudsman een eerste stap is gezet naar een kwaliteitssysteem voor de hulpverlening.

NRC Webpagina's
15 maart 2001

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad