Noodplan voor mogelijke terugkeer gulden blijft
nodig
De echte test voor de euro komt
als de haperende economische ontwikkeling uitmondt in een recessie. De
wijze waarop de Ierse regering onlangs een reprimande over haar
financieel-economisch beleid afwees, is een slecht voorteken voor de
kracht van de nieuwe munt, vindt Steven Sandberg.
De recente politieke reprimande van de Ecofin-vergadering van Europese
ministers van Financiën aan het adres van Ierland heeft een veel
diepere betekenis voor het euro-experiment dan algemeen wordt beseft. De
voor het welslagen benodigde Europese saamhorigheid en inschikkelijkheid
in de binnenlandse politiek in alle twaalf landen blijken namelijk te
ontbreken.
De Duitse staatssecretaris van Financiën Caio Koch-Weser mag
stellen dat "elke lidstaat een verantwoordelijkheid heeft voor de
stabiliteit van de euro", in de praktijk blijkt dat wishful thinking. De
eerste keer dat het dáár op aankomt blijkt de regering van
het betrokken land de reprimande zonder enige aarzeling af te wijzen en
tegelijkertijd stijgt het sentiment tegen de euro - en zelfs tegen de
Europese Unie aldaar met een sprong.
Wat in het eurogebied mist, is het besef dat, nu er geen legale
ordelijke weg meer terug is uit de euro, het gemeenschappelijk belang te
allen tijde voorrang moet hebben boven nationaal belang én
prestige, wil het euro-experiment niet mislukken.
Pal nadat Ierland die gele kaart onmiddellijk en met veel misbaar
verscheurde, komt de verbazingwekkende stelling van niemand minder dan
Otmar Issing, chef econoom van Europese Centrale Bank, dat "de Monetaire
Unie in Europa niet per se gevolgd hoeft te worden door een politieke
unie". Want, zo stelt hij, "het Verdrag van Maastricht en het
Stabiliteits- en Groeipact vormen een gezond kader voor het
beleidsproces binnen de eurozone", waarmee voor hem de kous af is.
Nu zijn er meer economen die denken dat het bij de euro louter om
economische en rationele factoren gaat. Maar sinds geld geen andere
dekking meer heeft dan de mate van vertrouwen onder boeren, burgers en
buitenlui dat er, óók op termijn, voor hetzelfde bedrag
nog ongeveer hetzelfde kan worden gekocht, gaat het bij modern geld
uiteindelijk om emotionele factoren.
Ierlands succes schiep een luxeprobleem, dat vijf jaar geleden niemand
voorzag en waarin het Verdrag van Maastricht dus ook niet voorziet:
forse belastingoverschotten, jaar na jaar. Ierland heeft zich bij zijn
keuze hoe hiermee om te gaan door binnenlandse politieke motieven laten
leiden en volhardt daarin óók na de reprimande van de
Ecofin dat zulks slecht is voor de euro.
Issing mag stellen dat er geen monetaire noodzaak is voor een Europese
politieke unie. En misschien is een formele politieke unie waarin
soevereine staten zoals Frankrijk, Duitsland en Italië - om met de
volkrijkste te beginnen - nog slechts de manoeuvreerruimte hebben van
provincies als Groningen, Sicilië of Beieren nu, inderdaad niet
nodig om de euro van draagvlak te voorzien.
Maar wil het met de euro beter aflopen dan met haar voorloper, het
Europese Monetaire Systeem ( EMS), dat in september 1992 bezweek, dan
moet nog dit jaar wél een reuzenzwaai komen. Een ongekende
mentale ommekeer, bij kiezers én politici in elk van de landen,
en wel zódanig dat binnenlandse belangen vrijwillig en
stelselmatig worden achtergesteld bij die van het gezamenlijk belang:
vertrouwen in de euro en behoud van de kwaliteit daarvan. Ook dus als
het gaat om pijnlijke ingrepen waarmee politici zich van hun eigen
kiezersvolk vervreemden. Dat zie ik na het Ierse voorproefje niet
gebeuren. Niet vóór het einde van de proefperiode met de
euro op oudejaarsavond, maar ook niet daarna.
Wat overblijft om de euro drijvende te houden zijn het Verdrag van
Maastricht en het Stabiliteits- en Groeipact. Volgens Otmar Issing
vormen zij "een gezond kader voor het beleidsproces binnen de eurozone".
Mocht de huidige aarzelende economische ontwikkeling doorzetten en in
een recessie uitmonden, dan komt voor dat beleidsproces de echte test.
Dan is er geen sprake meer van een luxeprobleem, zoals nu in Ierland.
Het gaat dan om grote structurele begrotingstekorten, onder meer door
dan onbetaalbare pensioenplichten, volgens het AOW doorgeefluik-recept,
zoals die met name in Frankrijk en Italië bestaan en al tot hoge
staatsschuld leidden.
Mijn optimisme reikt niet zover dat het provinciale denken in Parijs en
Rome tegen die tijd zover gevorderd zal zijn dat men de eigen kiezers
uitlegt waarom de broekriem stevig moet worden aangehaald. Evenmin dat
men vervolgens overgaat tot het betalen van de megaboetes die het
Stabiliteitspact voorschrijft indien desondanks het begrotingsgat groter
dan 3 procent blijft.
De verleiding om uit de euro te vluchten en terug te vallen in de oude
gewoontes van oplopende staatsschuld, inflatie en devaluatie zou dan wel
eens onweerstaanbaar kunnen blijken. En mochten moedige politici dat
proberen tegen te houden, dan worden zij wel via het immer succesvolle
Franse oproer-, blokkerings- en stakingsmodel, door populisten en
opportunisten vervangen.
Te hopen valt dat na het verdwijnen van de euro er nog voldoende
onderling vertrouwen te redden valt om de welvaartswonderen van de vrije
markt van de oorspronkelijke Europese Economische Gemeenschap veilig te
stellen.
De aanbeveling die het Kamerlid Jan Marijnissen vorig jaar aan minister
Zalm deed verdient navolging: stel een noodplan op voor geval een
terugkeer naar de gulden noodzakelijk wordt. Dat Zalm dat vanuit zijn
huidige verantwoordelijkheden in het openbaar moést afwijzen, is
begrijpelijk. Maar intussen blijft de hoop bestaan dat er, in het
diepste geheim, ergens tussen Den Haag en het Frederiksplein in
Amsterdam, tóch zo'n noodplan klaar ligt.
In ieder geval lijkt het nuttig, eenvoudig en goedkoop om begin volgend
jaar niet meteen met het recyclen van de guldensbiljetten en munten te
beginnen.
Jhr. S.W.H. Sandberg is onafhankelijk consultant voor internationale
bedrijven, banken en (her)verzekeraars.