|
Nieuws Achtergronden Opinie Biografieën Links
Rellen in Oosterparkwijk
|
Crisis rond OM ontbrand na affaire-Lancée
Door HERMAN STAAL
GRONINGEN, 27 JAN. Het begint allemaal eind 1994 op Schiermonnikoog. Op het waddeneiland (1.000 inwoners) doen geruchten de ronde dat wethouder J. Brands in beschonken toestand 's nachts bij vrouwen naar binnen sluipt. Politiechef R. Lancée besluit hier onderzoek naar te laten doen. Omdat het een wethouder betreft, schakelt hij de Rijksrecherche in. Maar Lancée wordt snel zelf onderwerp van onderzoek, omdat hij de geruchten zou hebben verspreid. En als Lancée ook nog eens wordt verdacht van incest met zijn 17-jarige dochter Bianca, ontbrandt de affaire-Lancée in volle hevigheid. Een paar jaar later mondt deze uit in een hoog oplopend conflict tussen minister Sorgdrager (Justitie) en de top van het openbaar ministerie (OM). Door zijn handelen jegens Brands ligt Lancée slecht bij het college van B en W op Schiermonnikoog. Hij wordt overgeplaatst naar Leeuwarden, maar de politiechef verzet zich hiertegen. Intussen gaat het niet goed met zijn dochter Bianca, die in Groningen naar school gaat. Ze kan de zelfstandigheid niet goed aan, zou Lancée later verkaren. In april 1996 vertelt ze haar mentor op het Zernike College dat haar vader haar seksueel heeft misbruikt. Ze besluiten samen naar de politie te stappen. Rijksrechercheur R. Koster, die ook bij het eerdere onderzoek naar Lancée betrokken is geweest, neemt het eerste verhoor af. Bianca zegt dat met haar vreselijke dingen zijn uitgehaald. Zo zou ze op haar twaalfde gedwongen zijn tot abortussen. Maar dit verhoor is niet goed afgenomen, zo schrijft minister Sorgdrager later aan de Tweede Kamer. Er zijn Bianca woorden in de mond gelegd. Omdat Lancée deel uitmaakt van de politie in Friesland, wordt de hele zaak behandeld door politie en justitie in Groningen. Onder leiding van plaatsvervangend hoofdofficier M. van Capelle besluit justitie Lancée aan te houden. Een arrestatieteam vliegt met een helikopter in de nacht van 26 op 27 april naar Schiermonnikoog. Lancée geldt als vuurwapengevaarlijk. Maar het machtsvertoon blijkt overdreven. Bianca zegt in augustus dat ze alles heeft verzonnen. Justitie seponeert de zaak. Persofficier De Valk verklaart dat ,,dat nog niet wil zeggen dat Lancée onschuldig is. Er is alleen geen bewijs''. Dan begint de strijd van Lancée. Zijn advocaat en hij benaderen Tweede-Kamerleden. In oktober 1996 besluit minister Sorgdrager (Justitie) de zaak te laten onderzoeken door procureur-generaal Docters van Leeuwen. Die sluist alle vragen die zijn gesteld door naar het openbaar ministerie in Groningen. Hoofdofficier R. Daverschot schrijft in ambtsberichten dat twee agenten van de Groningse politie tijdens het onderzoek fouten hebben gemaakt. EÈn is te intiem met Bianca omgegaan, de ander heeft buiten medeweten van de officier van justitie Lancée over het onderzoek ingelicht. Minister Sorgdrager neemt in maart 1997 het standpunt van justitie over in een brief aan de Tweede Kamer. Haar oordeel: het optreden van politie en justitie is niet onverantwoord geweest. Het OM tikt de twee agenten op de vingers en brengt dit naar buiten. De korpsleiding is ,,pijnlijk verrast''. De Tweede Kamer is niet tevreden met het milde oordeel van Sorgdrager en stelt opnieuw vragen, deze keer meer dan honderd. Burgemeester Ouwerkerk roept hoofdofficier Daverschot en korpschef Veenstra tot de orde, want de beantwoording van de vragen is niet in goede samenwerking verlopen. Maar de relatie tussen politie en justitie is en blijft verziekt. Tussen Veenstra en Daverschot is iets in de privÈsfeer voorgevallen waardoor ze hun wederzijdse vriendschap hebben opgezegd. In augustus geeft Sorgdrager haar tweede oordeel over de zaak-Lancée: er zijn toch fouten gemaakt. Zo was de inzet van het arrestatieteam niet de beste optie en er werd te laat een zedenrechercheur bij de zaak betrokken. De regiopolitie Groningen meldt in een evaluatie dat Sorgdrager de Tweede Kamer nog steeds onvolledig en onjuist heeft ingelicht. Kamerleden zijn in ieder geval nog niet tevreden. Ze dringen aan op een onderzoek naar de verstoorde verhoudingen bij politie en justitie in Groningen. Sorgdrager schakelt Bakkenist Management Consultants in. Intussen begint er bij jongeren in de Groningse Oosterparkwijk iets te broeien. Door de moord op een van hen, een portier bij een discotheek in Hoogezand, groeien de jongeren dichter naar elkaar toe en wordt de harde kern harder, zoals een buurtbewoner zegt. In de nacht van 30 op 31 december komt het tot een uitbarsting, vooral gericht tegen buurtbewoner en SP-Statenlid S. Lammerts. Hij heeft zich kritisch over de jongeren uitgelaten. Bij rellen worden zijn huis en twee andere woningen vernield. De politie grijpt niet in en Ouwerkerk reageert na een telefoontje van de officier van dienst weinig alert. Hij gaat slapen. In de eerste week van dit jaar komen Ouwerkerk en de politie van Groningen zwaar onder vuur te liggen, omdat de politie heeft gefaald. Maar de bom barst pas echt als het kritische rapport van Bakkenist uitlekt, dat pas in februari openbaar zou worden. Vooral korpschef Veenstra moet het in dit rapport ontgelden. Veenstra zinspeelt er op dat justitie het rapport heeft laten lekken om hem te beschadigen. Veenstra treedt af. Een week later blijkt de noordelijke procureur-generaal D. Steenhuis een betaalde bijbaan te hebben bij Bakkenist. ,,Ik wist niet wat ik hoorde, de oren vielen van mijn hoofd'', zegt minister Sorgdrager. Een ruzie tussen haar en de top van het openbaar ministerie is een feit. Lancée en Brands wonen nog steeds op Schiermonnikoog. Brands is afgetreden wegens ,,de roddelcampagne'' tegen hem. Hij bekent wel bij vrouwen naar binnen te zijn gegaan ,,zonder kwade bedoelingen''. Lancée onderhandelt met justitie over een schadevergoeding. ,,Ik hoef niet per se miljonair te worden'', zei hij in het voorjaar. Volgens zijn advocaat Van Binsbergen had alles anders kunnen lopen als het openbaar ministerie in Groningen eerder had toegegeven dat het fouten heeft gemaakt. |
NRC Webpagina's
27 januari 1998
|
Bovenkant pagina |