U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Genetische manipulatie

Nieuws

Wat is genetische manipulatie?

GM-voedsel

Gentherapie

Biotech-industrie

Meningen

Links

Europese verordening heeft lang op zich laten wachten

De gemodificeerde keuken

Steeds meer levensmiddelen zijn gemaakt met behulp van recombinant-DNA technieken. Sinds 16 mei 1997 bestaat er Europese regelgeving voor de analyse en etikettering van deze producten. Fabrikanten zijn huiverig. “Niemand wil te boek staan als het eerste bedrijf dat genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen verspreidde.”

Door onze redacteur MARCEL AAN DE BRUGH

17 MEI 1997. IJS, CHOCOLADEPASTA, pannenkoekenmix, stroopkoeken, broodmix, soepballetjes, pizzabodems, sojaburgers, noedels, chili-con-carne, kant-en-klaarmaaltijden, ontbijt-cereals. Zo langzaam aan verschijnen op de planken van de Nederlandse supermarkten de eerste producten met een aangepast etiket. De wikkel vernoemt niet alleen uitlekgewicht en ingrediënten als mineralen, vitamines en spoorelelementen, maar vertelt de koper ook dat er in het product soja-eiwit zit dat is 'vervaardigd op basis van moderne biotechnologie'. “Fabrikanten waren er huiverig voor om het te vermelden”, zegt Connie Eli, woordvoerster van het Productschap voor Margarine, Vetten en Oliën dat de verwerking coördineert van de vier miljoen ton soja die Nederland jaarlijks importeert. “Men is erg geschrokken van de felle acties vorig jaar toen de eerste schepen met genetisch gemodificeerde soja vanuit Amerika de Rotterdamse haven kwamen binnenvaren. Niemand wil nu te boek staan als het eerste bedrijf dat genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen verspreidde.”

Toch hebben de Nederlandse fabrikanten, in overleg met overheid, bedrijfsleven en milieu-organisaties, tot etiketteren besloten. Maar wat in dit geval nog vrijwillig gebeurde, is sinds gisteren verplicht. In heel Europa. Op 16 mei 1997 werd namelijk de Europese Verordening nr. 258/97 van kracht. Deze verordening 'betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten' stelt regels voor de veiligheidsanalyse, de etikettering en het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen en -ingrediënten. Hieronder vallen onder andere voedingsmiddelen of -ingrediënten die genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) bevatten of met behulp van ggo's zijn gemaakt.

Fabrikanten hoeven niet in alle gevallen het etiket aan te passen. Dat moeten ze alleen als een nieuw voedingsmiddel qua 'samenstelling, voedingswaarde of beoogd gebruik' niet gelijkwaardig is aan het conventionele voedingsmiddel. In zo'n geval zullen ze op de wikkel moeten aangeven welke eigenschappen gewijzigd zijn en met welke methode dat is gebeurd. Soja-eiwit uit de genetisch gemodificeerde sojaboon wijkt bijvoorbeeld af van het eiwit uit de traditionele boon. Dat moet op het etiket. Maar soja-olie is hetzelfde. Bij producten die soja-olie uit genetisch gemodificeerde soja bevatten, hoeft de wikkel dus niet te worden aangepast. Eli: “We moeten afwachten hoe de consument op de nieuwe etiketten reageert. Maar we verwachten weinig ophef. De overgrote meerderheid maakt zich niet druk over Dossier.GM.”

Gebed zonder einde

De Europese Verordening heeft lang op zich laten wachten. “Al in 1992 verscheen het eerste concept”, zegt drs. Frans van Dam van de Stichting Consument en Dossier.GM. “Maar daarna bleven de lidstaten er voortdurend veranderingen in aanbrengen. Het leek een gebed zonder einde te worden.”

Nederland besloot daarom tot een spoedmaatregel: een tijdelijke nationale richtlijn. Die trad in 1993 in werking. De Warenwet die toeziet op de keuring van onder andere voedingsmiddelen, werd aangevuld met de Warenwetregeling Nieuwe Voedingsmiddelen. Er werden twee commissies in het leven geroepen om de aangemelde nieuwe voedingsmiddelen te beoordelen. De Voorlopige Commissie Veiligheid Nieuwe Voedingsmiddelen (VCVNV) doet dat op technische aspecten, de Novel Food commissie van de Warenwet beoordeelt de maatschappelijke aspecten. Inmiddels zijn er ruim twintig nieuwe voedingsmiddelen tot de markt toegelaten. Deze zullen niet opnieuw getest hoeven worden nu de Europese Verordening van kracht is. De producten die wachten op goedkeuring van de commissies, zullen nu door de Brusselse molen moeten.

Onder de al toegelaten producten vallen niet alleen genetisch gemodificeerde planten als koolzaad, soja en roodlof, maar ook ingrediënten als de zetmeelvariant amylopectine uit een genetisch gemodificeerde aardappel, een veranderd vetzuur (zie kader) en zuivelprodukten die nieuwe bacteriestammen bevatten (zoals de 'vifit' van Mona en de 'causido' van Coberco). Maar het merendeel bestaat uit enzymen, die door een ggo worden gemaakt. Zo'n enzym wordt uit een ggo gehaald en vervolgens gebruikt voor bijvoorbeeld brood- of kaasbereiding. Enzymen zijn niet in het eindproduct aanwezig.

Juist over deze enzymen bestaat onduidelijkheid. Een woordvoerder van het ministerie van VWS maakt duidelijk dat ze binnen de reikwijdte van de verordening vallen: “Volgens artikel 2, lid 2 vallen ze er weliswaar buiten. Maar als u artikel 2, lid 3 vervolgens leest, blijken ze er toch binnen te vallen.” Van Dam: “Zo'n uitleg nodigt uit tot meerdere interpretaties. We zouden graag zien dat enzymen ondubbelzinnig binnen de regels vallen.” De woordvoerder van het ministerie van VWS laat weten dat er speciaal voor enzymen nieuwe Europese regels in voorbereiding zijn. Hij verwacht dat ze over vijf jaar op papier staan.

“Er zijn nog meer onduidelijkheden”, aldus Van Dam. “Het centrale punt in de verordening is de aantoonbaarheid van substantial equivalence. Je nieuwe voedingsmiddel moet substantieel overeenkomen met het oorspronkelijke product. Is dat niet het geval dan zijn er vaak aanvullende tests nodig om de veiligheid van het product te garanderen. De crux zit 'm natuurlijk in dat woord 'substantieel'. Zo'n vage term kan door iedereen op zijn eigen manier worden geïnterpreteerd.”

“Substantial equivalence is een goede uitgangsterm”, meent ir. Esther Kok van het RijksKwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwproducten (RIKILT-DLO) van het ministerie van LNV. “Je vergelijkt je nieuwe product met een bestaand voedingsmiddel waarvan je weet dat het veilig is. Je weet ook dat die traditionele producten kunnen variëren wat betreft de stoffen die erin zitten. Het gehalte aan giftige glyco-alkaloïden in aardappelen kan sterk verschillen per ras en per variëteit. Je moet zorgen dat je met je nieuwe product tussen die natuurlijke variatie zit. Dat schrijft de verordening ook voor. Is dat niet het geval dan moet je het product nader onderzoeken.”

Van Dam heeft ook kritiek op de methoden waarmee de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen wordt getest. “Er zijn geen goede methodes beschikbaar om honderd procent zeker te weten dat een nieuw voedingsmiddel - ggo of niet - géén nieuwe allergieën oplevert.”

Bij het Amerikaanse bedrijf Pioneer Hi-Bred International ging het net goed. Het bedrijf zette een gen uit de paranoot in soja, met de bedoeling de voedingswaarde van het gewas te verhogen. Het gen codeert voor het eiwit albumine. En dat is een bekend allergeen. Dat bleek ook tijdens de testfase toen het soja-eiwit bij serum werd gevoegd van patiënten die allergisch zijn voor albumine. Pioneer Hi-Bred brak het onderzoek meteen af. Van Dam: “In dit geval ging het om een bekend allergeen. Maar als je bijvoorbeeld een nieuw gen in het erfelijk materiaal van een organisme zet, weet je niet precies waar het gen terechtkomt. Misschien zorg je er wel voor dat andere genen ongewenst worden aangeschakeld. En misschien bevatten die genen de informatie voor een nog onbekend allergisch of een toxisch eiwit.”

Volgens Kok heeft de Wereldvoedselorganisatie (FAO) samen met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) eind vorig jaar een advies uitgebracht over allergenen. “In principe mag je geen eiwitten uit producten overnemen waarvan je weet dat ze allergie kunnen veroorzaken, zoals pinda's. Dat mag alleen als je weet dat dát eiwit niet verantwoordelijk is voor de allergie.”

Knelpunten

Om knelpunten in de veiligheidsanalyse op te sporen, voerde het RIKILT-DLO een aantal jaren geleden een uitgebreid onderzoeksproject uit naar een genetisch gemodificeerde tomaat van het Belgische bedrijf Plant Genetic Systems (vorig jaar voor 920 miljoen gulden opgekocht door het Duitse bedrijf AgrEvo). Dat gebeurde samen met een aantal andere Europese groepen.

In de PGS-tomaat is een gen ingebracht dat uit de bacterie Bacillus thuringiensis (Bt) komt. Het bevat de informatie voor een Cry-eiwit dat dodelijk is voor rupsen, kevers en vliegen. Het eiwit bindt aan een receptor op de cellen van het maagdarmkanaal van het insect. De cellen gaan kapot, uiteindelijk ontstaan er gaten in de darmwand en sterft het insect. Tomatenplanten beschermen zich via het ingebrachte gen dus tegen een aantal insecten. Er zijn inmiddels zo'n vijftig verschillende Cry-eiwitten bekend, elk daarvan is dodelijk voor bepaalde insecten.

Het RIKILT onderzocht de gemodificeerde tomaat zeer nauwkeurig. Het gehalte aan eiwitten, vetten, koolhydraten, calcium, vitamine C, fosfor, chloor, kalium, natrium, magnesium en ijzer werd vergeleken met dat van normale tomaten. Datzelfde gebeurde met de giftige glyco-alkaloïden, met name het in tomaat voorkomende tomatine. Kok: “Alle waarden bleven binnen de grenzen van niet-gemodificeerde tomaten. Die natuurlijke waarden kunnen trouwens behoorlijk uiteenlopen.” Afhankelijk van ras en variëteit loopt de concentratie koolhydraten uiteen van 283 tot 833 g/kg, vitamine C van 3448 tot 6000 mg/kg en chloor van 3636 tot 14375 mg/kg.

Het RIKILT besteedde veel aandacht aan de veiligheidsanalyse van het Cry-eiwit. Het Bt-toxine werd toegevoegd aan rattencellen uit slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm. Datzelfde gebeurde bij cellen van muizen, rhesusapen en mensen. Ratten en konijnen kregen het toxine door hun voer en door het water. Bij de ratten was de concentratie 0.5 mg op 5 g voer, bij de konijnen 0.75mg/l water. Als een mens op een dag respectievelijk 2000 en 60 kilo transgene Bt-tomaten zou eten, krijgt hij dezelfde hoeveelheid toxine binnen. De onderzoekers vonden geen enkel nadelig effect. Het Cry-eiwit bleek niet te binden aan de epitheelcellen van het maagdarmkanaal van rat of konijn. Het werd daar niet eens teruggevonden. Het bleek al voortijdig afgebroken.

Tot slot voerden de Wageningse onderzoekers nog een 90-dagen-test uit. Ratten aten 90 dagen voer waar Bt-tomaten doorheen waren gemengd. De inname was gemiddeld 200 g tomaat/kg lichaamsgewicht, overeenkomend met een menselijke consumptie van 13 kg tomaat per dag. Ook hier vonden de onderzoekers geen afwijkingen, vergeleken met ratten die 90 dagen niet-gemodificeerde tomaten door hun voer kregen. “Uit het onderzoek blijkt dat de bestaande tests voldoen, maar ze kosten veel tijd en geld”, aldus Kok. De totale kosten van zo'n uitgebreid onderzoek kunnen oplopen tot 200.000 gulden. “Als je in je achterhoofd houdt dat er steeds meer ggo's op de markt zullen komen denk je aan snellere en goedkopere analysemethodes.”

De 90-dagen-test heeft voor het testen van complexe voedingsmiddelen zoals tomaat of maïs, maar beperkte waarde. Kok: “Je test je product in je proefdier in een hoge concentratie. Als je dat wil doen met je complexe voedingsmiddel zul je het sterk moeten concentreren. Dat is moeilijk. Het proefdierdieet moet in balans blijven, anders vind je bij zo'n sterk geconcentreerd product al snel toxicologische effecten die niet gerelateerd zijn aan de genetische modificatie.”

Met een subsidie van het ministerie van EZ ontwikkelen het RIKILT in Wageningen en TNO Voeding in Zeist nieuwe, alternatieve methoden voor proefdierexperimenten om de samenstelling en eventuele toxiciteit van complexe producten te analyseren. Kok ontwikkelt een techniek met de naam mRNA-fingerprinting, een collega werkt aan een techniek die metabolietprofilering heet (zie kader).

Bij TNO Voeding staat sinds kort een uit siliconen en glas opgebouwd model van het menselijk maagdarmkanaal. Hierin wordt getest of bepaalde genen in het nieuwe voedingsmiddel tijdens vertering vrijkomen en door bacteriën worden opgenomen. Ook de verteerbaarheid en de beschikbaarheid van nutriënten is met dit model te bestuderen. De methoden worden getest op de genetisch gemodificeerde aardappel van het aardappelverwerkingsbedrijf Avebe en op de genetisch gemodificeerde tomaat die Unilever ontwikkelt.

Dit soort tests en al de biotechnologische ingrepen, hebben volgens Kok hun effect op onze blik op voeding. “We gaan naar ons voedsel kijken op een manier zoals we nooit eerder hebben gedaan. Zo nauwkeurig, alles in kaart brengend. Het eten krijgt als het ware een paspoort.”

NRC Webpagina's
9 maart 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad