EU kan weinig uitrichten tegen Oostenrijk
Van de maatregelen en sancties die de Europese Unie tegen
Oostenrijk heeft afgekondigd naar aanleiding van de deelname aan de
nieuwe Oostenrijkse regering van de partij van Haider, hoeft men niet
veel te verwachten, stelt R. Barents vast.
Bij het treffen van maatregelen door de Europese Unie tegen een haar
onwelgevallige regering in Oostenrijk moet onderscheid worden gemaakt
tussen wat de veertien EU-landen mogen doen en wat de EU zelf mag doen.
De EU-landen kunnen ieder voor zich of gezamenlijk maatregelen nemen,
zoals het op een laag pitje zetten van de bilaterale betrekkingen. Dit
kan tot gevolg hebben dat geen officiële bezoeken meer
plaatshebben, wat ook het geval was toen Waldheim president van
Oostenrijk was. Verder kunnen de diplomatieke betrekkingen worden
opgeschort of worden teruggebracht tot een lager niveau dan dat van
ambassadeurs. Veel verder kunnen de veertien EU-landen individueel of
collectief niet gaan. Economische of financiële sancties door
één of meer EU-landen tegen Oostenrijk - zoals het
beperken van de invoer, het belemmeren van investeringen, het niet meer
toelaten van onderdanen of het uitsluiten van ondernemingen van
overheidsopdrachten - zijn uitgesloten. Dergelijke maatregelen zijn in
strijd met de bepalingen in het verdrag over de Europese interne markt.
Uitzonderingen zijn alleen mogelijk in zeer uitzonderlijke gevallen,
zoals oorlog of een ernstige oorlogsdreiging - een situatie die nu niet
bestaat. Wat kan de EU zelf doen? Dan gaat het er om dat de
instellingen van de EU, zoals de Europese Commissie en de raad van
ministers, bepaalde maatregelen kunnen nemen. Uiteraard kunnen ook deze
instellingen politieke druk uitoefenen. De Commissie kan de situatie in
Oostenrijk nauwlettend in de gaten houden en periodiek daarover
mededelingen doen. De veertien andere EU-landen kunnen in de
vergaderingen van de raad van ministers voortdurend de zaak aan de orde
stellen. Maar ook de EU-instellingen zijn aan het verdrag over de
interne markt gebonden, met als gevolg dat zij de EU-landen niet kunnen
toestaan of bevelen om economische strafmaatregelen tegen Oostenrijk te
nemen.
Ingrijpende maatregelen, inclusief sancties, kan de EU alleen nemen als
het in de Alpenrepubliek helemaal mis zou lopen. Daarmee wordt dan
bedoeld dat sprake zou zijn van wat het Verdrag van Maastricht een
"ernstige en voortdurende schending" noemt van de beginselen van
vrijheid en democratie en van de rechten van de mens (grondrechten en
fundamentele vrijheden), zoals deze worden gewaarborgd door het
Europese Verdrag over de rechten van de mens. Artikel 6 van het Verdrag
van Maastricht verplicht de EU-landen deze beginselen en fundamentele
rechten te respecteren.
Door het Verdrag van Amsterdam is deze verplichting aangevuld met een
speciale handhavingprocedure, die toegepast kan worden als in of door
een EU-land de genoemde beginselen en rechten ernstig en voortdurend
worden geschonden. Deze procedure, die is neergelegd in artikel 7 van
hetzelfde verdrag, is ingevoegd met het oog op eventuele schendingen
die zich zouden kunnen voordoen in toekomstige lidstaten in Midden- en
Oost-Europa. In een aantal van die staten wonen soms omvangrijke
minderheden uit andere staten (bijvoorbeeld Hongaren in Roemenië).
De behandeling van deze groeperingen is niet altijd in overeenstemming
met internationaal geldende regels en waarden op het punt van de
bescherming van culturele of etnische minderheden. De toepassing van
deze handhavingsprocedure in het geval van Oostenrijk is echter in de
huidige omstandigheden uitgesloten. Dan zou er sprake moeten zijn van
ernstige schendingen van democratische beginselen en fundamentele
rechten. De vraag is uiteraard wat 'ernstig' is. Daarbij kan men denken
aan discriminerende maatregelen gericht tegen bepaalde
bevolkingsgroepen of minderheden, zoals het verbieden of beperken van
het gebruik van de eigen taal, uitsluiting van onderwijs, collectieve
uitwijzing naar andere landen en oproepen tot geweld, staatsterreur.
Denkbaar is ook een situatie waarin een regering die langs
democratische weg in het zadel is gekomen, begint met het opschorten
van grondrechten, een geheime politie opricht en op die manier afglijdt
in de richting van een politiestaat. Wat men ook van de verbaal begaafde
jongleur Haider en zijn kameraden vindt, op dit moment bestaat er geen
enkele aanleiding om van dergelijke scenario's uit te gaan. Stel dat
zoiets toch zou gebeuren, wat kan de EU dan doen? Voordat enige
maatregel kan worden genomen, moet volgens het Verdrag van Maastricht
formeel worden vastgesteld dat er van een "ernstige en voortdurende"
schending van democratische beginselen en grondrechten sprake is.
Daarvoor moet een zware procedure worden doorlopen. Deze procedure kan
worden begonnen door de Europese Commissie of door ten minste vijf EU-
landen, die een verzoek tot de raad van ministers van de EU richten om
een ernstige en voortdurende schending vast te stellen. Daarna moet het
Europese Parlement zijn goedkeuring geven en vervolgens moet Oostenrijk
in staat worden gesteld zich te verdedigen. Ten slotte moeten de
staatshoofden en regeringsleiders van de veertien EU-landen unaniem een
besluit nemen of er van een ernstige en voortdurende schending sprake
is. Ligt zo'n besluit op tafel, dan " kunnen" er wat het Verdrag van
Maastricht noemt "bepaalde rechten" worden geschorst.
Slechts één van deze rechten is met name genoemd:
schorsing van de stemrechten in de raad van ministers van de EU. In
zo'n geval zou Oostenrijk niet meer kunnen deelnemen aan de
besluitvorming. Ook subsidie-uitgaven ten gunste van Oostenrijk die uit
de begroting van de EU worden gefinancierd zouden kunnen worden
geschorst. Wat in ieder geval niet kan, is het uitstoten van Oostenrijk
uit de EU. Het Verdrag van Maastricht laat een dergelijke sanctie niet
toe.
Men moet dus geen grote verwachtingen koesteren over de mogelijkheden
van de EU om daadwerkelijk invloed te kunnen uitoefenen op de politieke
ontwikkelingen in Oostenrijk.
Prof.dr.mr. R. Barents is lid van het kabinet van de Nederlandse
rechter aan het Europees Gerechtshof in Luxemburg.