Plan Lafontaine voor band euro en dollar `kansloos'
Door onze redacteur MAARTEN SCHINKEL
`Kansloos' noemt de Leuvense hoogleraar De
Grauwe de Duitse plannen om de rente te laten dalen en een
wisselkoerssysteem tussen euro en dollar te introduceren.
,,Absolutistisch' en ,,pre-democratisch', verwenst de Duitse
staatsscretaris van Financien Noe het regime van de centrale bankiers in
Frankfurt. ,,Politiek activisme' zo typeren Bundesbank-president
Tietmeyer en ECB-topman Duisenberg de motieven van Noe, zijn
mede-staatssecretaris Flassbeck en minister van Financien Lafontaine.
De openlijke ruzie gaat vooraleerst over het rentebeleid van de
Bundesbank en straks de ECB. Maar Lafontaine onderscheidde zich na de
Duitse verkiezingen niet alleen in het oproepen tot een lagere rente.
Ook maakt hij zich sterk voor het beeindigen van de grote fluctuaties in
de wisselkoersen tussen de Europese munten, over twee maanden verenigd
in de euro, en de Amerikaanse dollar. Kern van zijn idee, dat wordt
gesteund door de Franse minister van Financien Strauss-Kahn, is het
instellen van doelzones voor euro en dollar. Die doelzone omvat een
maximale fluctuatiemarge waartussen de wisselkoers van de twee munten
zich mag bewegen.
Met het oproepen tot renteverlagingen treedt Lafontaine in het
exclusieve domein van het Europese Systeem van Centrale Banken. Met het
idee voor een wisselkoersregime ligt dat anders. Hier heerst van oudsher
het primaat van de politiek. In het Verdrag van Maastricht wordt de
ministers bijvoorbeeld het recht toegekend wisselkoers-arrangementen aan
te gaan tussen de euro en andere munten, zoals de dollar, mits dat het
monetaire beleid van de Europese centrale Bank niet doorkruist. Wanneer
dat doorkruisen wel of niet gebeurt is arbitrair, zodat hier de kiem
ligt voor een nieuwe controverse tussen politiek en centrale bankiers in
de muntunie.
Strauss-Kahn heeft bij het sluiten van het Verdrag van Amsterdam
anderhalf jaar geleden dit recht van de ministers nog eens extra laten
bevestigen in een aanhangsel. Die Franse wens werd destijds luchtigjes
door de CDU-FDP coalitie van Helmut Kohl gehonoreerd.Nu blijkt dat
Strauss-Kahn destijds zo gek nog niet is geweest om de competentie van
de politiek inzake de wisselkoers van de euro boven elke twijfel te
laten verheffen.
Het maakt dat Lafontaines idee van doelzones serieus genomen moet
worden. Vraag is: zal het werken? De wisselkoers van de euro en de
dollar vertoont forse fluctuaties over de tijd. De Europese munten zaten
meer dan tien jaar onderling vast tussen maximale fluctuatiemarges van
twee maal 2,25 procent rond een spilkoers. Maar in 1993 moest die
fluctuatiemarge onder druk van de valutamarkt worden opgerekt tot een
zeer vrijblijvende twee maal 15 procent.
De afgelopen zeven jaar, de periode waarvoor `synthetische' euro-koersen
zijn berekend, zou de wisselkoers tussen de pro forma-euro en de dollar
al meermalen buiten die zeer brede band van tweemaal 15 procent zijn
getreden. P. de Grauwe, hoogleraar economie in Leuven en autoriteit op
het gebied van wisselkoersen, is dan ook zeer sceptisch over het plan
van Lafontaine. ,,Het hangt er van af hoe zo'n plan van doelzones wordt
vormgegeven, maar een zone-systeem waarbij de wisselkoers binnen
limieten mag fluctueren is al vaak geprobeerd en mislukt. Het werkt vaak
wel in normale tijden, als je het niet nodig hebt. Maar juist niet in
tijden van crisis, als het zijn nut moet bewijzen.'
Bovendien zou er eerst een evenwichtskoers tussen euro en dollar moeten
vastgesteld, waaromheen de fluctuatie mag plaatsvinden. De Grauwe
herinnert aan de vele pogingen om zo'n evenwichtskoers te berekenen.
,,Er is zeer veel onzekerheid over de factoren die mee zouden moeten
wegen,' vindt hij. Dit speelt des te meer mee als er een alternatief
wordt verondersteld voor een doelzone-systeem, waarbij de doelzones van
tijd tot tijd worden aangepast aan de omstandigheden. Veranderende
onderlinge inflatieverschillen tussen Euroland en de Verenigde Staten
bijvoorbeeld, of veranderingen in de lopende rekening van de
betalingsbalans.
Er zijn meer complicerende factoren. Zo kan de derde belangrijke munt in
de wereld, de Japanse yen, moeilijk buiten een euro-dollar arrangement
worden gelaten. Bovendien, zo stelt De Grauwe, veronderstelt een
wisselkoerssysteem de bereidheid van de Amerikaanse centrale bank en de
Europese centrale Bank om samen te werken. ,,Daar zit de Achilleshiel.
De VS en Europa moeten bereid zijn om hun rentevoeten op elkaar af te
stemmen. Dat vergt niet alleen een sterke toewijding, maar de
conjunctuur in de VS en in Europa wijkt daarvoor te veel af.'
Daar komt nog bij dat het stellen van doelzones, net als in het Europese
Monetaire Stelsel in 1992 en 1993, de valutamarkt een aangrijpingspunt
geeft, en speculaties aanmoedigt die de aanhangers van een
doelzonesysteem nu juist willen vermijden. ,,We hebben sinds 1973 met
zwevende wisselkoersen leren leven,' zegt De Grauwe, die dan ook
voorziet dat Lafontaines idee van een wisselkoersstelsel met de dollar
een vroege dood sterft.