EU heeft het volste recht Oostenrijk de les te
lezen
Bepaalde ontwikkelingen,
bijvoorbeeld bedreigingen van fundamentele democratische rechten en
procedures, zijn niet meer exclusief 'nationaal'. Zij gaan alle Europese
burgers aan en de Europese Unie heeft derhalve het recht zich ermee te
bemoeien. Daarom zijn de sancties tegen Oostenrijk ook legitiem, meent
Siep Stuurman.
Veel reacties op het optreden van de Europese Unie tegen Oostenrijk gaan
voornamelijk over kwesties van tactiek. Is men in Brussel niet te hard
van stapel gelopen, had het niet geleidelijker gekund, zullen de
sancties de populariteit van Haiders partij niet vergroten, zijn de
motieven van Frankrijk en België wel zuiver op de graat, en wie mag
in de nabije toekomst nog met wie om welke Brusselse tafels zitten? Stuk
voor stuk zinnige vragen waarover interessante meningsverschillen
mogelijk zijn. Maar ze raken niet de kern van de zaak.
De hoofdzaak is niet hoe het precies moet, maar of het in beginsel
legitiem is dat de Europese Unie sancties, of die nu licht of zwaar
zijn, oplegt aan een lidstaat waarin een extreem-rechtse, populistische,
xenofobe en antisemitische partij bijna de helft van de regering in
handen heeft. Voormalig Eurocommissaris Van den Broek meende van wel en
verwees ter adstructie naar de democratische en rechtsstatelijke
grondslag van de EU. Enkele dagen geleden zei de Portugese minister Gama
het iets scherper: sprekend namens veertien ministers van Buitenlandse
Zaken verklaarde hij dat de Europese Unie een 'politieke unie' is en dat
de sancties tegen Oostenrijk dientengevolge een aanvaardbare reactie
zijn op de aanwezigheid van extreem-rechts in de Oostenrijkse regering.
Met deze uitspraak raakt Gama de kern van de zaak. Sinds het Verdrag van
Maastricht en de lancering van de euro (waaraan ook Oostenrijk
deelneemt) heeft de EU, meer dan tevoren, het aanschijn van een proto-
staat gekregen. De oude discussie tussen 'supra-nationalisten' en
'inter-gouvernementalisten', tussen het federalisme en De Gaulle's
Europe des patries is ingehaald door de realiteit van een proces
van Europese staatsvorming dat hardnekkig weigert in één
van deze modellen te passen. De vraag naar de locatie van de
soevereiniteit valt in de Europese Unie niet meer eenduidig te
beantwoorden. Vele belangrijke beslissingen vallen in de nationale
hoofdsteden, maar Brussel neemt eveneens bindende besluiten op talrijke
gebieden, en wat misschien het meest kenmerkende is: veel besluiten
komen tot stand in een proces van permanent onderhandelen waarin naast
Brussel en de nationale regeringen ook regio's, grote steden en private
organisaties een rol spelen. Zo klonteren de staten van de EU
geleidelijk verder aaneen tot een polycentrisch politiek netwerk dat
door geen van de deelnemende partijen precies zo bedoeld of voorzien is.
De beste historische analogie is misschien de groei van de
'samengestelde monarchieën' in het vroeg-moderne Europa. Ook toen
kwamen stapsgewijze grotere eenheden tot stand die weliswaar
één vorst hadden maar geen eenheidsstaten waren. Zo ook
nu: de EU is een gelaagde, heterogene, juridische constructie, een
labyrintisch netwerk waarin Brussel de centrale positie inneemt zonder
een soevereine regering te zijn. De lidstaten zijn nog altijd veel meer
dan 'provincies' maar aanmerkelijk minder dat de soevereine mogendheden
uit de tijd van het 'Europese concert'.
Het fascinerende aan de kwestie-Oostenrijk is dat alle partijen het
proto-statelijke karakter van de EU op hun manier lijken te erkennen.
Vooral de houding van de Oostenrijke christen-democraten is in dit
verband interessant. Anders dan de partij van Haider is hun reactie niet
dat de EU zich niet met de binnenlandse aangelegenheden van Oostenrijk
mag bemoeien. Zij betreuren natuurlijk wat er gebeurt, en ze vragen om
'zakelijk' beoordeeld te worden, maar ze blijven in dialoog en daarmee
erkennen ze feitelijk dat het legitiem is dat de samenstelling van de
Oostenrijkse regering op de Brusselse agenda prijkt. Zelfs de FPÖ-
ministers gaan een eindweegs mee in deze houding. De advertentie die de
Oostenrijkse regering in de International Herald Tribune
plaatste, wijst eveneens in deze richting: door zich als nationale
regering op zo'n manier in de internationale openbaarheid te
rechtvaardigen, erkent Oostenrijk de facto de legitimiteit van de
Europese (en Amerikaanse) bezorgdheid over het democratisch gehalte van
de coalitie die thans in Wenen regeert. Dat wil natuurlijk niet zeggen
dat Wenen de Europese kritiek onderschrijft, maar het laat wel zien dat
de relevante politieke arena waarin dit soort vragen thuishoren zich
niet langer tot de eigen natie beperkt.
Bepaalde ontwikkelingen, en daartoe behoren zeker bedreigingen van
fundamentele democratische rechten en procedures, zijn niet meer
exclusief 'nationaal'. Zij gaan alle Europese burgers aan en de Europese
Unie heeft derhalve het recht zich ermee te bemoeien. De tegenwerping
dat Haiders partijgenoten democratisch gekozen zijn, snijdt geen hout.
De liberale democratie die in Europa met veel vallen en opstaan tot
stand is gekomen, behelst meer dan kiesrecht en meerderheidsbesluiten:
eerbiediging van de mensenrechten en respect voor minderheden zijn
eveneens essentiële bestanddelen van de democratie, wil deze niet
ontaarden in een onredelijk meerderheids-populisme.
Het Europa van de burgers behoort niet alleen een Europa te zijn waarin
de stem van de burgers wordt gehoord, maar ook een Europa waarin de
rechten van alle ingezetenen worden gerespecteerd. Gedeeltelijk kunnen
burgers en ingezetenen nu reeds een beroep doen op Europese
rechtswaarborgen (bij de hoven van Straatsburg en Luxemburg). In de
toekomst zal dat proces waarschijnlijk verder gaan, de opstelling van
een Europees handvest van grondrechten staat op de politieke agenda en
vroeg of laat zal zo'n charter er moeten komen. Tegenover de toenemende
macht van Europese instanties en Europese regels dienen Europese
rechtsgaranties te staan. Montesquieu's grondregel, que le pouvoir
arrte le pouvoir, is op de Europese Unie onverkort van toepassing.
Wanneer de Europese Unie (in de euro-zone) het recht heeft de maximale
omvang van nationale begrotingstekorten te controleren, valt niet in te
zien waarom zij niet het recht zou hebben op de handhaving van de
democratische grondrechten toe te zien. Naast deze overwegingen over het
interne functioneren van de EU moeten de buitenlandse politiek van de
afgelopen jaren in de beschouwing betrokken worden. Als de EU in
Bosnië en Kosovo participeert in een militaire interventie teneinde
respect voor de mensenrechten af te dwingen, is het moeilijk vol te
houden dat de Unie in eigen gelederen niet politiek zou mogen ingrijpen
met hetzelfde doel. Wanneer de EU aan kandidaat-lid Turkije respect voor
de mensenrechten als toelatingseis stelt, zou het van weinig
consequentie getuigen intern te doen alsof er niets aan de hand is
wanneer een partij als die van Haider aan de macht komt.
Het gehele avontuur van de Europese integratie is mogelijk gemaakt door
de democratische consensus waarop West-Europa sedert de nederlaag van
nazi- Duitsland, en geheel Europa sinds de val van de Berlijnse Muur,
gebaseerd is. De combinatie van de democratie en de Europese integratie
impliceert dat het integrale nationalisme van de oude stijl in Europa
geen legitieme politieke ideologie meer kan zijn, en dat politieke
partijen die hun identiteit daaraan ontlenen in Europa niet thuishoren.
Dit zijn allemaal geen bijkomstige zaken waaraan men met een verwijzing
naar Realpolitik voorbij kan gaan. Als de democratische grondslag
wegvalt, kan op den duur geen Europa van de burgers bestaan en daarmee
zou de legitimiteit van het gehele Europese project in de lucht komen te
hangen. Er zou een technocratisch markt-Europa overblijven, dat zeer
kwetsbaar zou zijn voor populistisch-nationalistische anti-Europese
bewegingen in de lidstaten. Zo'n Europa is noch realistisch, noch
wenselijk.
Prof.dr. S. Stuurman is hoogleraar Europese Geschiedenis aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam.