U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
DOSSIERSURINAME
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Suriname

Nieuws

Decembermoorden

Achtergrond

Verhouding met Nederland

Links

Nederlandse regering past een afstandelijke betrokkenheid

Kilte moet uit relatie met Suriname


In Suriname heeft de zegevierende coalitie van het Nieuwe Front duidelijke doelen gesteld om het vertrouwen van de bevolking terug te winnen en het land internationaal weer acceptabel te maken. De vooruitzichten lijken gunstig. Voor Nederland is in dit proces een bescheiden rol weggelegd, maar aan de Suriname-moeheid moet een einde komen, vindt Peter Meel.

Wat er na de verkiezingsoverwinning van het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling in Suriname dient te gebeuren, is voor de zegevierende coalitiepartners duidelijk: bevordering van 'good governance', herstel van de rechtsstaat, versterking van de economie, sanering van de overheidsfinanciën en normalisering van de betrekkingen met bevriende staten, waaronder Nederland. Het Front heeft te kennen gegeven voortvarend te werk te willen gaan. Niet alleen is het doordrongen van de noodzaak schoon schip te maken, ook is het zich ervan bewust dat een zittingstermijn van vijf jaar kort is als èn de Augiasstal van de vorige regering moet worden opgeruimd èn nieuw beleid moet worden gevoerd.

Hoewel het Front een duidelijk doel voor ogen heeft en terecht meent zich weinig tijdverlies te kunnen veroorloven, zijn de commentaren op de terugkeer van de partijcombinatie in het machtscentrum gemengd. Er heerst tevredenheid over het naar huis sturen van de regering- Wijdenbosch, maar betwijfeld wordt of het Front erin zal slagen het Surinaamse schip van staat weer op koers te krijgen. Na het formele herstel van de democratie in Suriname in 1987 heeft het Front immers al twee keer eerder met teleurstellend resultaat geprobeerd orde op zaken te stellen. Critici onderstrepen dat het Front een monsterverbond is van partijen die onevenredig veel tijd steken in het veiligstellen van hun eigen belangen en te weinig gericht zijn op het verwezenlijken van nationale doeleinden. Deze observatie is correct, maar het is voorbarig daar bij de start van een nieuwe regering direct het accent op te leggen.

Het risico dat leden van de Nationale Assemblee van het regeringskamp overlopen naar de oppositie is door de royale zege van het Front minder groot dan in 1996, toen enkele parlementariërs van een van de Front-partijen na de verkiezingen naar het andere kamp overliepen. Nog belangrijker is dat het politieke klimaat gewijzigd is ten opzichte van 1988 en 1991, bij het aantreden van respectievelijk de eerste en tweede Front-regering. Toen overheerste het machtsvraagstuk, de strijd tussen burgerregering en leger, waar bestuurlijk en economisch een verlammende werking van uitging. De binnenlandse oorlog tussen Bouterse en Brunswijk eiste zijn tol en de betrekkingen met Nederland stonden onder grote druk. Het is de verdienste van de toenmalige regering-Venetiaan geweest dat deze kwesties grotendeels tot een oplossing werden gebracht. Immers, tijdens dit bewind werd Bouterse gedwongen als legerleider af te treden, keerde het leger terug naar de kazerne, kwam er een vredesverdrag tot stand tussen de strijdende partijen en werd een Raamverdrag met Nederland gesloten. Niet alleen de uitgangspositie van de nieuwe regering is dus beter dan in 1988 en 1991, ook de ervaring die het Front met crisissituaties heeft opgedaan geeft de nieuwe regering een relatieve voorsprong op de twee vorige Front- regeringen.

Vanuit internationaal oogpunt is de noodzaak voor Suriname om orde op zaken te stellen groter dan ooit. Sinds de toetreding van de republiek tot de Caricom heeft Paramaribo gestreefd naar een verdere integratie in de regio. De ambities van de Caricom betreffen de vorming van een gemeenschappelijke economische markt en de bevordering van politieke en juridische samenwerking in het Caraïbisch gebied. Deze idealen sporen echter niet met de bestuurlijke reputatie die Suriname in de afgelopen vier jaar heeft opgebouwd, zoals onder andere Wereldbank en IMF vernietigend hebben vastgesteld. Alleen door in te zetten op bestuurlijke geloofwaardigheid zal Suriname een substantieel aandeel in de werkzaamheden van de Caricom kunnen verwerven. Een dergelijke bijdrage zal ook positief afstralen op de relaties die Suriname onderhoudt binnen de Organisatie van Amerikaanse Staten OAS, in het bijzonder met de Verenigde Staten, Brazilië en Venezuela. Het slagvaardig afbreken van het imago van narcostaat door de nieuwe regering zal de banden met deze invloedrijke staten sterk verbeteren. Ook de verhouding tot Nederland, waarmee de politieke contacten sinds eind 1997 zijn bevroren, is gebaat bij een regering die laat zien opbouwend beleid te willen voeren en te willen voldoen aan de eisen van good governance.

