Euroland groeit langzaam scheef
'Robuust' zo noemde ECB-
president Duisenberg voor het Europees Parlement de vooruitzichten voor
de euro-economie in de eerstvolgende jaren. Maar dat geldt niet voor
alle eurolanden afzonderlijk. De onderlinge verschillen lopen op.
Door onze redacteur MAARTEN SCHINKEL
AMSTERDAM, 6 MAART. Geen twee jaar van economische groei van tegen de 3
procent gaat Euroland tegemoet, maar drie jaar. Die wetenswaardigheid
meldde president Duisenberg van de Europese Centrale Bank (ECB) gisteren
bij zijn bezoek aan het Europese Parlement, dat de bankpresident aan de
tand voelde over het monetaire beleid.
Dat de ECB vol vertrouwen is over het vermogen van de euro-economie om
de terugslag van de Amerikaanse economie te weerstaan, was al bekend.
Duisenberg meldt dit al sinds het afgelopen najaar. Maar de belofte dat
er ook op de langere termijn geen schade zal zijn, is nieuw. Duisenbergs
voorspelling dat de inflatie in het eurogebied - nu 2,6 procent - in de
loop van het jaar zal terugvallen naar de 2 procent die de ECB maximaal
nastreeft, had gisteren ook al een grotere zekerheid dan de
bankpresident in eerdere uitlatingen liet doorsijpelen.
De stoere taal uit Frankfurt zal dit jaar echter zeker niet overal in
Europa zo worden gevoeld. Sinds vorige week de economische groei in
Duitsland in het vierde kwartaal binnenkwam op 2,6 procent jaar op jaar,
en slechts 0,2 procent van kwartaal op kwartaal, zijn met name voor
Duitsland de verwachtingen fors teruggeschroefd. De zakenbanken Morgan
Stanley en J.P. Morgan zien de Duitse economische groei voor 2001 op
minder dan 2 procent. Dat is niet zo heel erg veel beter dan de ruim 1,5
procent economische groei die voor dit jaar in de Verenigde Staten wordt
verwacht, en waar de hele financiële wereld al twee maanden van op
zijn kop staat.
Tegenover de zwakke Duitse prestaties staat een veel gunstiger beeld
voor de andere kant van de Europese as: Frankrijk. De economische groei
in Frankrijk, en overigens ook in Italië, viel over het vierde
kwartaal juist mee. Met een verwachte economische groei van 2,9 procent
dit jaar doen de Fransen het substantieel beter dan Duitsland.
Daarmee blijft het wringen met de Europese as. Sinds 1994, na afloop van
de laatste valuta-oorlogen in Europa, groeit de Franse economie al
gemiddeld 0,6 procent sneller dan de Duitse. Dat geeft in Duitsland
langzamerhand voedsel aan de gedachte dat de Franse franc destijds tegen
een te lage koers de euro in is gegaan. Of liever, omdat ook de rest van
de eurolanden een veel snellere groei vertoont dan Duitsland, dat de
Duitse mark tegen een te hoge koers tegenover alle andere munten in de
Europese munt is opgenomen. Duitsland is zo de Europese race begonnen
met een achterstand, die pas op termijn in te halen valt.
Het groeiverschil, dat dit jaar volgens de meeste analyses vooral komt
door de verhoudingsgewijs grote Duitse export naar buiten het eurogebied
(de Franse blijft voornamelijk binnen Europa), maakt dan ook kans een
bres te slaan in het tot nu toe gesloten front van het monetaire beleid
van de ECB.
Dat het pan-Europese beleid geen rekening kan houden met de licht
oververhittende kleinere economieën aan de rand van de eurozone,
waaronder Finland, Ierland en Nederland, is nog wel te verkopen aan het
grote publiek. Maar Duitsland is een grootmacht, en de roep aan het
adres van Duisenberg om soepeler te zijn met de rente, die in oktober
nog werd verhoogd naar 4,75 procent, bereikte vorige week in de Duitse
media al een stormkracht.
Hoe verhoudt dat zich met de positie die de ECB op dit moment inneemt?
Dat heeft veel te maken met de koers van de euro. Op de valutamarkt
heeft de Europese munt nog steeds niet kunnen profiteren van het
oplopende gat tussen de Europese en de Amerikaanse economische
prestaties. Vanmorgen stond de munt op 0,9260 dollar per euro, en in die
windstille contreien zwalkt de munt nu al bijna eendrie.
Dat de ECB de rente zal verlagen, staat voor de meeste partijen op de
valutamarkt wel vast. Het gaat er alleen om hoe. De rente verlagen
vanuit een positie van kracht is goed voor de munt. De rente verlagen
vanuit een positie van noodzaak, kan slecht uitvallen. Geeft de bank toe
aan Duitse druk, dan ontstaat de indruk dat de rente wordt verlaagd
omdat het noodzakelijk is om de euro-economie op stoom te houden. Beter
kan de indruk worden gewekt dat de euro-economie goed draait, en de
inflatie enkel nog wat moet dalen voor de ECB het zich wil permitteren
een renteverlaging door te voeren.
Stoere taal van de ECB over de economische vooruitzichten is daarbij
onontbeerlijk, maar is doorspekt met onzekerheden. Dat de euro-economie
zich als geheel nu nog goed houdt onder de Amerikaanse groeivertraging
is nauwelijks een argument. Zo snel gaat de 'besmetting' niet in de
reële economie. De gedaalde groeicijfers van nu zijn nog een
erfenis van de hoge energieprijzen. Het zal nog maanden duren voordat
een eventuele Amerikaanse schok daadwerkelijk voelbaar wordt. En de
centrale bankiers alle zeilen bij zullen moeten zetten om het eurofront
gesloten te houden.