Tragikomedie met Oostenrijk moet stoppen
De boycot die veertien EU-
landen tegen Oostenrijk hebben afgekondigd, heeft lang genoeg geduurd.
Het experiment is niet geslaagd, vindt Paul Luttikhuis.
Oostenrijk wil zijn luchtruim sluiten voor militaire vliegtuigen uit
België. Het is een reactie op de Belgen, die eerder de militaire
samenwerking met Oostenrijk op een laag pitje zetten. Dat was weer het
gevolg van de afspraak van veertien Europese landen, alle leden van de
Europese Unie uitgezonderd Oostenrijk, om vertegenwoordigers van de
regering-Schüssel te mijden zolang de FPÖ van populist Haider
daarvan deel uitmaakt.
Ook Nederland heeft nog maar pas zijn incidentje gehad: de Oostenrijkse
ambassadeur Christiani mocht, uitgerekend in de laatste weken van zijn
ambt, niet naar het jaarlijkse etentje van de koningin. "Verbijsterd" is
de ambassadeur, zo liet hij vorige week Die Presse weten, en
"verbitterd over hoe men mijn land behandelt".
Scènes zijn het in een al maanden durende tragikomedie op het
Europese podium. In de hoofdrol ministers die hun Oostenrijkse collega's
"ijzig" wensen te negeren, geen hand willen geven of angstvallig
vermijden om samen met hen op de foto te komen.
Steeds meer Europese landen roepen dat het nu wel mooi genoeg is
geweest. De Portugese premier Gutteres onderzoekt inmiddels de stemming
bij de veertien, mogelijk om nog voor de Europese top in juni een einde
aan de boycot te maken. Het gerucht gaat dat uitgerekend België, in
het openbaar een van de felste verdedigers van de boycot, werkt aan een
soort compromis, waarbij Oostenrijk nog wel een tijdje in de gaten wordt
gehouden, maar wel weer overal aan mag deelnemen. Vooral Frankrijk
schijnt echter zijn poot stijf te houden.
Zo'n compromis is hard nodig. Niet zozeer om een einde te maken aan het
zichtbare gehaspel van politici. Want hoe vernederend misschien ook, dat
schaadt Oostenrijk niet echt. Pijnlijker voor de Oostenrijkers is het
diplomatieke isolement dat erachter verborgen ligt. Daarin schuilt dan
ook de werkelijke betekenis van de sancties.
Onlangs legde staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Benschop op deze
pagina uit hoe belangrijk het 'netwerk Europa' is geworden. De Brusselse
wetgevingsmachine draait volgens Benschop op veel lagere toeren dan in
het verleden, waardoor er ruimte is voor "creativiteit, vitaliteit en
wendbaarheid". Benschop noemt de nieuwe verhoudingen "opener", zeker
voor landen die zich actief opstellen.
Maar Oostenrijk krijgt door de sancties geen kans meer om zich actief op
te stellen. Oostenrijkse diplomaten worden overgeslagen bij het
essentiële, veelal bilaterale overleg, waar de kongsi's worden
gevormd die later van doorslaggevende betekenis zijn in de
besluitvorming. Wie niet weet hoe de andere lidstaten erover denken, is
binnen de Europese verhoudingen nooit in staat voor zijn eigen standpunt
een meerderheid te vinden. Dat geldt zeker voor een klein land als
Oostenrijk.
Er is dus reden voor bondskanselier Schüssel om te zeggen dat
Oostenrijk de greep op de Europese besluitvorming verliest en mogelijk
op den duur besluiten niet langer voor zijn verantwoordelijkheid kan
nemen. Natuurlijk is zo'n opmerking in de eerste plaats bedoeld als
dreigement aan het adres van de Europese partners: als jullie doorgaan
met de boycot leggen wij de besluitvorming lam - zo kras wordt het
trouwens alleen door de FPÖ geformuleerd. Maar het is wel een
reële constatering van de feiten.
De veertien boycotters moeten nu maar eens ophouden te roepen dat de
sancties alleen bilaterale maatregelen zijn die ze toevallig gezamenlijk
hebben genomen. Was het soms toeval dat het huidige Portugese EU-
voorzitterschap de maatregelen bekendmaakte? En waarom werd in de
argumentatie steeds verwezen naar beginselen van de Europese Unie -
zoals die van vrijheid, democratie en eerbiediging van mensenrechten?
De boycot is een actie van de Europese Unie min één. Het
probleem is alleen, dat dit niet valt uit te leggen. Want waarop is de
actie eigenlijk gebaseerd? Als de veertien toegeven dat het wel degelijk
een Europese maatregel is, moeten ze tegelijkertijd erkennen dat de
grond daarvoor ontbreekt. Liever laten ze daarom hun Europese partner
diplomatiek bungelen, dan zelf gezichtsverlies te lijden.
De artikelen 6 en 7 van het Verdrag van Amsterdam, waarin staat dat tot
schorsing van bepaalde rechten van een lidstaat kan worden overgegaan
bij "een ernstige en voortdurende schending" van de Europese beginselen,
bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de huidige sancties. Er is
zeker reden tot waakzaamheid wanneer politici als Haider een leidende
rol in een EU-land gaan spelen. Maar wie kan uitleggen wat de nieuwe
Oostenrijkse regering precies op haar kerfstok heeft?
Door de laffe houding van de veertien, die zich achter elkaar
verschuilen, kan Oostenrijk zich op dit moment nergens verweren. Op EU-
bijeenkomsten wil niemand naar de Oostenrijkse argumenten luisteren.
Logisch dus dat Wenen, naast lachwekkende maatregelen als het sluiten
van zijn luchtruim en een Volksbefragung (een soort van
regeringswege georganiseerde opiniepeiling waarvan de uitslag bij
voorbaat vaststaat), zijn toevlucht neemt tot het dreigen met sabotage
van de Europese besluitvorming.
De boycot laat een hiaat in het Europese verdrag zien. Er zijn
nauwelijks mogelijkheden om landen te veroordelen als ze zich niet aan
de democratische en humanitaire spelregels van de Unie houden. Hoever
willen de lidstaten gaan bij het controleren van elkaar? Waar houdt de
eigen soevereiniteit op? Kan de EU een lidstaat dwingen een partij uit
te sluiten van een regering, ook al is die partij keurig volgens de
regels gekozen?
Oostenrijk koos op een ongelukkig moment de verkeerde regering. Net nu
Europa - aan de vooravond van de uitbreiding - worstelt met vragen over
de verhouding tussen de soevereiniteit van lidstaten en de macht van
Brussel. Oostenrijk was een proeftuintje, maar het experiment heeft nu
wel lang genoeg geduurd en is niet geslaagd.
Paul Luttikhuis is redacteur van NRC Handelsblad.