Het herwinnen van het vertrouwen van de Surinaamse bevolking en de internationale gemeenschap is alleen mogelijk als op afzienbare termijn concrete resultaten worden geboekt. Zo is het van belang dat onduidelijkheden met betrekking tot de regeringsvorm van Suriname worden weggenomen. Tijdens de vorige regeerperiode gaf het bestaande stelsel, dat het midden houdt tussen een parlementair en een presidentieel systeem, aanleiding tot sterk uiteenlopende opvattingen over de bevoegdheden van de Nationale Assemblee en de president. Om een herhaling van de toenmalige competentiestrijd te voorkomen, ligt het voor de hand van deze ongelukkige mengvorm af te stappen. De nieuwe regering zou ervoor moeten zorgen dat de Nationale Assemblee zich spoedig uitspreekt voor òf een parlementair òf een presidentieel stelsel. Behalve aan deze constitutionele kwestie zal de regering bijzondere aandacht moeten geven aan de selectie van kandidaten voor openbare ambten. De kwaliteit van het bestuur kan alleen worden gewaarborgd indien personen worden aangetrokken die gekwalificeerd zijn voor het werk dat ze moeten verrichten. Dit is minder vanzelfsprekend dan het lijkt in een land waar kandidaten voor topfuncties niet zelden alleen politiek worden gewogen. Behalve met de traditionele verwevenheid van bestuur en politiek heeft dit te maken met het geringe aantal hoger opgeleiden dat op de Surinaamse arbeidsmarkt beschikbaar is. Een groot deel van het Surinaamse hogere- en middenkader verblijft in Nederland. Om de terugkeer van een deel van deze migranten te realiseren, doet de Surinaamse regering er goed aan zich te beraden op passende maatregelen. Oud-premier Sedney heeft gepleit voor invoering van een Surinaams landsburgerschap, naast het Surinaamse staatsburgerschap. Dit voorstel, dat niet zonder haken en ogen is, vraagt om nadere bestudering. Fundamenteel is dat de Surinaamse regering zich uitnodigend opstelt tegenover goedopgeleide en gemotiveerde landgenoten die terug willen keren naar hun geboorteland. Alleen welgemeende bereidheid nieuwe arbeidskrachten op te nemen, kan de vooroordelen in Suriname jegens remigranten wegnemen en de arbeidsmarkt voorzien van het zo hoognodige frisse bloed. Voor het herstel van de rechtszekerheid in Suriname is het nodig dat de regering de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ten volle respecteert. Dit dient tot uitdrukking te komen in een benoemingsbeleid dat is gericht op een effectieve rechtsbedeling en rechtspraak, los van politieke overwegingen. Zo kan met verhoogde inzet worden gewerkt aan de bestrijding van de criminaliteit, waartoe ook de drugsgerelateerde en grensoverschrijdende misdaad behoort.

De door het Front in het vooruitzicht gestelde opsporing en vervolging van de daders van de decembermoorden van 1982 maakt ook deel uit van deze taakstelling. Het eindrapport van de commissie-Waaldijk, dat een half jaar geleden gereed kwam en dat pleit voor de instelling van een waarheids commissie, verdient serieuze bespreking. Overigens zal samenwerking met Nederland, in het bijzonder in het kader van het rechtshulpverdrag, hier onontbeerlijk zijn. Om de overheidsfinanciën te saneren en de economie weer vlot te trekken rekent de Surinaamse regering op hulp van Nederland. Er resteert nog een bedrag van 600 miljoen gulden uit de ontwikkelingsgelden die Nederland in 1975 beschikbaar stelde. Nederland doet er verstandig aan de betrekkingen met Suriname snel te herstellen en de geldkraan weer open te draaien. Niet alleen heeft Suriname recht op de verdragsmiddelen, een gebaar van Nederland naar de nieuwe regering is zonder twijfel op zijn plaats. In gezamenlijk overleg zullen Nederland en Suriname moeten bekijken of het aanbeveling verdient de ontwikkelingssamenwerking te internationaliseren. Niet alleen kan hiermee voorkomen worden dat de Nederlands-Surinaamse betrekkingen weer in vruchteloos gemarchandeer ontaarden, belangrijker is dat Suriname zo de eenzijdige oriëntatie op Nederland doorbreekt en opgaat in een wereld waarin het krachtens zijn soevereiniteit al veel steviger had kunnen zijn ingebed. Internationalisering wil niet zeggen dat Nederland zijn verantwoordelijkheden wenst te ontlopen, zoals in Suriname vaak wordt tegengeworpen. Evenmin betekent het dat de republiek zal zijn overgeleverd aan de grillen van Wereldbank en IMF. Wel zal het tot gevolg hebben dat Suriname veel meer dan voorheen zal worden beoordeeld op zijn daden en dat het niet nakomen van verplichtingen consequenties zal hebben. De 'beschermde status' die het land wegens zijn speciale band met Nederland jarenlang heeft genoten, zal plaatsmaken voor een op eigen kracht meespelen in de arena van de internationale politiek. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van bestuur en beleid en aan de economische concurrentiepositie, maar vormt tegelijk een uitdaging die een onafhankelijke staat niet uit de weg mag gaan.

Voor Nederland is in dit proces een bescheiden rol weggelegd. Een terugkeer naar de gemenebest-opties van de begin jaren negentig is niet aan de orde, maar een continuering van de kille onverschilligheid waarin de huidige regering zich heeft verschanst is een ander uiterste. Het is begrijpelijk dat de Nederlandse politiek door een zekere Suriname-moeheid is bevangen. Wie echter de geschiedenis kent, weet dat onverschilligheid een slechte raadgever is en herinnert zich dat de overhaaste overdracht van de soevereiniteit aan Suriname voor een belangrijk deel een zaak was van Nederlandse desinteresse. Nederland past een afstandelijke betrokkenheid, die zich dient te richten op normalisering van de betrekkingen met Suriname en op de ontwikkeling van een deugdelijk plan voor een eigentijdse vorm van ontwikkelingssamenwerking. Het zou minister Aartsen sieren als hij met dit in gedachten zijn ambtenaren direct na het zomerreces aan het werk zou zetten.

Peter Meel is historicus en gespecialiseerd in de geschiedenis van Suriname.

NRC Webpagina's
15 juli 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad