|
Wat is genetische manipulatie?
|
Kritiek op gezondheidstests van GM-voedsel Wat is een paprika? Er is kritiek op de gezondheidsanalyses van genetisch gemanipuleerd voedsel. Wageningse voedings-deskundigen vinden de kritiek onzinnig. Door onze redacteur MARCEL AAN DE BRUGH 23 OKTOBER 1999. WORDT GENETISCH gemanipuleerd (GM) voedsel afdoende getest voordat het in de schappen van de supermarkt ligt? Of is de screening ontoereikend en kleven er gezondheidsrisico's aan die producten? Dat laatste, suggereerden Erik Millstone, Eric Brunner en Sue Mayer twee weken geleden in Nature. Het drietal sprak zijn twijfel uit over de veiligheidstests die Europese landen volgens de `Novel Food Verordening' - sinds 16 mei 1997 van kracht - moeten gebruiken bij analyses van GM-voedsel. Volgens dat concept van `substantial equivalence' moet een GM-voedingsmiddel `wezenlijk gelijk' zijn aan het traditionele, niet-gemanipuleerde product. Een GM-tomaat moet dus qua samenstelling vergelijkbaar zijn met een traditionele tomaat. Is dat niet het geval, dan moet het GM-product verder worden onderzocht om zijn (on)veiligheid vast te stellen. Daarnaast moet het ingebrachte genconstruct worden getest op toxiciteit. Het mag bovendien geen allergie opwekken. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Voedsel en Landbouw Organisatie van de Verenigde Naties (de FAO) hebben zich in 1996 uitgesproken voor dit concept. ``Het gaat uit van de jarenlange ervaring die we hebben met bestaande voedingsmiddelen. Als die veilig zijn, mag je ervan uitgaan dat een vergelijkbaar GM-product ook veilig is'', aldus dr. Hub Noteborn, verbonden aan het Rijks-Kwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten (RIKILT-DLO). Noteborn schreef vorige week, samen met collega's Harry Kuiper en Ad Peijnenburg, een commentaar in The Lancet waarin ze het concept van `wezenlijke gelijkheid' verdedigen. In datzelfde nummer staat een artikel van Stanley Ewen en Arpad Pusztai, die juist kritiek leveren op het concept. De twee Britse onderzoekers publiceerden de resultaten van hun veelbesproken onderzoek aan GM-aardappelen. Pusztai kwam daarmee in augustus '98 al in het nieuws. Hij beweerde dat de door hem onderzochte, gemanipuleerde aardappelen een negatief effect hebben op de ontwikkeling van ratten. Ook hun immuunsysteem zou slechter gaan functioneren. Pusztai pleit sindsdien voor strengere veiligheidsanalyses van GM-voedsel. Vloer aanvegen Pusztai kreeg destijds al commentaar op zijn proefopzet. Die kritiek blijft, nu de resultaten officieel zijn gepubliceerd. In een commentaar veegt Noteborn, samen met collega's Harry Kuiper en Ad Peijnenburg, de vloer aan met het onderzoek van Ewen en Pusztai. De proefopzet rammelt aan alle kanten. Daarom, zo schrijven de Wageningse onderzoekers, zijn de resultaten ``moeilijk te interpreteren''. De Royal Society in Engeland had al eerder laten weten dat het onderzoek ``geen betrouwbaar of overtuigend bewijs'' levert voor een eventueel nadelig effect van de door Pusztai onderzochte aardappelen. Ook Millstone, Brunner en Mayer hadden kritiek op het concept van `wezenlijke gelijkheid'. Zij noemden het zelfs `pseudo-wetenschappelijk' en pleitten voor een controlesysteem zoals bij geneesmiddelen en pesticiden. Dat gaat uit van een acceptabele dagelijkse inname (ADI). De ADI bepaalt de maximale dosis van een stof die een mens dagelijks mag binnenkrijgen. Dat getal wordt gedefinieerd als een honderste van de dosis die bij proefdieren nog net geen schadelijke effecten veroorzaakt. Als reactie op het stuk van Millstone, Brunner en Mayer plaatste Nature vorige week drie commentaren. Daarin wordt het voorstel afgedaan als `bizar' en als `belabberde wetenschap'. Noteborn kan zich in die reacties vinden. ``De ADI word vastgesteldvia dierexperimenten, maar die zijn vaak moeilijk te interpreteren. En om de ADI vast te stellen moet je stoffen in hoge concentraties toedienen. Pesticiden en geneesmiddelen kun je door het voer mengen. Maar hoe krijg je een rat zover dat hij tienduizend keer de inhoud van een tomaat opeet?'' Wezenlijke gelijkheid wordt vastgesteld via een serie chemisch-analytische tests. In eerste instantie komen er geen proefdieren aan te pas. Is er twijfel over de resultaten, dan kunnen er alsnog toxicologische of immunologische tests volgen. Belangrijk nadeel van `wezenlijke gelijkheid' is de vaagheid. Wat is wezenlijk? Wanneer heet een GM-paprika nog wel substantieel gelijk aan de traditionele paprika, en waar houdt dat op? ``Zolang je maar binnen de natuurlijke variatie blijft'', zegt Noteborn. Maar die kan erg ver uiteenlopen, zoals blijkt uit een onderzoek dat enkele jaren geleden aan het RIKILT werd uitgevoerd. Een GM-tomaat met een ingebracht insectenresistentie-gen werd vergeleken