Overzicht eerdere afleveringen
SCHOOLKEUZE
WELKE SCHOOL?
TOETSEN
TIPS
GRAFIEKEN
LINKS
|
Ook een slim kind kan laag scoren
Door DIRK WOLTHEKKER
Tussen de basisschool en het voortgezet onderwijs ligt
een oerwoud van toetsen en tests. Een toets meet kennis, een test meet
inzicht.
EEN KRAP
MAVOOTJE, was het advies dat Frans (11) kreeg, nadat hij in
november een schooltest had afgelegd. ,,Ik viel gewoon van mijn stoel
toen ik het hoorde'', vertelt zijn moeder, Toos Mens uit Putten. Mens
had al langer het gevoel dat de plaatselijke Jenaplan-school voor haar
zoon niet uitdagend genoeg was. ,,En dan doet Frans niets.'' Frans had
de zogenoemde BOB-test afgelegd, Bè ta's Overgangstest naar de
Brugklas, één van de vele toetsen en tests die scholieren
in groep 8 van de basisschool kunnen maken voordat zij overgaan naar het
voortgezet onderwijs.
Zo'n 120.000 leerlingen op 5.300 basisscholen hebben deze week de
CITO-toets gemaakt. De meeste van de 60.000 leerlingen op de resterende
1.700 basisscholen krijgen een andere toets of test. ,,Een test meet
andere dingen dan specifieke kennis'', vertelt J. Plantenga, directeur
van het psychotechnisch adviesbureau dat de BOB-test heeft ontwikkeld.
,,Een test meet ook of iemand inzicht heeft in dingen die hij nooit
heeft geleerd. Toetsen richten zich primair op wat leerlingen op school
hebben geleerd. Optellen en aftrekken zijn afgebakende vaardigheden,
maar bij rekenkundige reeksen komt het bijvoorbeeld aan op analytisch
inzicht. Onze test richt zich op talent.'' Zowel potentiële VBO-
als toekomstige VWO-leerlingen hebben volgens Plantenga zoveel talent
dat ze de test kunnen maken of in ieder geval de opgaven begrijpen.
Algemeen logisch inzicht wordt gemeten, evenals rekenkundige en verbale
aanleg.
Wie de BOB-test doet, moet weten dat er in een oerwoud geen prachtige
huizen staan. Die staan namelijk aan de gracht of in een villadorp. Maar
ook moet je begrijpen dat op een stadsplattegrond soms niet te zien is
dat de ene straat langer is dan de andere of dat er soms tóch
overeenkomsten zijn tussen een cirkel en een rechthoek. Plantenga: ,,Een
test heeft een hoger abstractieniveau dan een toets. De eerste meet
potentiële kennis, de tweede aanwezige kennis. Dus wie de test
goed doet, doet het meestal ook goed in het vervolgonderwijs.''
De Jenaplanschool van Frans is het met die uitspraak van harte eens.
Schoolhoofd Marissink: "Een kind met een laag intellectueel niveau kan
toch hoge schoolprestaties leveren, wanneer het enorme ijver aan de dag
legt. Maar vroeg of laat loopt het dan toch fout.''
Toch kan ook een intelligente leerling nog wel eens laag scoren bij een
test. Frans had mogelijk zijn dag niet en bakte er niets van. Zijn
moeder: "Hij kwam zowat als de slechtste uit de bus en dat is vreemd,
want als je op zijn taalgebruik en woordenschat let, dan krijg je daar
een heel ander idee over!'' Mens liet het er niet bij zitten. Ze had
haar zoon - op eigen kosten - een tweede BOB-test kunnen laten afleggen,
maar besloot wat anders te proberen en schakelde een psycholoog in. Die
liet Frans de WISC-R-test maken, een intelligentietest die inzicht en
logisch redeneren meet en waarbij het aankomt op snelheid, accuratesse
en creativiteit. Het resultaat? "Frans heeft een intelligentieprofiel en
een IQ van 131. Zonder problemen VWO", vertelde de psycholoog zijn
moeder. En dat wilde ze precies horen. Maar nu heeft ze wel een probleem:
het schoolhoofd brengt advies uit over de middelbare school waar Frans
binnenkort naartoe kan en moet hem op die nieuwe school aanmelden. Hij
baseert zich daarbij onder meer op de uitslag van de BOB-test.
Marissink: "Voor ouders is het vaak moeilijk te accepteren dat je met
een ander advies komt dan het VWO.'' En zijn advies weegt in de regel
toch het zwaarst.
"Geen enkele test heeft een sluitende voorspellende waarde en daardoor
wordt het advies van de basisschool het zwaarst gewogen in de
beslissing", zegt H. Uiterwijk, projectleider eindtoets basisonderwijs
van het CITO. Uiterwijk: ,,Voor de waarde die je kunt hechten aan het
schooladvies met betrekking tot de voorspelbaarheid van toekomstig
schoolsucces, geef ik een acht. De waarde van intelligentietesten een
vijf à zes en onze toets een zevenenhalf.''
