|
IINTRODUCTIE
ALLE BIJDRAGEN LINKS
|
Internet geen vrijplaats voor supporters
Door onze redacteur DICK VAN EIJK Het wereldwijde computernetwerk Internet blijkt ook door vechtlustige voetbalsupporters te worden gebruikt. De politie heeft vorige week bij twee Internetbedrijven de namen opgevraagd van auteurs van een aantal racistische berichten. Wat kan wie via het net en wat niet? ROTTERDAM, 14 APRIL. Vechtende voetbalsupporters zijn mannen van hun tijd en gebruiken de communicatiemiddelen van hun tijd: draagbare telefoon en Internet. Dat is lastig voor de politie, die de voorbereidingen tot de strijd poogt te volgen. Draagbare telefoons zijn af te luisteren, maar het vergt wel zeer slagvaardig optreden om een voortdurend telefonerende, zich snel verplaatsende meute te volgen. Dat bleek onder meer tijdens de veldslag bij Beverwijk tussen Ajax en Feyenoord supporters waarbij een dode viel. Internet stelt politie, bestuurders en publiek voor meer raadsels, vooral doordat ze onbekend zijn met het fenomeen. Voetbalsupporters zouden elkaar beledigen en bedreigen via het net en het bovendien gebruiken om afspraken met elkaar te maken voor de volgende veldslag. En dat allemaal op hetzelfde netwerk dat gebruikt wordt om kinderporno te verspreiden en in te breken in de computers van eerbiedwaardige overheidsorganen, zo klinken de verontwaardigde geluiden. Kan daaraan geen paal en perk worden gesteld? Een wetteloze vrijplaats is het Internet in elk geval niet: voor alles wat iemand op het net doet gelden dezelfde wetten als voor wat men elders doet. Iemand bedreigen via het net is net zo strafbaar als iemand bedreigen via de telefoon of via een brief. Het schenden van auteursrechten via het net, is net zo goed een overtreding van de Auteurswet als wanneer dat op papier of op televisie gebeurt. En een racistische uitspraak op een publieke plaats op het net is even strafbaar als een racistische uitspraak op straat. Grote complicatie bij het Internet is dat het een wereldwijd net is. Wetten op het gebied van vrijheid van meningsuiting, discriminatie en belediging zijn per land zo verschillend, dat het er veel toe doet onder welke jurisdictie een bepaalde mededeling valt. Nazi-documenten bijvoorbeeld mogen in Duitsland niet verspreid worden, in Amerika wel. Duitsers kunnen daar via het net wel van kennisnemen. De beledigingen van Nederlandse supporters vallen hier tot nu toe niet onder. Vrijwel alle gesignaleerde teksten waren door Nederlanders in Nederland op het net gezet en vallen daarmee geheel onder de Nederlandse wet. Jusitie kan iemand vervolgen die op het net strafbare feiten begaat, zoals de afzenders van de belediging 'hartelijk gefeliciteerd met jullie dode, kutjoden', vorige week. In Den Bosch zoekt justitie nu de PSV-supporters die deze boodschap aan Ajax-supporters hadden gestuurd, in afwachting van de wedstrijd tussen de twee clubs gisteren. Justitie eist nu inzage in het klantenbestand van het bedrijf Freemail, een zogeheten provider, dat toegang geeft tot Internet. Freemail, dat de PSV-supporters als klant heeft, weigert tot nu toe mee te werken. In Nederland bestaan een paar honderd van zulke providers. Elk document dat op het Nederlandse deel van het net is te vinden, valt in beginsel onder één van die providers. Ze claimen doorgaans dat zij geen verantwoordelijkheid dragen voor de inhoud van die documenten en dat justitie daarvoor bij de auteur moet zijn. De rechter heeft tot nu toe dit standpunt gehonoreerd, mits de provider meewerkte aan de opsporing van strafbare feiten en eventueel een document verwijderde waarvan de onrechtmatigheid was vastgesteld. Een provider die weigert de naam van een auteur te verstrekken, loopt het risico geconfronteerd te worden met een huiszoeking en inbeslagname van apparatuur. Anders ligt het met boodschappen die niet op een publiek toegankelijke plek op het net zijn neergezet, maar die bijvoorbeeld per elektronische post zijn verstuurd. In beginsel vallen die onder dezelfde regels als boodschappen die per brief, fax of telefoon zijn overgebracht. Vervolging is dan alleen mogelijk als de ontvanger een klacht indient. Iemand die per elektronische post wordt bedreigd, kan daarvan aangifte doen, en de politie kan de auteur van het bericht opsporen en vervolgen. Indien de auteur gebruik maakt van een schuilnaam - dat gebeurt nogal eens op het net en dat mag - kan de politie eventueel bij zijn provider nagaan wie er werkelijk achter die naam schuilgaat. De provider weet dat in het algemeen, want die moet de acceptgiro voor de abonnementskosten ergens heen sturen. Als de afzender van de boodschap gebruik maakt van een anonimiseerder, wordt het lastiger. Dat is een dienst die vergelijkbaar is met het verzenden van brieven onder nummer. Men kan via zo'n dienst met elkaar communiceren zonder elkaars identiteit te kennen. In beginsel kan de politie ook bij een aanbieder van zo'n anonimiseringsdienst opvragen van wie een bepaalde boodschap afkomstig is. Maar dat kan juridisch lastig worden als die anonimiseerder in een ander land zit. En het kan in praktisch opzicht bijna onmogelijk worden als de afzender van een keten van anonimiseerders in verschillende landen gebruik heeft gemaakt. Als het slachtoffer geen aangifte doet, heeft de politie het helemaal lastig. Ze moet dan niet meer reeds begane strafbare feiten opsporen, maar inlichtingen werk verrichten, dat ze uitbesteedt aan bijvoorbeeld de criminele inlichtingendienst (CID). Die is dan net als bij de telefoon aangewezen op het aftappen van het berichtenverkeer. Technisch is het mogelijk om bijvoorbeeld alle elektronische post die over het Nederlandse deel van het Internet loopt, te scannen op bepaalde woorden. Of de politie dat wettelijk mag, is nog de vraag. Naar verluidt voeren Amerikaanse veiligheidsdiensten deze zogeheten vis-operaties wel uit. Wie informatie vertrouwelijk via het net wil versturen, moet er in elk geval rekening mee houden dat die kán worden afgetapt. Voor zo'n grote vis-operatie is nogal wat computercapaciteit nodig, terwijl een individuele netgebruiker zich daar met een klein programmaatje op zijn gewone PC aan kan onttrekken. Het is namelijk mogelijk om een bericht zo te coderen, dat alleen degene die over de decodeersleutel beschikt, het kan lezen. Zonder sleutel staan snuffelende agenten machteloos. Als voetbalsupporters van deze technieken gebruik maken en niet naar de politie lopen op het moment dat ze elektronisch worden beledigd of bedreigd, dan is het vrijwel onmogelijk de hand te leggen op die communicatie. De politie kan dan slechts wachten totdat de meute zich groepeert voor de volgende veldslag. Uit NRC Handelsblad, 14 april 1997
|
NRC Webpagina's
16 APRIL 1997
|
Bovenkant pagina |