|
Wat is genetische manipulatie?
|
Meeste afweerreakties op gentherapie worden niet gemeld Farma-industrie van chemie naar biologie Niet chemie maar biologie is steeds meer de bron voor farmaceutische bedrijven. Life sciences zijn de trend. Aventis (Hoechst en Rhône-Poulenc) wordt de eerste mondiale speler in Euroland. Is het perspectief echt zo goed? Door onze redacteur BRAM POLS 29 JANUARI 1999. ,,De life science business van Rhône-Poulenc — en die van de farmacie in het bijzonder — maakt een dynamische, voortdurende groei door,'' zei topman Jean-René Fourtou van Rhône-Poulenc gisteren bij de presentatie van de jaarcijfers over 1998. Life science is het toverwoord, aan de traditionele chemie van Rhône-Poulenc — met ruim 36,3 miljard franc nog altijd goed voor meer dan de helft van de totale omzet — werd nauwelijks nog een woord vuil gemaakt. Twee maanden terug maakten het Franse Rhône-Poulenc en het Duitse Hoechst na weken van speculaties bekend te gaan fuseren. Er zal een nieuwe, wereldwijd opererende gigant op het gebied van life sciences ontstaan, met de modieus klinkende naam Aventis. Met life science companies worden tegenwoordig bedrijven bedoeld die op het gebied van geneesmiddelen voor mens en dier en gewasbescherming actief zijn. De term is bedacht door Daniel Vasella, de hoogste baas van het tegenwoordige Novartis, dat in 1996 ontstond uit een fusie van de Zwitserse bedrijven Sandoz en Ciba-Geigy, ook onder achterlating van de chemie. Het concept van life sciences is gebaseerd op het technologische uitgangspunt dat het DNA, het erfelijk materiaal van mensen, dieren en planten niet erg veel verschilt en dat onderzoekers op die drie terreinen binnen hetzelfde bedrijf dus profijt van elkaar kunnen hebben. Kwam bij deze bedrijven ooit alles voort uit de chemie, in de toekomst wordt de biologie als bron van alles gezien. De grote doorbraken worden verwacht van de biotechnologie (reparatie of modificatie van DNA). De fusiepartners verwachten dat het samengaan een besparing gaat opleveren van meer dan 1,2 miljard dollar in drie jaar. Dat vooruitzicht zal aandeelhouders nog meer aanspreken dan het feit dat Aventis volgens de top de eerste life science company van mondiale betekenis wordt in Euroland. Wat zijn de vooruitzichten? Volgens een recente, uitvoerige analyse van accountanskantoor PricewaterhouseCoopers zullen er in het jaar 2005 van de twintig grootste farmaceutische bedrijven ter wereld niet meer dan dertien over zijn. Om te kunnen overleven zal het aantal nieuw te introduceren medicijnen en de kwaliteit daarvan drastisch omhoog moeten. Het proces van onderzoek en ontwikkeling moet fors worden geherstructureerd en er zullen snel nieuwe technieken en hulpmiddelen moeten worden aangewend, terwijl de kosten voor R&D (onderzoek en ontwikkeling) fors omlaag moeten. Bovendien moeten nieuwe ziekte-indicaties worden aangeboord. De omzet van de farmaceutische industrie kan de komende jaren steeds met zeven procent groeien, is de verwachting, maar dan zullen de grootste ondernemingen samen wel zo'n 29 miljard dollar meer omzet moeten maken tot 2005. Dat betekent dat zij ten minste 24 tot 34 nieuwe producten op de markt moeten brengen, die elk een tot anderhalf miljard miljard dollar omzet moeten genereren. Dat is een verviervoudiging van het aantal producten dat nu jaarlijks wordt geïntroduceerd. Bovendien zorgen de huidige `blockbusters' voor een omzet van elk zo'n 265 miljoen dollar per jaar, terwijl dat minimaal een miljard dollar zou moeten zijn. Om aan de vereiste winst te komen moeten kosten voor R&D daarom drastisch omlaag moeten. Dat kan door onderzoeksafdelingen te integreren of door veel meer onderzoek uit te besteden. Een andere manier is onderzoeksafdelingen te integreren, zoals Hoechst en Rhône-Poulenc nu gaan doen. Vraag is of het `life science-concept' enige kans van slagen heeft. Natuurlijk klinkt het logisch om te bezien of toepassingen zowel bij mensen, dieren en planten werken, omdat hun DNA onder een zelfde noemer valt. De technieken die daarbij worden gebruikt zijn goeddeels dezelfde. Maar wat op laboratoriumniveau een oplossing kan zijn, kan op bedrijfsniveau hopeloos falen. Vastgesteld moet worden dat de grootste farmaceutische bedrijven zich nog altijd bij de humane farmacie houden. Daarbij komt dat de gelijkenis tussen mens, dier en plant op DNA-niveau voor de basale wetenschapper fascinerend mag zijn, maar of dat in het laboratorium ook tot `kruisbestuiving' leidt is de vraag. Voorbeelden uit de praktijk zijn in elk geval zeldzaam. Of wel: diepere inzichten in de houdbaarheid van een tomaat zullen waarschijnlijk geen doorbraak forceren in onderzoek naar multiple sclerose. Zeker is ook dat de markten nogal verschillen. Een farmaceutische bedrijf moet overheden overtuigen van veiligheid en effectiviteit van een product en vervolgens huisarts en specialist zover zien te krijgen dat ze het de patiënt voorschrijven. De agribusiness doet zaken met boeren, die het liefst hun hand op de knip houden. Dat laat zich aflezen in de winstmarges bij beide sectoren. In de farmaceutische industrie is een marge van 35 procent heel gewoon, in de agrisector is het tobben om aan 20 procent te komen. Als die twee samen gaan opereren, leert de praktijk dat de een als melkkoe voor de ander gaat functioneren. En dat kan de farmaceutische industrie, zo blijkt uit de studie van PricewaterhouseCoopers, voorlopig niet hebben.
|
NRC Webpagina's 9 maart 2000
|
Bovenkant pagina |
|