De toets meet schoolkennis. Je moet weten wanneer de hunebedden werden
gebouwd, je moet een postcode in Gorredijk kunnen opzoeken en kunnen
inschatten hoeveel potjes van een kwart liter bramenjam in
één pot van 8,5 liter gaan. ,,En zo willen we het houden
ook'', zegt Uiterwijk. ,,Uit onderzoek blijkt dat onze toets de beste
schoolkeuze oplevert, maar als ik morgen een intelligentietest vind die
een goede voorspelbare waarde heeft voor het succes op de
vervolgopleiding en die de kwaliteit van onze toets bovendien verbetert,
dan zou ik zo'n test wel willen.''
Maar voorlopig kopen de meeste Nederlandse basisscholen de CITO-toets
voor een aantrekkelijke prijs: rond de twintig gulden per leerling. De
toets is dan ook volledig gesubsidieerd door de overheid en dat is niet
verwonderlijk. Een woordvoerder van de Onderwijsinspectie weet te melden
dat een gestandaardiseerde vorm van toetsing de onderlinge concurrentie
tussen scholen op het gebied van toetsen kan wegnemen. De overheid wil
dat bevorderen, om te voorkomen dat scholen elkaar met peperdure toetsen
en tests de loef afsteken. In Amsterdam en Den Haag hebben de
gemeentebesturen dan ook een convenant afgesloten met de meeste
basisscholen. Die verplichten zich daardoor de leerlingen van groep 8
een CITO-toets voor te leggen. "Een belangrijk criterium voor een goede
toets is dat de uitslag in het vervolgonderwijs tot uiting komt", zegt
Uiterwijk, "en die voorspellende waarde is het hoogst als je hem op het
eind van de basisschool afneemt."
Directeur P. Maes van de Onderwijsbegeleidingsdienst in Zwolle vindt dat
klinkklare onzin. "De meeste scholen hebben tegenwoordig een
"leerling-volgsysteem", waarbij de vorderingen vanaf het tweede leerjaar
objectief en genormeerd worden gemeten. Bovendien neemt de voorspellende
waarde van de CITO-toets af naarmate leerlingen verder in het voortgezet
onderwijs zijn. Schoolse kennis van het basisonderwijs is dan ver[-]
dampt en leerlingen moeten terugvallen op intellectuele capaciteiten,
motivatie en sociale omgeving.''
Op de Geert Groote School in Amsterdam, een Vrije School, denken ze er
net zo over. Een leerling-volgsysteem vinden ze veel belangrijker dan
welke toets of test dan ook. Die vinden ze veel te cognitief. Maar een
soort toets of test, ter aanvulling van het oordeel van de leerkracht,
vinden ze wel zinvol. Een objectieve beoordeling, het zogenoemde tweede
gegeven, is overigens, naast het advies van de school, bepalend voor
toelating tot een middelbare school.
Maes ziet de tests- en toetsenmarkt snel veranderen. ,,Het wordt
maatwerk'', zegt hij. "Scholen gaan zelf hun testpakket samenstellen
door drie of vier componenten uit bestaande tests te combineren.''
Plantenga pleit daar ook voor: test èn toets, een deel voor
intelligentie en een deel voor schoolvorderingen.
Volgens onderwijskundige J. Dronkers van de Universiteit van Amsterdam
haalt 40 tot 50 procent van de leerlingen die de CITO-toets maken, het
diploma van de opleiding die door de toets werd geadviseerd. De toets
zou "iets neutraler' zijn dan het advies van het hoofd van de school.
"Meisjes krijgen doorgaans een hoger onderwijzersadvies dan jongens'',
constateert Dronkers, "omdat ze netter en vlijtiger zijn. En kinderen op
het platteland moeten beter presteren dan kinderen in de stad om
hetzelfde advies te krijgen.''
Om zo goed mogelijk voor de dag te komen op de dag van de toets, maken
veel leerlingen de zogeheten TIP-toets. Wie die maakt, wordt getipt voor
een goed resultaat bij de CITO-toets, want de TIP-toets is een
oefentoets ter voorbereiding op de echte. Was er ook maar zo'n oefentest
geweest voor de BOB-test, dan had Frans misschien direct op VWO-niveau
gescoord. Toch heeft hij nog een mazzeltje. In Putten kunnen ouders het
advies van de basisschool desnoods naast zich neerleggen. Frans kan dus
gewoon plaatsnemen in de schoolbanken van het Atheneum.
|
NRC Webpagina's
20 FEBRUARI 1997
|