Met optreden tegen Oostenrijk stippelt EU eigen
toekomst uit
Het voornemen van Oostenrijk een
referendum te houden over de sancties van de andere EU-lidstaten heeft
de verhoudingen in Europa opnieuw op scherp gezet. Een handvest van
grondrechten kan uitkomst bieden, meent Dominique Moïsi.
Bijna een half jaar na het opleggen van de bilaterale sancties tegen
'het Oostenrijk van Jörg Haider' en kort na de benoeming van drie
'wijze mannen' die de mensenrechtensituatie onder de nieuwe regering in
Wenen moeten beoordelen, rijst de vraag wat we moeten denken van deze
eerste poging van de EU om haar identiteit te bepalen als een
waardengemeenschap.
Een gunstig facet van de kwestie is dat de in hoofdzaak symbolische
maatregelen - want dat zijn het toch: Oostenrijkse ambassadeurs die op
het laagste diplomatieke niveau worden ontvangen of een weigering
Oostenrijkse kandidaten voor internationale posities te steunen - het
debat hebben gestimuleerd. De vernedering en stigmatisering hebben
Oostenrijk ten langen leste gedwongen de kwestie van zijn verleden en
zijn huidige identiteit onder ogen te zien. Zonder dit besef van
uitgestoten-zijn was Oostenrijk de gesloten, egocentrische samenleving
gebleven die zo pijnlijk treffend wordt beschreven in de toneelstukken
van Thomas Bernhardt. Minder gunstig is dat de plotselinge introspectie
eerder een tartende dan een deemoedige houding heeft opgeroepen.
Oostenrijk heeft meelij met zichzelf: het vermoedt dat het wordt
gestraft niet om zijn optreden maar omdat het klein is.
Oostenrijk, een gewezen keizerrijk dat nog altijd bijzonder trots is op
zijn wonderbaarlijke economische herstel na de Tweede Wereldoorlog,
voelt zich verongelijkt. In de hoogste politieke en diplomatieke kringen
wordt betoogd dat slechts weinig andere Europese landen met een
vergelijkbare bevolking hun grenzen zo ruimhartig voor immigranten
hebben opengesteld. De EU, zo wordt geklaagd, zou Duitsland geen
sancties durven opleggen en zal niet optreden tegen Italië als
extreem-rechts daar de komende tijd deel gaat uitmaken van een
regeringscoalitie.
Helemaal ongelijk heeft men niet. Maar ook al zijn de sancties misschien
oneerlijk, ze zijn beslist gerechtvaardigd. Dit onderscheid gold tevens
voor de Westerse militaire interventie in Kosovo: ook die was wellicht
niet geheel wettig, maar moreel zeker terecht. Het probleem van
Oostenrijk ligt elders. Het land heeft geen oog gehad voor de
ingrijpende veranderingen, nog versneld door de mondialisering, die zijn
opgetreden in alle Westerse politieke systemen en in de verhoudingen
tussen burgers en regeerders - de behoefte aan meer openheid. Wat er
gaande is, is niet slechts dat jonge Oostenrijkse kiezers zich tot
Haider hebben gewend omdat ze de oude gevestigde partijen beu waren.
Europa als geheel wil dat Oostenrijk meer openheid betracht ten aanzien
van zijn verleden.
Oostenrijk is het Japan van Europa, een natie die niet bij machte is om
zich openlijk te verontschuldigen voor fouten in het verleden - een
merkwaardige paradox in een grotendeels rooms-katholiek land waar
biechten gemakkelijk zou moeten gaan. Waar is de Oostenrijkse
tegenhanger van Willy Brandt, de Duitse bondskanselier die knielde voor
het oorlogsmonument in het getto van Warschau? Het geval van Kurt
Waldheim, de Oostenrijkse president die zijn landgenoten en
waarschijnlijk zichzelf beloog omtrent zijn oorlogsverleden, verklaart
ten dele de felheid van Europa's reactie toen Oostenrijk bereid leek in
zijn vroegere fouten te blijven vervallen.
Een gering aantal Oostenrijkers pleegde tijdens de Tweede Wereldoorlog
heldhaftig verzet tegen Hitler, veel meer collaboreerden er actief met
het nazi-regime. De rest van de bevolking zat daar ergens tussenin.
Oostenrijk bevond zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats,
terwijl het de vernedering van de nederlaag en het verlies van zijn
keizerrijk nog niet te boven was. Vandaar ook nu nog zijn onzekere,
geknakte identiteitsbesef.
De Oostenrijkers beginnen eindelijk de dubbelzinnigheid van hun verleden
te erkennen, maar excuses aanbieden voor het heden zal lastiger zijn.
Daarvoor is een zelfbewustzijn nodig dat zij thans missen. Terwijl
Oostenrijkse diplomaten zich in het openbaar verdedigen, erkennen zij
binnenskamers wel dat de kritiek van Europa ten dele terecht is en dat
er dingen moeten veranderen. Dat zal een diepgaand debat vergen over de
betekenis van de democratie. Want laten we niet vergeten dat Haiders
Vrijheidspartij in de regering is gekomen via een keurig democratisch
verkiezingsproces.
Wat de tartende houding van de Oostenrijkers verder versterkt, is hun
scherpe blik voor het ongemak en de verlegenheid, om niet te zeggen
regelrechte verdeeldheid, die het sanctiebeleid heeft teweeggebracht bij
de overige Europese landen. De Fransen, die juist het voorzitterschap
van de EU voor een halfjaar hebben overgenomen, willen aan dat beleid
vasthouden. Andere landen hebben minder fiducie in de doeltreffendheid
van goeddeels symbolische sancties, of trouwens van sancties in het
algemeen.
Terwijl de EU-partners naar een uitweg zoeken, wisselt Oostenrijk
openlijke dreigingen om EU-instanties te verlammen af met een
afwachtend-lijdzame houding. Wellicht blijven beide tactieken zonder
succes, maar er staat een andere weg open. Waar die toe leidt hangt af
van de ondertekening door alle EU-landen van een handvest van
grondrechten, een stap die geldt als een eerste aanzet tot een
toekomstige Europese grondwet en als een van de doelstellingen van het
Franse voorzitterschap. Als Oostenrijk zo'n symbolische tekst
ondertekent, zou dat het begin kunnen zijn van een geleidelijke
herintree van Oostenrijk in de gemeenschap van democratische naties.
Tot slot: sancties zijn van minder belang dan het stellen van een
voorbeeld. Door op te treden tegen Oostenrijk heeft de EU twee vliegen
in één klap geslagen: ze heeft haar toekomst uitgestippeld
en de Oostenrijkers gedwongen hun verleden onder ogen te zien. Het
fenomeen Haider is meer symptoom dan oorzaak, een symptoom dat dwingt
tot het stellen van een veel fundamenteler vraag: is Oostenrijk, door
allerlei historische, culturele en politieke oorzaken, intrinsiek meer
xenofobisch dan andere Europese landen; of komt de Oostenrijkse
xenofobie in Europa algemeen voor?
In een tijd waarin hernieuwde economische groei in Europa de behoefte
aan meer immigratie doet voelen, brengt de kwestie-Oostenrijk spanningen
aan het licht tussen de rationele argumenten voor een open,
multiculturele samenleving en het emotionele verzet daartegen door meer
homogene opvattingen van nationaliteit. Niet ieder land heeft, zoals
Frankrijk, een zegevierend voetbalelftal ter ondersteuning van een
pluralistische, veelkleurige en zelfbewuste identiteit waarmee het
xenofobische instincten kan onderdrukken.