met een traditionele tomaat. De onderzoekers bepaalden het gehalte aan eiwitten, vetten, koolhydraten, calcium, vitamine C, fosfor, chloor, kalium, natrium, magnesium, ijzer. Ook het gehalte aan giftige glycoalkaloïden werd vergeleken. Alles bleef binnen de natuurlijke grenzen. Maar die liggen ver uit elkaar. De concentratie koolhydraten loopt uiteen van 283 tot 833 g/kg, vitamine C van 3.448 tot 6.000 mg/kg en chloor van 3.636 tot 14.375 mg/kg, afhankelijk van het ras en de variëteit. ``Dus als je vraagt, wat is een paprika of wat is een tomaat, dan kan ik daar geen antwoord op geven'', zegt Noteborn. Binnen de OECD, een organisatie waarvan 29 geïndustrialiseerde landen deel uitmaken, loopt inmiddels een project om de natuurlijke variatie van allerlei nutriënten in voedingsmiddelen vast te stellen. Maar maakt dat het concept van `wezenlijke gelijkheid' niet onzinnig als die variatie zo sterk is. Volgens Noteborn niet. ``Stel dat je een gen in het erfelijk materiaal van een aardappel zet en dat gen komt op een plek terecht waar het de aanmaak van giftige alkaloïden gaat stimuleren. Dan zie je dat meteen tijdens de analyses. Zulke afwijkende dingen vallen op. Je kunt ze dan verder gaan onderzoeken.'' Volgens Noteborn werkt het concept van `wezenlijke gelijkheid' goed. Zeker voor de GM-planten die nu op de markt komen. Daarbij is meestal één gen ingebracht dat de plant moet beschermen tegen insecten, schimmels, bacteriën of een onkruidbestrijdingsmiddel. ``Een bedrijf zal allereerst onderzoek moeten doen aan dat ingebrachte gen. Welk eiwit produceert het? Komt dat in het uiteindelijke voedingsmiddel terecht? Is het toxisch? Kan het allergische reacties opwekken? Daarna moet het bedrijf vaststellen of het GM-voedsel van samenstelling is veranderd.'' Toch kunnen er soms onverwachte resultaten opduiken. Zoals vorige week bleek. Vier Britten publiceerden, wederom in The Lancet, een artikel dat raakt aan de discussie over de GM-aardappelen van Pusztai. Hij had in die aardappelplanten het agglutinine-gen van het sneeuwklokje (Galanthus nivalis) gezet, om het gewas resistent te maken tegen plaaginsecten. En dat gen – het zogeheten gna-gen – hadden de vier Britten nader onderzocht. Het onderzochte agglutinine (GNA) behoort tot de familie van lectinen, die van nature aanwezig zijn in veel voedingsmiddelen zoals erwten, peulen, linzen, snijbonen en granen. Lectinen variëren sterk wat betreft hun eigenschappen. Sommige zijn schadelijk voor de mens, omdat ze binden aan cellen in het darmepitheel en die cellen, via een nog onbegrepen mechanisme, kapot maken. Andere lectines zijn onschadelijk. Het door de Britten onderzochte agglutinine wordt tot die laatste categorie gerekend. In de darmwand van de mens zitten geen suikergroepen waaraan GNA kan binden. Maar de vier Britten ontdekten dat GNA in de reageerbuis wel aan witte bloedcellen kan hechten. ``We weten niet of dit van belang is'', aldus dr. Ad Peijnenburg van het RIKILT. ``Om in het bloed te komen moet GNA eerst de darmwand passeren en daar zitten geen bindingsplaatsen voor het eiwit. Dus de vraag is, in hoeverre is deze bevinding relevant? Maar we houden er wel rekening mee. Binnenkort beginnen we een veiligheidsanalyse van GM-rijst waarin het gna-gen is ingebracht. We zullen kijken of dat effect op de witte bloedcellen van belang is.'' Tweede generatie Toch zal het huidige analyse-systeem aangepast moeten worden aan `tweede generatie' GM-gewassen. Dat zijn gewassen waarbij opzettelijk is gesleuteld aan de nutriëntensamenstelling. Peijnenburg: ``Men probeert planten bepaalde vetten of suikers te laten produceren. Of men schroeft bijvoorbeeld het gehalte aan flavonoïden op. En dan is er van gelijkheid natuurlijk geen sprake meer.'' Bij het RIKILT-DLO werken onderzoekers daaraan. Ook hierbij wordt de GM-plant steeds met de traditionele variant vergeleken. Men bekijkt of de genetische manipulatie effect heeft op het aan- en uitschakelen van genen. De afgelezen eiwitten worden in kaart gebracht. Er is een techniek ontwikkeld die een metabolietenprofiel maakt van een voedingsmiddel. Zo'n profiel brengt de concentratie van een hele serie metabole stoffen in kaart. Zijn er onduidelijkheden dan kunnen er alsnog toxicologische proeven volgen, of tests die de voedingswaarde van een product bepalen. ``De controle van GM-voedsel is naar ons idee afdoende'', aldus Noteborn. ``Mede door de BSE-crisis en de dioxinekippen is de consument ongerust geraakt over de veiligheid van zijn voedsel. Daarom wil hij met zekerheid weten dat zijn eten absoluut veilig is. Maar dat kan niet. We kunnen niet met honderd procent zekerheid zeggen dat het eten veilig is. Niet met GM-voedsel, niet met traditioneel voedsel.''
|
NRC Webpagina's 9 maart 2000
|
Bovenkant pagina |
|