Déjà vu dreigt voor de euro-economie
Door onze redacteur MAARTEN SCHINKEL
AMSTERDAM, 25 AUG. 1995, 1998, 2000? De euro-economie dreigt wederom na een voorspoedige conjuncturele
water te maken. Wat gaan de roergangers in Frankfurt doen? Ingrijpen op de
valutamarkt wordt steeds waarschijnlijker.
De strandlakens worden ingepakt, de zonnebrillen gaan weer in hun doosje:
Europa's centrale bankiers keren volgende week terug van vakantie, en houden
op donderdag hun eerste vergadering na het korte zomerreces. Wat ze aantreffen
zal hun niet erg bevallen. Terwijl de inflatie de kop opsteekt, beginnen er
tekenen door te sijpelen dat het tempo van de economische groei begint af
te zwakken.
Om met de inflatie beginnen: vorige week vrijdag bleek dat de inflatie
in de eurozone, gemeten volgens de geharmoniseerde methode, hardnekkig hoog
bleef in juli, op 2,4 procent. Daarmee is de tijdelijkheid van de inflatiepiek
die verwacht werd door de gestegen olieprijzen verleden tijd. De ECB lijkt
dat in zijn jongste maandbericht ook te erkennen. Zeker nu de prijs van olie
hoog blijft, rond de 30 dollar of daarboven, beginnen de zorgen over de aankomende
winter, waarin olie in de regel een zetje omhoog krijgt. De zwakke euro zorgt
voor extra inflatie-import.
Dat er in de kleine, snel groeiende euro-landen al een hoge inflatie is,
was bekend. Ierland spant met 6,2 procent de kroon, maar ook in Nederland
bleek de afgelopen tijd dat de inflatie hardnekkig hoog is. 2,8 Procent bedroeg
het cijfer in juli, en in het geval dat de markt het al aan het vergeten is:
de fiscalisering van de omroepbijdrage begin dit jaar zorgt er voor dat het
cijfer met rond de 0,5 procentpunt naar beneden wordt vertekend. In 'werkelijkheid'
bedraagt de inflatie hier 3,3 procent, wat goed zal blijken als komende januari
dit statistische effect uit de berekening loopt - en bovendien de btw
wordt verhoogd. De bbp-deflator, een zeer brede inflatiemaatstaf die doorgaans
lager is dan de gangbare inflatiemeting door middel van het meten van de consumentenprijzen,
steeg in het tweede kwartaal naar 2,9 procent - en dat is de hoogste
waarde sinds 1991. Ook Spanje, Portugal en Finland hebben een hoge inflatie.
De grote tegenvaller is dat in Duitsland, dat ruim 30 procent weegt in
de economie van Euroland, er ook een steeds grotere inflatiedruk is. Gisteren
bleek dat de producentenprijzen daar zijn gestegen tot 3,3 procent, met een
sprong van maand op maand van 0,7 procent - de snelste stijging sinds
de Duitse eenwording. Deze ontwikkelingen, en vooral de kans op vervolgeffecten
wanneer werknemers niet langer overtuigd zijn van de tijdelijkheid van de
inflatiepiek en hun looneisen uit vrees voor koopkrachtsverlies opschroeven,
kunnen de ECB er toe zetten volgende week al zijn rentetarief te verhogen.
Het officiële tarief van de ECB staat op 4,25 procent, en is ten opzichte
van vorig jaar al met 1,75 procentpunt opgeschroefd. In werkelijkheid is de
rente al hoger dan dat: sinds twee maanden is de ECB overgegaan van een vast
naar een variabel systeem. Het wordt aan de geldmarkt overgelaten hoe hoog
de basis-herfinancieringsrente in de praktijk is. En die markt heeft dit rentetarief
al laten oplopen tot 4,47 procent afgelopen dinsdag in de kennelijke verwachting
van een officiële rentestap. Die stap, met een kwart procentpunt naar
4,5 procent, zou enkel de huidige praktijk bestendigen.
De vraag is of de euro-economie verdere renteverhogingen doorstaat. In
1995 werd het conjuncturele herstel in de EU verstoord door onrust op de valutamarkten.
In 1998 gooide de Azië-crisis met name voor Duitsland en Italië
roet in het eten. Wordt de derde poging tot een periode van langdurige hoogconjunctuur
nu wederom in de wielen gereden? Dinsdag bleek de toonaangevende Duitse Ifo-indicator,
die doorgaans accuraat voorloopt op de economische groei, voor de tweede achtereenvolgende
maand flink te zijn gedaald. Weliswaar tot een nog steeds relatief hoog niveau
dat vergelijkbaar is met november vorig jaar, maar het cijfer brengt het vertrouwen
dat er in de tweede helft van dit jaar een versnelling van de euro-economie
zou komen, aan het wankelen. Een aantal kleinere landen, waaronder Nederland
en België, maakt de indruk zijn groeipiek achter de rug te hebben.
De zakenbank Morgan Stanley heeft als eerste zijn prognose voor de economische
groei in Euroland in geheel 2000 al verlaagd, van de consensus-raming van
3,5 procent naar 3 procent. De bank verwacht dat meer instellingen hun groeiraming
naar beneden zullen bijstellen. Omdat het verschil in economische groei tussen
Euroland en de Verenigde Staten de drijvende kracht is achter de sterke dollar
en de zwakke euro, lijdt de Europese munt onder de lagere Europese groeiverwachting.
Woensdag verzwakte de euro vlakbij zijn laagste koers van 0,8845 dollar van
mei.
Terug van het strand staan de bankiers van de ECB voor een belangrijk vraagstuk:
de rente verhogen om de inflatie in te dammen kan de euro-economie beschadigen,
en daarmee de euro. Niets doen terwijl de inflatie harnekkig boven het toegestane
plafond van 2 procent blijft kan eigenlijk ook niet. Misschien dat de ultieme
noodgreep, interventies in de eurokoers op de valutamarkt, ditmaal niet meer
zo ver weg is.