NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 




Overzicht eerdere
afleveringen


 VERKIEZINGEN
 PVDA
 VVD
 CDA
 D66
 GROEN LINKS
 OVERIGE PARTIJEN
 FORMATIES
 FORMATIE IN HET VERLEDEN
 BOEKEN

Verkiezingssite

Formeren, een zonderling evenement

J.M. Bik
Elke kabinetsformatie kent haar eigen geschie- denis. Lessen uit het verleden.

W6-lijsttrekker Els Borst jongstleden zondag in Maastricht, ter afsluiting van de verkiezingscampagne van haar partij? Dat zij, net als PvdA en VVD, voortzetting van de paarse coalitie wenst. De campagne mocht bij zoveel ,,politieke duidelijkheid'' saai zijn, een voordeel is dat de kabinetsformatie kort zou kunnen zijn, zo kon de conclusie wezen.

Wat zei zij nog meer? ,,De makke van de campagne is geweest dat het snel een big match werd tussen Kok en Bolkestein. Daar hebben we ten principale bezwaar tegen. We willen geen Angelsaksisch systeem met twee dominante partijen. Dat willen de kiezers ook helemaal niet. Die willen meer evenwicht. Dat is echt het beste.''

Geen Angelsaksisch systeem, geen dominante partijen - is het werkelijk? Ja, is dat zelfs ,,het beste''?

De opvolgster van Hans van Mierlo gooit - zo'n 32 jaar na de oprichting van D'66 - min of meer achteloos de geboortepapieren van haar partij overboord. Die partij was immers opgericht om zoiets als de door Els Borst gekritiseerde toestand te laten ontstaan, namelijk: meer ,,politieke duidelijkheid'' scheppen door de kiezers vooraf een beslissende invloed te geven op de vorming van een nieuw kabinet. Bijvoorbeeld door het landelijke systeem van evenredige vertegenwoordiging te vervangen door een districtenstelsel: wie de meeste stemmen haalt, wint het district. En door een gekozen premier: de leider van de grootste partij of grootste partijencombinatie wordt premier, zodat de kiezer zou weten wat er in korte kabinetsformaties met zijn stem zou gebeuren.

In termen van heden: Kok tegen Bolkestein dus, als het ware. De nieuwe duidelijkheid die er mede dankzij D66 in paarse kleur is gekomen, biedt zelfs nog méér: Kok én Bolkestein.

Nogmaals dertig jaar terug. Nederland ontzuilde en begon politiek heftig te deconfessionaliseren. Grote groepen burgers kregen emancipatiekansen waarvan hun ouders nooit hadden gedroomd. De wederopbouw had het land weer aardig op de been gebracht. Bovendien bleek Nederland plotseling over een enorme aardgasbel te beschikken.

In oktober 1966 was het centrum-linkse kabinet-Cals/Vondeling (KVP/PvdA) in de Tweede Kamer gevallen over een motie van KVP-fractieleider Norbert Schmelzer. Nu waren er wel vaker kabinetten voortijdig gesneuveld, maar niet, zoals in 1966, terwijl veel landgenoten op de televisie in de lange 'Nacht van Schmelzer' toekeken.

Zo werd de KVP-fractieleider ('gladde tekkel') het vleesgeworden symbool van politieke onduidelijkheid. Of, preciezer: hij werd symbool van de onduidelijkheid van de confessionele partijen, die voor verkiezingen nooit zeiden of zij met links of met rechts wilden regeren. Inmiddels waren links (PvdA) en rechts (VVD) elkaar van samenwerking gaan uitsluiten, waarmee zij de confessionelen tot zo'n keuze wilden dwingen, maar tegelijkertijd hun onmisbaarheid bij coalitievorming. Dat gegeven zou feitelijk tot de jaren negentig de formaties blijven beheersen.

In voor-paarse tijden, voordat in 1994 uit gemeenschappelijke afkeer van het CDA het huidige drie-partijenkabinet ontstond, bracht het evenredige parlementaire kiesstelsel in een land van minderheden vaak lange en/of moeilijke kabinetsformaties met zich mee. Partijen moeten zich voor de verkiezingsdag van elkaar onderscheiden. Ze moeten zich 'profileren'. Maar daarna zijn er tussen partijen altijd coalities en dus compromissen nodig om een meerderheidskabinet te vormen. Dan moet er water bij de wijn. De vijand van gisteren moet regeringspartner worden. Dat kost tijd en doet behoorlijk pijn - liefst zichtbaar, anders voelt de kiezer zich beduveld. Alleen al in die zin mogen kabinetsformaties met recht ,,lichtelijk zonderlinge evenementen'' heten, zoals J.Th.J. van den Berg ooit schreef.

Tot midden jaren zestig waren kabinetsformaties het exclusieve spel van een kleine groep politici, die over een min of meer vaste, levensbeschouwelijk-georiënteerde aanhang beschikte. Zij konden - met publiek en journalistiek op een beleefde afstand en zonder visuele media - onderling zaken doen. Akkoorden 'op hoofdlijnen' waren voldoende. Wat niet betekende dat formaties destijds altijd makkelijker waren of sneller gingen. Toen gold bijvoorbeeld ook al dat wie ,,te veel'' won, door de aspirant-partner zwaar op de proef werd gesteld. Dat gebeurde bijvoorbeeld met de PvdA van Drees in 1956 (van 28,9 naar 32,7 procent). Het duurde 121 dagen voordat Drees' vierde kabinet kon aantreden, destijds een record, door duchtig tegenspel van de KVP van Romme en Beel.

In de jaren zestig rukten de media op. De ontzuiling, ook in de media, deed zich gelden. De lezende en kijkende kiezer was ,,anders'' geworden en kwam ook nog eens dichterbij. De wereld en het politieke bestuur werden bovendien ingewikkelder, zodat de behoefte aan preciezere programmatische afspraken in de formaties ook groter werd. In 1963 bijvoorbeeld moest Romme eerst 'bouwstenen' (38 stuks) en Beel vervolgens een tamelijk gedetailleerd regeerakkoord maken voor het kabinet-Marijnen kon beginnen. Dat kabinet sneuvelde desondanks na twee jaar op de omroepwetgeving, want daarover hadden Beel en Romme geen passende afspraken weten te bedenken.

In 1967, na de kabinetjes-Cals en -Zijlstra, mocht de jonge ARP-leider Barend Biesheuvel een centrum-rechtse regeringsploeg maken. Maar hij was zó ontevreden over de kwaliteit van enkele voorgestelde KVP-ministers dat hij voor de eer bedankte. De KVP schoof Piet de Jong als premier naar voren, een gewezen duikbootcommandant die het - kalmpjes, met werkdagen die altijd om te 17.15 uur eindigen - vier jaar volhield.

In 1971 kwam Barend Biesheuvel alsnog aan de macht. Als ARP-leider had hij zijn centrum-rechtse kabinet al voor de verkiezingen in een Londens hotel in elkaar gezet met de collega's van KVP, CHU en VVD: Schmelzer, Mellema en Geertsema. Maar de kiezer werkte niet mee. Voor een meerderheid bleek Biesheuvel de nieuwe partij DS'70, een afsplitsing van de PvdA onder leiding van W. Drees jr. (alias 'de lachende vulpen'), nodig te hebben. Maar al na ruim een jaar bezweek het kabinet van 'Barend de Geweldige' aan een interne ontploffing.

Het land van de minderheden kreeg in mei 1973 het kabinet-Den Uyl, na een buitengewoon spannende, lange en boeiende formatie. Het was het kabinet dat volgens zijn aanhangers ,,de verbeelding aan de macht'' zou brengen en dat trouwens ook letterlijk deed. Want Den Uyl en zijn PvdA en haar progressieve partners D'66 en PPR waren in november '72, hoewel ook samen een minderheid, niettemin voor de kiezers getreden met een ,,ononderhandelbaar'' programma: Keerpunt. Hetgeen betekende dat zij in de kabinetsformatie onder leiding van Jaap Burger regeringspartners moesten zien te vinden die voor een breed parlementair kussen konden zorgen, maar liefst zonder zichtbaar in hetzelfde bed te liggen. Dat werd een fantastische formatie, een knap maar ruw kunststuk waarin de CHU buitenboord werd gezet en KVP en ARP ,,gedogenderwijs'' Den Uyl c.s. aan een meerderheid hielpen voor een kabinet sui generis. Tot in de constituerende vergadering van dat kabinet, en daarna, bleef een sfeer bestaan van wederzijdse haat. De formatie van het kabinet-Den Uyl droeg zo bij tot de latere vorming van het CDA.

Dat de ene formatie zelfs gevolgen voor de andere kan hebben, bleek in 1977. De vorming van een tweede kabinet-Den Uyl mislukte na een maandenlange worsteling over programma en zetelverdeling. Volgens progressief Nederland mislukte die formatiepoging door toedoen van een onwillige rooms-katholieke mafia, volgens anderen vooral doordat de PvdA nog steeds geen keuze wist te maken tussen samenwerking met confessionele partijen en de ambitie om zulke partijen zo snel mogelijk te elimineren. Bijvoorbeeld door, in strijd met het recht van partijen, zelf hun kandidaat-bewindslieden voor te dragen, sommige zware CDA-ministerskandidaten te wraken en anderen te omhelzen.

Zo mocht KVP'er Ruud Lubbers in '77 van de PvdA wèl tot het tweede kabinet-Den Uyl toetreden, maar volgens zijn eigen partij was hij in het eerste kabinet iets te enthousiast minister van Economische Zaken geweest. Dus kreeg Lubbers van onderhandelaar Van Agt Ontwikkelingssamenwerking aangeboden, wat hij na advies van oud-premier De Jong en tot woede van Van Agt weigerde. Van Agt besloot daarop, in grote tijdnood, partijgenoot Henk Neuman, de latere Clingendael-directeur, te bellen. Die was met de hond wandelen, maar zijn vrouw beloofde dat hij zo snel mogelijk zou reageren. Toen dat niet snel genoeg gebeurde, belde Van Agt opnieuw. Hij kreeg de mededeling dat de hond tijdens de wandeling ziek was geworden en plotseling met de aspirant-minister naar de dierenarts moest. Maar de vrouw van de aspirant mocht wèl vertellen dat haar man beschikbaar was. Zoals mevrouw Luns een formateur in de jaren zestig eens op een vergelijkbare vraag moet hebben gezegd dat haar man in bad zat en niet eruit wilde komen, maar natuurlijk wèl beschikbaar was voor een volgend ministerschap.

Soms zorgt de verkiezingsuitslag voor een kabinet dat niet kan. Zoals in 1981, toen PvdA (Den Uyl) en D'66 (Terlouw) zich tandenknarsend moesten schikken in een kortstondig 'vechtkabinet' met het CDA (Van Agt II). Dat kabinet ontplofte binnen enkele maanden en moest door twee informateurs tussentijds worden gekramd, heel bijzonder, tot het een half jaar later toch definitief de geest gaf. In '82 is de toestand van 's lands economie zó verslechterd, en het rakettendebat tussen links en rechts zó onverzoenlijk, dat de gerenommeerde compromissengoochelaar Lubbers zich als 'no nonsense'-premier ontpopte. Tot 1989 kon hij twee kabinetten met de VVD voorzitten. Voor de kabinetsformaties golden de economische feiten als beslissend, voor de twee coalitiepartijen ook. In 1986 maakten zij hun coalitie zelfs tot inzet van de verkiezingen - wat dat betreft bracht de dag van gisteren geen primeur.

In 1989 verbrak de VVD de ongemakkelijk geraakte omhelzing van het CDA, dat onder Lubbers toen de PvdA van Wim Kok in de regering haalde. Totdat, in 1994, de dagen van het CDA voorlopig waren geteld en de veelvuldige verkiezingsverliezer Wim Kok tot zijn eigen verrassing aan een nieuw paars roer kwam te staan. Waarmee opnieuw bleek dat formaties soms óók het karakter van een politieke tombola kunnen hebben.

NRC Webpagina's
7 mei 1998

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) MEI 1998