'Wijzen' bieden EU uitweg uit sancties
Drie "wijzen" hebben gisteren
veertien regeringsleiders van de Europese Unie de mogelijkheid
gepresenteerd om zonder gezichtsverlies een einde te maken aan de
sancties tegen Oostenrijk.
Door onze correspondent BEN VAN DER VELDEN
PARIJS, 9 SEPT. Behendig hebben de drie 'wijzen' in hun gisteren
gepubliceerde rapport over Oostenrijk het voortzetten van de sancties
tegen dat land "contra-productief" genoemd. Tegelijkertijd hebben ze
gezegd dat de sancties de burgers "gevoeliger hebben gemaakt voor het
belang van de gemeenschappelijke Europese waarden".
Met andere woorden: als de sancties tegen de Oostenrijkse regering
volgens de aanbeveling van de wijzen worden ingetrokken, behoeft
niemand zich af te vragen of ze wel zin hebben gehad. Maar
tegelijkertijd benadrukken de drie in hun rapport dat de maatregelen in
Oostenrijk nationalistische gevoelens hebben opgeroepen. Daar zou ten
onrechte de indruk zijn ontstaan dat ze tegen de Oostenrijkse bevolking
waren gericht.
De commissie, bestaande uit de Finse ex-president Martti Ahtisaari, de
Duitse volkenrechtsgeleerde Jochen Frowein en de Spaanse oud-
Eurocommissaris Marcelino Oreja, heeft het onderzoek verricht in
opdracht van de veertien regeringsleiders die in februari besloten om
op te treden tegen Oostenrijk omdat de christen-democratische ÖVP
daar in een coalitie stapte met de extreem-rechtse FPÖ. De sancties
tegen Oostenrijk werden indertijd aangekondigd door de Portugese
premier Guterres, die toen het EU-voorzitterschap bekleedde. Officieel
is altijd betoogd dat het om bilaterale maatregelen van de veertien
landen ging en dat het geen zaak was van de EU. De EU-verdragen voorzien
niet in een dergelijk optreden.
De sancties tegen Oostenrijk waren tot nu toe vooral symbolisch.
Officieel zouden ministers van de veertien EU-lidstaten geen contacten
meer onderhouden met leden van de Oostenrijkse regering. Oostenrijkse
ambassadeurs zouden in de hoofdsteden van de veertien niet meer door
leden van de regeringen worden ontvangen. Bovendien zouden de veertien
geen Oostenrijkse kandidaten voor belangrijke internationale posten
steunen. Aanvankelijk gooide vooral België daar nog een schepje
bovenop met oproepen voor sport en toeristische boycots. Maar de
veertien EU-lidstaten zagen snel in dat zij riskeerden zichzelf in de
voet te schieten. Ze benadrukten dat de Unie ondanks de sancties gewoon
verder moest functioneren. Dat betekende gewoon overleg met
Oostenrijkse ministers en diplomaten. Het enige dat op EU-niveau van de
sancties terechtkwam, is dat Franse en Belgische ministers hun
Oostenrijkse collega's bij vergaderingen weigerden de hand te schudden.
De Franse president Chirac, die samen met de Belgische premier de motor
achter het invoeren van de sancties was, hoopte te bereiken dat de
Oostenrijkse regeringscoalitie met de FPÖ uiteen zou vallen.
Landen die slechts met grote tegenzin onder druk van Chirac met de
sancties hadden ingestemd, begonnen al gauw te klagen over
onaanvaardbare inmenging in de interne Oostenrijkse politiek. Critici
van de maatregelen hebben vanaf het begin gezegd dat deze contra-
productief zouden zijn, zoals de commissie nu ook heeft bevestigd.
Naarmate duidelijk werd dat de Oostenrijkse regeringscoalitie geen
eendagsvlieg was, werd voor de veertien een steeds nijpender probleem
hoe ze van de sancties konden afkomen.
Daarbij was van belang dat een Oostenrijk met sancties een groot
probleem voor de Unie als geheel dreigde te worden. De lidstaten zijn
bezig met onderhandelingen over wijziging van het EU-verdrag. Het
risico dat die in december in Nice niet succesvol afgesloten kunnen
worden is toch al groot. Maar omdat alle lidstaten eenstemmig over
verdragswijzigingen beslissen is dat risico nog veel groter als een
gefrustreerd Oostenrijk dwarsligt.
De drie "wijzen" hebben in hun rapport de kwestie Oostenrijk tot de ware
proporties teruggebracht. Ze hebben geconstateerd dat de Oostenrijkse
regering mensenrechten, minderheden, vluchtelingen en immigranten niet
minder respecteert dan andere EU-regeringen. Daaraan hebben ook
FPÖ-ministers meegewerkt. Maar tegelijkertijd kenmerken zij de
FPÖ als een partij waarvan leden soms uitdrukkingen gebruiken die
van vreemdelingenhaat getuigen "of zelfs racistisch" zijn. In de partij
worden " nauw aan het nationaal-socialisme verwante" uitdrukkingen
gebruikt. De FPÖ-ministers gebruiken deze taal niet, ook al wijst
de commissie er wel op dat een van hen probeert critici de mond te
snoeren. Volgens de commissie is niet uit te sluiten dat het verschil
tussen FPÖ-ers in en buiten de regering tot een splitsing in de
partij leidt. Dat komt dicht bij de theorie van de verstikkende
omarming, waarmee de ÖVP de coalitie met de FPÖ heeft
verdedigd.
De commissie beveelt daarom de EU aan om artikel zeven van het Verdrag
van Amsterdam zo te wijzigen, dat een lidstaat onder speciaal toezicht
kan komen als in dat land de Europese waarden op het gebied van
mensenrechten in gevaar dreigen te komen. De ten opzichte van
Oostenrijk zeer activistische Belgische minister van Buitenlandse
Zaken, Michel, heeft hier ook op aangedrongen. Het is de vraag hoe dit
nog bij de lopende onderhandelingen over het EU verdrag kan worden
gerealiseerd. Het is een gecompliceerde kwestie omdat uitgesloten moet
worden dat het gevoel ontstaat - zoals bij Oostenrijk het geval is - dat
grote landen een middel hebben om gemakkelijk bij kleine in te grijpen.
De commissie heeft in ieder geval onderstreept dat het Verdrag van de
EU niet voorziet in de manier waarop de veertien tegen Oostenrijk zijn
opgetreden.