NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Euro

Nieuws

De invoering van de euro

De koers van de euro

Europese Centrale Bank

Economische en Monetaire Unie

Meningen

Feiten en cijfers

Links

De burger kan Europa nu niet meer negeren
J.H. Sampiemon; J.H. Sampiemon is redacteur van NRC Handelsblad.
De Nederlandse politiek is zichzelf deze week trouw gebleven. De Tweede Kamer heeft zich akkoord verklaard met de deelname van Nederland aan de Economische en Monetaire Unie (EMU) en euro. Er is de afgelopen paar jaar toch nog een soort debat gevoerd, maar uiteindelijk is het koninkrijk aan de vertrouwde kant van de scheidslijn gebleven die momenteel in het verenigd Europa te onderkennen valt. Die lijn verdeelt neonationalisten en kosmopolieten. De eerste categorie wil het oude nest warm houden, de tweede ziet in grenzen hinderlijke obstakels voor de dynamiek die sinds het einde van de Koude Oorlog de wereld in haar greep heeft genomen.

De dubbelzinnigheid van het verenigd Europa is gegeven: het voedt zowel neonationalistische als internationalistische gevoelens. Het is tegelijkertijd platform geweest voor Franse geldingsdrang en katalysator voor Duitse emancipatie na de nederlaag van 1945. Waar de Fransen, zeker sinds De Gaulle, Europa meenden te kunnen gebruiken voor een herstel van hun positie als wereldmacht, daar benutte de Bondsrepubliek de ene Europese markt als uitvalsbasis naar de wereldmarkt. Tot op de dag van vandaag is Frankrijk het niet werkelijk met zichzelf eens kunnen worden in hoeverre de Europese integratie het eigen nationale belang bevordert dan wel schaadt. Naarmate de rest van Europa minder geneigd blijkt Frans leiderschap te aanvaarden, en de wereld gecompliceerder wordt, zijn de anti-Europese krachten in Frankrijk manifester geworden, ook in politieke partijen die voorheen de Europese eenwording hebben gedragen.

Ook in Nederland, vanouds een trouwe aanhanger van de Europese gedachte, zijn de laatste tijd de reserves toegenomen. Die hebben, anders dan in Frankrijk, niets van doen met een behoefte de nationale grandeur te herstellen. Daarvoor is het realisme van de gemiddelde Nederlander te sterk. Maar het behoud van het 'gewone' eigene houdt velen in de ban. Bij de een wordt dat eigene bepaald door de lotsverbondenheid op religieuze, staatkundige en historische grondslag, bij de ander door de moderne solidariteit van de verzorgingsstaat. In die wijze van zien staat Europa niet, zoals de traditionele gaullisten meenden, voor conservering van het eigen nationalisme, maar is het juist een gevaar voor het nationale erfgoed, of dat nu in conservatieve of in progressieve termen wordt begrepen.

Formeel is het debat, vooral binnen de lijnen van de officiële politiek, gegaan over de criteria van Maastricht: over de vraag of de euro 'hard' genoeg zou zijn, of het verloren gaan van de gulden niet ook vermogensverlies zou gaan betekenen voor samenleving en burger terwijl de beloofde winst van de toenemende dynamiek zou kunnen tegenvallen. De aandacht richtte zich daarbij op de 'trucs' die andere landen zouden gebruiken voor het bereiken van de befaamde criteria, en vooral Italië was het voorwerp van kritiek en argwaan. Nadat de Nederlandse politiek zich lange tijd had verzet tegen deelname van dit land, ging zij overstag met een voorbehoud dat buiten de landsgrenzen nauwelijks geloofwaardig is.

Maar achter de formele bezwaren en twijfel gaat iets anders schuil. Voor het eerst sinds de lange geschiedenis van de Europese eenwording wordt Europa in bestuurlijke zin voor de burger werkelijkheid in het dagelijkse leven. Voor verschillende beroepsgroepen, boeren en ondernemers voorop, is dat al veel langer het geval, maar voor de grote rest manifesteerde de Europese integratie zich in niet veel meer dan het wegvallen van wat de 'binnengrenzen' heten, of, nauwkeuriger, van de passen- en douanecontrole aan die grenzen. Die nieuwe faciliteit is overigens onvoldoende tegenwicht gebleken tegen de angsten die de eenwording in toenemende mate oproept. Zelfs het zicht op een Europese munt en de daarmee gepaard gaande doorzichtigheid van de prijzen in het buitenland heeft de woekerende somberheid niet kunnen wegnemen.

Gaandeweg heeft het verenigde Europa een 'politiek' gezicht gekregen. Ideologisch is het nooit neutraal geweest. Van het begin af aan stonden de democratie en de rechtsstaat in het middelpunt, zij het dat ieder land daarvan zijn eigen interpretatie kende en kent. Maar het sociale en het economische beleid stonden in de verschillende lidstaten vaak diametraal tegenover elkaar: de economie van het plan in Frankrijk, de soziale Marktwirtschaft in de Bondsrepubliek, gigantische staatsondernemingen in Frankrijk en Italië en de vroeg begonnen en geslaagde deregulering elders.

Met de EMU, de Europese Centrale Bank en het Stabiliteitspact ter ondersteuning van de waarde van de euro zal de convergentie, het naar elkaar toegroeien van beleidsvormen in de verschillende lidstaten, verder toenemen. Of nu wordt gekozen voor convergentie via harmonisatie van regelgeving of via beleidsconcurrentie (het beleid met het beste resultaat werkt voorbeeldig), de beleidsvrijheid van weleer gaat verloren. In feite heeft de Europese Unie met haar nieuwe instellingen niet alleen gekozen voor afstemming van beleid maar heeft zij ook al de inhoud vastgesteld. Die zal gericht zijn op bevordering van de liberale markteconomie, op begrotingen in evenwicht, kortom op een monetair gedisciplineerde volkshuishouding in alle aangesloten staten, zelfs in de lidstaten die nog niet tot de EMU behoren.

Het ene land is vertrouwder met deze aanpak dan het andere. Maar in alle lidstaten zal de manoeuvreerruimte voor de eigen overheid afnemen. De snelheid waarmee de Franse socialisten na hun overwinning vorig jaar hun verkiezingsbeloften moesten bijstellen, onderstreept het realisme van die stelling. Juist in een tijd van massale werkloosheid in het ene land en een nog altijd als fragiel ervaren beleidssucces in het andere, wekt die binding aan nog onbeproefde structuren wrevel en onbehagen. Wrevel bij theoretici die meer dan andere theoretici onder de indruk zijn gekomen van de risico's van 'het avontuur', onbehagen bij burgers die hun zekerheden willen behouden.

De contouren van het flankerende sociale beleid zijn intussen vaag gebleven. Anders gezegd, het sociale beleid zal nationaal worden bepaald binnen de grenzen die het gemeenschappelijke monetaire beleid voorschrijft. De burger wil beide: behoud van koopkracht (een harde euro) en de geneugten van de verzorgingsstaat. Die koppeling zal van nu af aan in het samenspel tussen Unie en lidstaten in stand moeten worden gehouden. En misschien wordt zij eens een vertrouwd arrangement, zoals de nationale arrangementen dat tot dusver zijn geweest.

NRC Webpagina's
17 april 19980


www.nrc.nl/Economie

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad