U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Profiel - Olie NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


OLIE
OLIEPRIJZEN
OLIELANDEN
ORGANISATIES
BENZINEMARKT NEDERLAND
MILIEUSCHADE RUSLAND
OLIEBRANDEN
ALTERNATIEVE ENERGIE
CIJFERS
BOEKEN
Smeermiddel voor de samenleving

Boeken over de technologie in de olie-industrie zijn er te over. Ook de combinatie olie en macht heeft veel auteurs geïnspireerd.

Theo Westerwoudt

Olie is nog altijd de belangrijkste grondstof en de belangrijkste energiebron in de wereld. Dat blijft volgens de experts nog zeker twintig jaar zo. Zou de nieuwe economie daarna belangrijker worden dan de oude en kan die wel zonder olie? Dat vraag je je af als je 'smorgens tussen honderden auto's in de file een paar internettende en e-mailende lotgenoten ontwaart.

Old friendships are greasy zei slimmerik Calouste Gulbenkian, een Armeense ondernemer die begin vorige eeuw schatrijk werd door olie uit het Midden-Oosten te verhandelen. De journalist Anthony Sampson beschrijft Gulbenkians rol in zijn meesterwerk The Seven Sisters (eerste druk 1975). Wie belangen had in de olie, sloot snel vriendschap met tegenspelers, want die had je elke dag nodig. De Armeen wist dat er langs de Tigris in Mesopotamië (nu Irak) veel olie was te vinden. Hij richtte in 1914 de Turkish Petroleum Company op, waarvan BP voor 45 procent eigenaar werd en Shell en de Deutsche Bank elk voor een kwart. Vijf procent behield Gulbenkian zelf tot ver na de Eerste Wereldoorlog, een periode waarin olie een zeer gewild product was. Elk jaar streek hij vijf procent van de winst op, zonder er iets voor te doen.

Behalve voor vriendschap en rijkdom werd olie ook snel een motor voor machtshonger, jaloezie en roem. Winston Churchill werd in 1911, toen hij 37 jaar en een veelbelovend politicus was, First Lord of the Admiralty. Churchill wilde de oorlogsvloot moderniseren en versnellen door een einde te maken aan het gesleep met steenkolen en over te schakelen op de veel efficiëntere brandstof olie. De olievoorziening moest dus worden verzekerd: Churchill wist zijn regering snel te winnen voor nationalisatie van het Britse oliebedrijf Anglo-Persian (het latere BP). Op een strategisch moment, drie maanden voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kocht de staat 51 procent van de aandelen op. Ook deed Churchill zaken met de Nederlandse topman van Koninklijke Olie, Henri Deterding, met wie hij beter overweg kon dan met het Britse Shell. Deterding verzekerde Churchill dat het concern ondanks de neutrale politiek van Nederland aan de kant van de geallieerden stond.

In vrijwel alle oorlogen die daarop volgden, stond olie als machtsmiddel centraal. Hitler wilde Rusland bezitten om zijn olie, Japan viel Nederlands-Indië binnen om de rijke olievelden, de Yom Kippur-oorlog leidde tot een oliecrisis en de wereld viel over Saddam Hussein heen omdat hij het rijkste oliestaatje ter wereld wilde inpikken.

De Seven Sisters van Sampson waren de toen rivaliserende zeven grootste en machtigste oliebedrijven ter wereld, na de opsplitsing van het machtige Amerikaanse monopoliebedrijf Standard Oil van John D. Rockefeller. Europese bedrijven als Shell en BP kregen door die splitsing meer kansen in de rijke olievelden van het Midden-Oosten. Sampson bezocht de topmannen op hun kantoren, de politici in hun hoofdsteden en beschrijft hun karakters, hun pogingen tot kartelvorming, hun ruzies, in een meeslepende stijl.

Daniel Yergin historicus, expert in internationale betrekkingen en zakenman legde in zijn boek The Prize, The epic quest for oil, money and power (1991, een monumentaal werk van bijna 900 pagina's) uit hoe olie en de internationale diplomatie kunnen samengaan. Het boek verscheen na de inval in augustus 1990 van Saddam Hussein in Koeweit en de daaropvolgende Golfoorlog, net op tijd om een bestseller te worden.

Yergins stijl is wat meer die van de wetenschapper dan bij de verteller Sampson, maar ook hij weet de spelers op het veld prachtig te typeren en het verhaal boeiend te maken met tal van historische anekdotes. Bijvoorbeeld over de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henri Kissinger, die in de jaren zeventig niets van de oliemacht begreep, maar snel bijleerde. ,,Praat me niet van barrels [vaten] olie. Het kan net zo goed Coca-Cola zijn, ik begrijp er niets van.'' Weinig politici hebben zich daarna zo geconcentreerd op het Midden-Oosten om met behulp van diplomatie de geest weer in de fles te krijgen.

Yergin overziet de geschiedenis van de olie-industrie: van de eerste ontdekking in 1859 door ‘kolonel' Edwin Drake in Titusville (Pennsylvania) van wat al snel het zwarte goud ging heten, tot en met de invasie van Koeweit, die hij in zijn epiloog behandelt.

Het Arabische schiereiland werd sinds de jaren twintig hét oliegebied bij uitstek. Een onafzienbare zandbak, waaronder nu nog reserves te vinden zijn voor meer dan honderdvijftig jaar productie op het huidige niveau. Eind 1930 wist de Brit Harry St. John Bridger Philby, die in Jeddah een handelsbedrijf runde, de Saoedische koning Ibn Saoed er toe te verleiden om zijn land open te stellen voor bedrijven die olie wilden zoeken en winnen. Ibn Saoed zag eigenlijk meer in het boren naar water, maar hij liet zich overtuigen omdat olie snel een geliefde en kostbare grondstof werd. Het eerste bedrijf dat in Saoedi-Arabië een concessie kreeg was tot groot verdriet van de Britten het Amerikaanse Socal.

Met vallen en opstaan is de relatie tussen Washington en het koninkrijk van Saoed en zijn opvolgers Feisal en nu Fahd, gegroeid en verstevigd, ondanks de kortstondige olieboycot van 1973 en de nationalisatie die daarop volgde. Begin 1990 had Saoedi-Arabië er het grootste belang bij dat de internationale alliantie onder leiding van de VS het Iraakse leger uit Koeweit joeg, want ook het Saoedische koninkrijk werd door Saddam Hussein bedreigd. Direct verhoogden de Saoediërs hun olieproductie, om het tekort dat ontstond door het internationale embargo tegen Irak (en aanvankelijk ook Koeweit) op te vangen. Vandaag de dag zijn ze daar opnieuw toe bereid een bewijs van de sterke verwevenheid tussen de belangen van de grootste olieproducent ter wereld en die van het Westen.

Yergin concludeert dat de macht van de particuliere olieconcerns goeddeels is verdwenen, nu ze onder scherpe kritiek van consumenten en overheden staan. Economische machtsvorming kent tegenwoordig grenzen, getrokken door mededingingsautoriteiten en strikte milieuregels. Maar het product olie zal nog lang een grote invloed blijven uitoefenen op de economieën van landen, of ze nu rijk of arm zijn.

The Seven Sisters door Anthony Sampson, Coronet Books, Hodder and Stoughton, Londen. ISBN 0-340-48614-7

The Prize door Daniel Yergin, Simon & Schuster Ltd., Londen. ISBN 0671-50248-4

NRC Webpagina's
14 december 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad