NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Euro

Nieuws

De invoering van de euro

De koers van de euro

Europese Centrale Bank

Economische en Monetaire Unie

Meningen

Feiten en cijfers

Links

De euro kan niet zonder politieke eenheid

Tomasso Padoa-Schioppa
Sommige politici en centrale bankiers menen dat de komst van de euro een definitieve scheiding betekent tussen de munt en de politiek. Tomasso Padoa-Schioppa is het daar niet mee eens. Volgens hem werkt de Europese Centrale Bank te veel in een isolement.

Tussen de euro en de politiek bestaat een relatie. Die relatie heeft een algemeen aspect dat de euro gemeen heeft met alle andere muntsoorten.

Door het Verdrag van Maastricht wordt de verantwoordelijkheid voor de euro expliciet toegewezen aan een onafhankelijke instantie, de Europese Centrale Bank (ECB), die als voornaamste taak heeft het handhaven van de prijsstabiliteit. De ECB is daarvoor echter niet als enige verantwoordelijk. Politici en centrale banken zijn, net als bij elke andere munteenheid, gezamenlijk verantwoordelijk voor de euro. Daar zijn twee redenen voor.

De eerste is van economische aard. Prijsstabiliteit hangt weliswaar uiteindelijk af van een door het monetair beleid gestuurde factor - namelijk de hoeveelheid geld die in omloop is - maar het werk van de centrale bank kan eenvoudiger of juist moeilijker worden, afhankelijk van wat de andere economische 'actoren' doen. En diverse van die andere actoren maken deel uit van het politieke systeem of zijn daar zeer nauw aan verbonden. Regeringen en lagere overheden nemen beslissingen over omvang en samenstelling van hun budget, aard van het belastingstelsel, salarisverhogingen van ambtenaren en concurrerend vermogen van economische sectoren. Elk zo'n beslissing kan in de economie de inflatiedruk verhogen of verlagen en zo het werk van de centrale bank bemoeilijken of juist gemakkelijker maken. Politici dragen dus wel degelijk een zekere verantwoordelijkheid ten opzichte van de euro.

De tweede reden is van politieke aard. In een democratische samenleving hebben onafhankelijke instellingen die belast zijn met een publieke taak - in het geval van de centrale bank het beheer over het geld - tevens verantwoordingsplicht. In het Engels wordt dit met accountability aangeduid. Dit betekent dat de politiek het recht heeft de leden te benoemen van de bestuursorganen van de Centrale Bank, zich adequaat over hun activiteiten te laten informeren, aanwezig te zijn bij vergaderingen van de bestuursorganen en daarmee periodiek overleg te voeren.

Er zijn echter ook specifieke aspecten van de relatie tussen de euro en de politiek. Deze vloeien voort uit het feit dat de euro een 'munt zonder staat'is.

Het eerste hangt samen met het 'isolement' van de ECB. In het verleden werkte een centrale bank als onafhankelijke instelling altijd binnen de structuur van de natiestaat. In die structuur betekent het afgeschermd zijn van politieke bemoeienis voor de centrale bank niet dat er geen serieuze discussie wordt gevoerd met politici over hun respectievelijke taken.

Maar de ECB heeft op dit moment, in het huidige stadium van de Europese integratie, geen politieke tegenspeler op specifiek Europees niveau. Er is sprake van 'isolement' en dat is een onprettige situatie. De ECB, die een Europese taak heeft toegewezen gekregen, loopt zo namelijk het risico verantwoordelijk te worden gesteld voor bepaalde toestanden in de Europese economie, met name de hoge werkloosheid en het gebrek aan concurrerend vermogen, waar de bank geen greep op heeft. En dan zou de steun van het publiek voor de onafhankelijke status van de ECB wel eens problematisch kunnen worden. Hoewel de onafhankelijkheid van de ECB een noodzakelijke voorwaarde is voor een goede uitvoering van de toegewezen taken, is het institutionele 'isolement' waarin die taken nu worden uitgeoefend, geen goede zaak. Het wijst op een lacune in het Europese politieke systeem.

Het tweede specifieke aspect van de relatie tussen de euro en de politiek heeft te maken met het grote aantal actoren dat betrokken is bij het economisch beleid. Weliswaar is met het Verdrag van Maastricht een gezamenlijk monetair beleid ingevoerd en is de verantwoordelijkheid daarvoor toegewezen aan een supranationale instelling, maar de bevoegdheden voor het overige economische beleid (op het gebied van belasting, overheidsuitgaven, werkgelegenheid, marktregulering) blijven verticaal verdeeld over verschillende regeringsniveaus, Europees, nationaal en regionaal.

Dat is een constructie die strookt met het zogeheten subsidiariteitsbeginsel. Dat houdt in dat besluiten op een zo laag mogelijk bestuurlijk niveau worden genomen. Er zijn echter met die constructie geen eerdere ervaringen opgedaan en het zou goed kunnen dat in de toekomst veranderingen wenselijk blijken.

Door de intrede van de euro worden namelijk de eurolanden, met name wat betreft de individuele keuzes die zij maken in hun economisch beleid, nog sterker van elkaar afhankelijk. Om op een efficiënte manier deze onderlinge afhankelijkheid te reguleren is het noodzakelijk te zorgen voor een optimale verdeling van verantwoordelijkheden tussen de verschillende instellingen en overheden, zowel verticaal als horizontaal. En tevens moeten, waar dat nodig is, goed werkende mechanismen worden ingevoerd voor overleg, afstemming en besluitvorming.

Daarom valt het ook zeer toe te juichen dat er tussen de ministers van Economische zaken en de ministers van Financiën intensiever wordt samengewerkt in wat nu de 'Eurogroep' wordt genoemd.

Het derde aspect betreft de vertegenwoordiging van de eurozone op internationaal niveau. Het specifieke van de relatie tussen de euro en de politiek is in dit geval tweeledig.

Aan de ene kant is het, wegens het feit dat de verantwoordelijkheid voor het economisch beleid verdeeld is over een veelheid aan actoren, voor de Europeanen veel moeilijker dan voor de Verenigde Staten of voor Japan om in internationaal verband eenduidige standpunten naar voren te brengen. En aan de andere kant is het zo dat, omdat internationale relaties nu eenmaal onderhouden worden door landen, de eurozone in het huidige stadium van haar ontwikkeling weinig kans maakt om de status en de vooraanstaande rol te verwerven waar ze gezien het bestaan van de Europese munt recht op zou hebben.

In de hele geschiedenis zijn de kracht en het succes van een munt altijd nauw verbonden geweest aan de kracht en de efficiency van het economisch, sociaal en politieke systeem dat eraan ten grondslag lag. Illustratief daarvoor is ook geschiedenis van de verschillende munteenheden in Europa voordat de euro werd ingevoerd. En dat betekent dat de euro alleen maar baat kan hebben bij het streven naar verdere vooruitgang in de constructie van een verenigd Europa.

Als daarentegen het langdurige proces van Europese eenwording, waaraan al vijftig jaar wordt gewerkt, zou komen stil te liggen of, erger nog, een terugval zou vertonen, dan zouden de geloofwaardigheid en de kracht van de euro daar zeer zeker onder lijden.

De bijzondere status van 'munt zonder staat' die op dit moment kenmerkend is voor de euro, is alleen verdedigbaar voor zover het gaat om niet meer dan een voorbijgaande fase in de ontwikkeling van de Europese Unie naar een hechtere politieke eenheid.

Tomasso Padoa-Schioppa is lid van de directie van de Europese Centrale Bank.

© Le Monde

Huidige status van euro past bij overgangsfase

NRC Webpagina's
5 oktober 2000


www.nrc.nl/Economie

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad