Te sterke euro heeft ook weer bezwaren
Door onze redacteur MAARTEN SCHINKEL
Europa is trots op zijn rivaal van de
dollar: de euro maakte een krachtig debuut op de valutamarkt. Na de
euforie lijkt het een kwestie van tijd voordat in Parijs en Bonn de
eerste zorgen bovenkomen over een te sterke Europese munt.
De euro is er, en hij doet het bij aanvang niet slecht. Op oudejaarsdag
prikten Europa's centrale bankiers een koers van 1,1675 dollar voor een
euro, en op de eerste handelsdag gisteren sloot de Europese munt ruim
een procent sterker op juist onder 1,18 dollar. Vanmorgen steeg de euro
kalmpjes verder.
Leuk voor de bankiers en voor Brussel natuurlijk, dat sterke debuut van
de euro op de financiele markten. Te leuk bijna, gezien de geruchten dat
de ECB op ingrijpen stond toen de euro gisterochtend, in de late handel
in Azie en de vroege handel in Europa, iets te enthousiast dreigde op te
stomen tegen de dollar. Centrale bankiers liggen niet snel wakker van
langetermijnbewegingen van hun wisselkoers, maar van snelle en sterke
fluctuaties moeten ze niets hebben.
Zorgen om een veronderstelde onder- of overwaardering van de munt zijn
het domein van de politiek. Wisselkoersen zijn internationaal een
netelig onderwerp, vooral omdat ze sterk samenhangen met internationale
handel. De Amerikaanse president Clinton verwelkomde gisteravond
officieel Europa's monetaire unie als ,,goed voor Amerika en voor de
wereld', maar over de euro zelf geen woord. Het uitspreken van de
ceremoniele hoop dat het een sterke en stabiele munt mag worden liet hij
over aan onderminister Summers van Financien.
De verhouding tussen euro en dollar belooft de komende tijd een
belangrijk onderwerp te worden. Met de verslechterende vooruitzichten
voor de economische groei in de VS en Europa, zijn de onderlinge
spanningen op handelsgebied toegenomen. Nog vorige maand kondigden de VS
strafheffingen aan op sommige Europese exportproducten, als antwoord op
het Europese regime voor de bananenimport uit het voor de VS belangrijke
Midden-Amerika. Dergelijke heffingen zijn een formeel blijk van
ontevredenheid. Het `verwaarlozen' van de dollarkoers is een andere
mogelijkheid. De VS pasten dit wapen in 1995 toe om Japan te dwingen
zijn markten te openen. De dollar daalde toen naar een ongekende laagte
van, in guldens gerekend, 1,51. Dat zou nu 1,45 dollar per euro zijn.
Zo extreem zal het wel nooit meer worden, en het ramen van valutakoersen
behoort tot de meest ondankbare taken van het gilde der financieel
analisten. Maar op de financiele markten bestaat er wel de consensus dat
er meer factoren spreken voor een opwaardering van de euro tegen de
dollar, dan andersom. Een eurokoers die dit jaar met zo'n tien procent
oploopt wordt niet ondenkbaar geacht.
Moeilijk meetbaar, maar van grote invloed is het verruilen van dollars
voor euro's als reservemunt. China, dat na Japan de grootste
deviezenreserves ter wereld bezit, heeft al aangekondigd dat op termijn
te gaan doen. Europese centrale banken hebben, nu zij geen eigen munten
meer te verdedigen hebben, een bedrag aan reserves `over' waarvan de
schattingen oplopen tot een waarde van 180 miljard euro - en een groot
deel daarvan wordt aangehouden in dollars.
Van invloed is ook het gapende gat in de Amerikaanse betalingsbalans,
dat volgend jaar kan oplopen naar zo'n 275 miljard dollar, of ruim 3
procent van het Amerikaanse bruto binnenlands product. De VS importeren
veel meer dan zij exporteren. En jaren van buitenlandse financiering van
het tekort op de betalingsbalans heeft er voor gezorgd dat het
buitenlandse inkomen op investeringen en beleggingen in de VS, dat van
Amerikanen in het buitenland heeft overstegen.
Hoewel de VS een begrotingsoverschot hebben, maken uitzonderlijk lage
binnenlandse besparingen - consumenten zijn bijvoorbeeld voor het eerst
sinds de jaren dertig per saldo geheel opgehouden met sparen - de
situatie ernstiger. Het buitenland zal, kortom, de dollars moeten kopen
waarmee de VS zichzelf financieren. Vraag is of het buitenland dat
blijft doen. Om de dollar aantrekkelijk te houden zijn er twee opties:
of de VS zorgen dat de rente hoger blijft dan in de landen waar de
dollar-kopers vandaan moeten komen, of de prijs van dollars - de koers -
moet omlaag.
De rente in de VS is over het gehele spectrum, van kort geld tot lang
kapitaal, hoger dan in Euroland. Maar veel valuta-analisten wijzen er op
dat de economische groei in de VS dit jaar sterker in kan zakken dan in
Euroland, waardoor de Amerikaanse rente sterker kan dalen dan de
Europese. In dat geval rest weinig anders dan een lagere wisselkoers van
de dollar. banken als JP Morgan zien de euro-koers dit jaar nog oplopen
naar 1,30 dollar. Zo eenduidig kunnen de tekenen voor een
dollar-depreciatie natuurlijk niet zijn. Op wisselkoersen speelt zo'n
groot scala aan invloeden in, dat het vrijwel onmogelijk is om harde
voorspellingen te doen. Analisten kunnen meestal slechts de betooglijnen
weergeven die wijzen in de richting van een stijgende of dalende
koersverhouding. Vooronderstelling en bewijsvoering houden zich daarbij
niet altijd aan de voorgeschreven volgorde. Zo is de yen-dollarkoers
zeker ook van belang voor de euro-dollarkoers, en bovendien logenstraft
de Amerikaanse economie al jarenlang voorspellingen dat de uitbundige
groei eens afgelopen moet zijn.
Maar voor de euro-landen, die samen een flink overschot op hun
betalingsbalans kennen, en waar de begrotingstekorten meer dan worden
gecompenseerd door gezonde binnenlandse besparingen, wijst veel erop dat
de euro een sterke positie krijgt. Te sterk misschien wel, naar de zin
van de Europese politici, die zich zorgen maken over de economische
vooruitzichten dit jaar. Maar iedereen had ze van te voren kunnen
vertellen dat het hebben van een ankermunt als de euro niet alleen maar
voordelen heeft.