EU kan weinig uitrichten
Door onze correspondent BEN VAN DER VELDEN
BRUSSEL, 31 JAN. De EU bemoeit zich doorgaans niet met de politieke situatie in de lidstaten. Toch heeft de voorzitter van de Europese Commissie, Romano Prodi, zijn ,,grote zorg'' uitgesproken over de besprekingen tussen de conservatieven en de extreemrechtse FPÖ. Volgens een woordvoerder heeft Prodi deze uitzonderlijke stap gezet omdat Oostenrijk de enige EU-lidstaat is waar extreem-rechts in de regering dreigt te komen. Toen in 1994 in Italië de extreem-rechtse Nationale Alliantie van de voormalige neo-fascist Fini in de regering kwam, uitte de toenmalige Commissie overigens niet dezelfde zorgen.
De uitlatingen van Prodi betekenen niet dat EU-lidstaten maar kunnen doen wat ze willen. De Europese regeringsleiders kunnen tegen een lidstaat optreden als deze de grondbeginselen van de EU met voeten treedt. Daarvoor is echter meer nodig dan extreem-rechts in de regering. Want dezelfde artikelen in het Verdrag van Amsterdam die bepalen wanneer de EU kan ingrijpen, vermelden ook dat de EU de nationale identiteit van haar lidstaten eerbiedigt.
Volgens artikel 6 van het Verdrag van Amsterdam is de EU gegrond op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van de rechtsstaat. Bovendien is in dit artikel vastgelegd dat de EU grondrechten eerbiedigt die zijn vastgelegd in de Europese Conventie voor de Bescherming van de Rechten van de Mens.
Artikel 7 van het verdrag beschrijft wat de EU-regeringsleiders kunnen doen als ze ,,een ernstige en voortdurende schending'' van deze beginselen door een lidstaat vaststellen. Aan die constatering zijn voorwaarden verbonden. Zo kunnen de regeringsleiders dit alleen doen met eenparigheid van stemmen (afgezien van de regeringsleider van de betrokken lidstaat), op voorstel van de Europese Commissie of éénderde van de lidstaten, na instemming van het Europees Parlement en nadat het betrokken land is verzocht om opheldering.
Als geconstateerd is dat een lidstaat de grondbeginselen schendt, kunnen de EU-regeringsleiders met een gekwalificeerde meerderheid besluiten om het betrokken land bepaalde rechten te ontnemen. Daartoe behoort het tijdelijk ontnemen van het stemrecht. Het betrokken land blijft in zo'n geval wel alle verplichtingen houden die voortvloeien uit het lidmaatschap van de EU. Tot schorsing van een EU-lid geeft het verdrag van Amsterdam geen mogelijkheid.
Een regering die de grenzen sluit voor immigranten riskeert door de EU te worden aangepakt als zij zich niet aan internationale afspraken houdt. De EU heeft weliswaar geen gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid maar vorig najaar spraken de Europese regeringsleiders af om de mogelijkheden van zo'n gemeenschappelijk beleid te onderzoeken. Daarbij garandeerden zij dat de EU zal voldoen aan de verplichtingen van het Vluchtelingenverdrag. Tegelijkertijd bepleitten zij strenge controle aan de buitengrenzen om illegale immigratie een halt toe te roepen.
Haiders afkeer van vreemdelingen kan een rol gaan spelen bij de onderhandelingen over uitbreiding van de EU. Als Oost-Europese landen tot de EU toetreden, willen zij dat hun burgers zich vrij in andere EU-lidstaten kunnen vestigen. Oostenrijk kan proberen lange overgangstermijnen af te dwingen voordat het vrije personenverkeer voor nieuwe EU-lidstaten in werking treedt.