|
LEZEN
|
In het spervuur van teksten en tekens
Sjoerd de Jong Nooit eerder hebben Nederlanders zoveel gelezen als nu. Toch klinkt alom bezorgdheid over 'ontlezing'. Ten onrechte. Nederland is de lees-portefeuille voorbij en leest 'op maat'. KAN UW ZOON nog lezen zonder zijn lippen te bewegen? Ongetwijfeld, en mogelijk leest hij zelfs meer, sneller en selectiever dan u vroeger deed - ondertitels meegerekend tenminste. Toch knaagt er iets: waarom verschijnt er dan nooit een gebroken ruggetje in een van die deeltjes Plato die hij na elke verjaardag zo netjes opstapelt naast zijn pc? Nederlanders, en met name jongeren, lezen steeds meer 'functioneel' en steeds minder 'uit genoegen', zo stelde het Sociaal en Cultureel Planbureau vorig jaar vast in een Leesonderzoek dat vele tongen en pennen losmaakte. Ondertitels, pc-handleidingen en dienstregelingen lijken het te winnen van de schriftelijke cultuur waarin de bronnen van onze beschaving liggen. Gemiddeld over de hele bevolking bleek het deel van de vrije tijd dat Nederlanders besteden aan het lezen in veertig jaar te zijn gehalveerd: van 22 procent ging het omlaag naar elf procent. De noodkreten waren niet van de lucht na publicatie van het SCP-onderzoek. De uitkomst was immers des te verrassender omdat het opleidingsniveau van de bevolking in dezelfde veertig jaar sterk was toegenomen. Een toename van het lezen mocht dus worden verwacht. Ook al reden tot zorg: de daling was het sterkst onder de jongere generaties. Het lezen vertoonde een dalende lijn onder alle generaties die na 1950 waren geboren. Als verklaring voor de 'ontlezing' noemde SCP-onderzoeker Wim Knulst in deze krant destijds een aantal factoren. Allereerst hebben steeds meer mensen 'complexe en belastende dagtaken', waardoor ze minder de rust vinden om te lezen. Verder staat het lezen, zeker onder de jeugd, bloot aan keiharde concurrentie van andere vrijetijdsactiviteiten, zoals sport en - vooral - televisie kijken en uitgaan. Ook het overaanbod aan drukwerk - zie het explosief gestegen aantal tijdschriften - zou een rol spelen: lezen gaat tegenstaan als de brievenbus uitpuilt van het drukwerk. Is het geen wonder dat we temidden van al die drukte überhaupt nog lezen?, zo kun je je afvragen. Het is maar wat er onder lezen wordt verstaan. Het onderscheid tussen 'functioneel lezen' en 'lezen uit genoegen' lijkt daarbij wat kunstmatig. Is studie in een geschiedenisboek 'functioneel', of ook een 'genoegen' als hetzelfde boek in de vrije tijd wordt gelezen? Hoe dan ook, wie het onderscheid negeert en alles zonder meer bij elkaar optelt, moet tot de slotsom komen dat Nederlanders nog nooit zovéél hebben gelezen als nu. De moderne samenleving is in alle opzichten een geletterde, waar je het zonder de vaardigheid om teksten snel en accuraat te ontcijferen niet ver brengt, of het nu gaat om een proefschrift of een formulier voor huursubsidie. Maar ook het ouderwetse boeken lezen is bij lange na niet dood. Om de gedachten te bepalen: in 1996 kochten de Nederlanders 36,8 miljoen algemene boeken, per huishouden gemiddeld een uitgavenpost van 137 gulden. Bij de openbare bibliotheken werden 166 miljoen boeken geleend, ruim tien boeken gemiddeld per hoofd van de bevolking. De jaaromzet van het algemene boek steeg van 735 miljoen in 1990 tot 904 miljoen vorig jaar. Bijna een kwart van die omzet werd geboekt bij de literatuur, bijna twintig procent bij 'mens en maatschappij', een categorie waartoe overigens ook De Celestijnse Belofte van James Redfield wordt gerekend. Het percentage Nederlanders dat zegt ,,nooit'' een boek te lezen, schommelt al jaren rond de dertig. Een 'ontleesd' Nederland doemt uit deze cijfers niet op, wèl een samenleving waarin lezen een andere positie heeft gekregen. Ook in zijn leesgedrag moet een burger van vele markten thuis zijn - en dat ís hij ook steeds meer. In het SCP-onderzoek werd bijvoorbeeld niet de tijd meegeteld die mensen besteden aan lezen als nevenactiviteit, dus met boek of krant voor de televisie of in het zwembad, niet bepaald een zeldzaam verschijnsel. Ook de tijd die lezend wordt doorgebracht achter de computer viel buiten het onderzoek. Dat scheelt nogal voor wie, voor zijn plezier, nachtenlang over het Internet surft - toch vooral een kwestie van teksten lezen - of zijn encyclopedie bij voorkeur op cd-rom raadpleegt. Zulk leesgedrag weerspiegelt de toenemende snelheid van een maatschappij waarin tekst en tekens een andere, complexere functie hebben gekregen. Een verwant voorbeeld: vroeger tekende een weerman op televisie met een viltstift even een wolkje, nu flitsen de pictogrammen langs in een tempo dat dertig jaar geleden onbegrijpelijk zou zijn geweest. Teksten worden korter en ze worden aantrekkelijker vormgegeven, zodat ze sneller 'te verwerken' zijn. Dat weerlegt de SCP-bevindingen niet, integendeel. Hier zijn precies de factoren aan het werk die onderzoeker Knulst noemde: de informatie-dichtheid van de samenleving, de concurrentie om vrije tijd, de hogere eisen van het moderne leven - alles dwingt de lezer sneller en selectiever met zijn leeswerk om te gaan. Dat staat haaks op de traditionele opvatting van lezen, waarin een lezer zich langere tijd op één tekst concentreert. Die vorm van lezen moet in de zap-samenleving worden gepland: voor het lezen van een roman moet quality time worden vrijgemaakt. Is het erg dat de jeugd dat steeds minder doet? Wel als het traditionele boekenlezen wordt gezien als enige ware toegang tot de Westerse cultuur. Maar waarom zou het dat voor iedereen zijn? Ook vóór de komst van televisie en pc was het tenslotte niet zo dat de Nederlandse schooljeugd zich massaal op Shakespeare en Dante stortte. De liefhebber vindt zijn weg naar zulke meesters toch wel - ondanks het aanleggen van de digitale snelweg, of juist dankzij. En het is nog geen reden tot paniek als een algemene verhoging van het opleidingsniveau van een bevolking niet gepaard gaat met navenante verbreiding van een klassiek ideaal van geletterdheid dat vroeger met hogere scholing werd geïdentificeerd. Cultuurpessimistische klachten over 'ontlezing' raken dan ook een diepere maatschappelijke onzekerheid dan die over 'de toekomst van het boek'. Hier spreekt twijfel over de opkomst van een hoog opgeleide 24-uurs-economie en een suburbaan Nederland dat zich prozaïsch kapotwerkt op kantoor en in het koophuis ('wat doen de aandelen?', 'welk magnetron-menu vandaag?', 'blowt de oudste al?'). Gevolgd door een kwartiertje ontspanning onder de pergola - tot de GSM weer begint te piepen. Worden we, van De Aker tot Almere, een natie van duurbetaalde cultuurbarbaren in korte broek? De populariteit van het literaire boek wijst daar niet op - ook literatuur flitst over de toonbank in oplagen die dertig jaar geleden niet voor mogelijk zouden zijn gehouden. Tekenend voor het eigentijdse lezen is niet alleen het succes van de goedkope pocket-edities die in stapels in de stationskiosken te vinden zijn, maar ook de komst van tv-programma's over literatuur zoals het veelgeprezen programma van Adriaan van Dis in de jaren tachtig of, recenter, dat van de intellectuele zedenmeester Michael Zeeman. Tussen low brow en high brow media blijkt een huwelijk tegenwoordig wel degelijk mogelijk. Zulke ontwikkelingen geven aan dat mensen ook in een individualistische, versplinterde samenleving - die van overheidwege alweer moet worden 'onthaast' - deel willen uitmaken van een breder lezerspubliek, of dat nou laag-, hoog-, of subcultureel is. De laagdrempelige New Age-spiritualiteit van James Redfield, de best verkochte auteur van 1996, vindt moeiteloos zijn weg, maar ook de hausse aan vertaalde klassieken, van Livius tot Schopenhauer, lijkt nog lang niet over zijn hoogtepunt heen. Wie afgaat op die trends kan een sociale verfijning waarnemen van lezend Nederland: de top van de markt onderscheidt zich voortaan door van Schopenhauer niet de pocket te kopen, maar eerder - of óók - de gebonden versie. Hier voltrekt zich, met andere woorden, een vergelijkbare nieuwe elite-vorming als in het hoger onderwijs, ook een terrein waarop de afgelopen jaren zorgen om het intellectuele niveau van de jeugd niet van de lucht waren. Toen het land eenmaal bol stond van de doctorandussen klonken klaagzangen over de inflatie van de doctorandus-titel, maar werden tegelijk nieuwe criteria in stelling gebracht om de allerbesten van de rest te onderscheiden: een tweede diploma, een studie in het buitenland, een promotie. Zo ook bij het lezen. De markt voor boeken en tijdschriften is, zoals het onderwijs, tegelijkertijd sterk gedemocratiseerd èn steeds verder verfijnd en 'op maat' gemaakt. Iedereen, van kernfysicus tot gabber, vindt er wel iets van zijn gading - alleen zal dat steeds minder vaak hetzelfde zijn. Het hele gezin zit niet meer collectief gebogen over één leesportefeuille, Loe de Jongs pocketserie De Bezetting prijkt niet meer in elke boekenkast. Wat in klachten over 'ontlezing' kan worden betreurd, is de teloorgang van die meer 'ontspannen', homogene geletterde samenleving waarvan wordt aangenomen dat die tot in de jaren zestig heeft bestaan. Toen lezen nog een culturele 'hobby' was, die na het avondeten werd gedeeld in de huiskamer. Maar de tijden veranderen nu eenmaal. Wie aan zo'n nostalgisch maatschappelijk verlangen nu nog tegemoet wil komen, zal niet de literatuur, maar toch eerst het avondeten weer aan tafel moeten delen.
|
NRC Webpagina's
18 september 1997
|
Bovenkant pagina |