Dialoog wel voortgezet
Goed gesprek Wenen-EU leidt tot niets
Door onze correspondent BEN VAN DER VELDEN
BRUSSEL, 9
MAART. De Oostenrijkse president Klestil is gis teren bij een bezoek aan
de Europese Commissie in Brussel niet veel opgeschoten met zijn poging
om het isolement van zijn land binnen de Europese Unie te doorbreken.
Voorzitter Prodi van de Commissie stemde na afloop van "een hartelijk
gesprek" alleen in met Klestils wens om de dialoog voort te zetten.
Volgens Prodi is dat van belang omdat "als een lidstaat in moeilijkheden
is, heel de Europese Unie in moeilijkheden is".
Prodi zei dat de Europese Commissie als hoedster van de Europese
Verdragen de Oostenrijkse regering met ministers van de extreem-rechtse
Freiheitliche Partei FPÖ zal beoordelen op daden. Hij zei tevens
dat de Commissie heeft ingestemd met het besluit van veertien EU-
lidstaten om bilateraal diplomatieke sancties tegen Oostenrijk te nemen.
Maar hij maakte een gebaar naar Klestil door erop te wijzen dat de
Commissie ook onwrikbaar zal zijn bij het garanderen van de rechten van
Oostenrijkse burgers en ondernemingen.
Dat laatste was een verwijzing richting België, waar minister van
Buitenlandse Zaken Michel heeft opgeroepen om geen skivakanties in
Oostenrijk te houden en waar de Brusselse burgemeester De Donnea heeft
geprobeerd het Oostenrijks toeristenbureau te weren van een
vakantiebeurs.
De Oostenrijkse president, die zich heeft ingespannen om een
regeringscoalitie van christen-democraten en extreem-rechts in zijn land
te voorkomen, zei dat het onmogelijk is om de bilaterale sancties van
veertien EU-lidstaten en de werking van de EU gescheiden te houden.
Hij noemde de sancties "een politiek emotioneel" besluit van de veertien
en prees de Commissie om haar "correcte" houding. Klestil presenteerde
zichzelf als de garantie dat de Oostenrijkse regering Europese waarden
als mensenrechten zal respecteren. Naar aanleiding van de bilaterale
diplomatieke sancties tegen zijn land zei hij dat er samen met
Oostenrijk overlegd moet worden over regels voor de wijze waarop in de
toekomst opgetreden moet worden tegen landen waartegen alleen "de
verdenking" bestaat dat ze van de Europese normen zullen afwijken.