|
|
Gezondheid bewoners en bergers Betekenis parlementaire enquête
Profiel over de Bijlmerramp |
Gezondheidsklachten Bijlmerramp zijn ongeneeslijk
G.J. Mulder
Informatie over lading is betrekkelijk De huidige discussie wordt op een aantal punten niet meer door rationele overwegingen geleid. Zo valt het op dat sinds eind vorig jaar, toen de gemoederen hoog opliepen over de gifgassen die aan boord geweest zouden zijn (wat niet juist was), er geen nieuwe informatie bekendgeworden is. Toch is er een algemene reactie van paniek, alsof nu bekend was geworden dat er meer in het vliegtuig zat dan tot nog toe bekend was. Maar de angstaanjagende `vloeibare gassen' blijken vloeibare helium te zijn, een onder de omstandigheden van de Bijlmerramp toxicologisch volstrekt onschuldig gas. Toxicologische kennis biedt een handvat om een aantal dingen helderder voor ogen te krijgen. In de eerste plaats de vraag naar genezing. Is te verwachten dat we iets nieuws kunnen doen tegen de gezondheidsklachten zodra de lading bekend is? Afgezien van de vraag of die klachten bij elk van de betrokkenen een oorzakelijk toxicologisch verband met de ramp hebben, is het bijna zeker uitgesloten dat er effectieve geneesmiddelen voorgeschreven zouden kunnen worden als eenmaal bekend is wat de (complete) lading geweest is. Voorzover de klachten gebaseerd zijn op lichamelijke schade door de stoffen en hun verbrandingsproducten in de rook, is deze schade inmiddels onomkeerbaar. Immers, 6 jaar na de ramp zijn die klachten er nog steeds. Als er lichamelijke schade aan ten grondslag ligt is die derhalve permanent. We kunnen waarschijnlijk nooit precies vaststellen welk orgaan of welk type cellen er in die betrokkenen beschadigd is, of zelfs maar of er iets beschadigd is; dat zou op z'n minst obductie en uitgebreid histopathologisch onderzoek vereisen. Ondanks de goede bedoelingen van minister Borst is dit onmogelijk. Het enige dat gedaan kan worden is de huidige symptomen bestrijden en leren leven met de klachten door een proces van acceptatie, waarbij begeleiding een belangrijke rol kan spelen. Het idee dat verdere informatie over de ramp meer mogelijkheden tot herstel zal opleveren is een illusie. Het is onjuist om die bij de betrokkenen in stand te houden. Een tweede vraag betreft het standpunt van het AMC. Is het logisch, gezien het bovenstaande, dat het AMC informatie wil hebben over de lading? Wanneer het gaat om een `eenvoudige' blootstelling is het inderdaad voor de hand liggend om uit te gaan van informatie over de stof waaraan men blootgesteld is: dan kun je gericht naar schade in een bepaald orgaan of van een orgaanfunctie zoeken. Zo is in Bhopal 15 jaar geleden een fabriek ontploft waarbij een wolk van het extreem giftige methylisocyanaat over de stad trok. 3000 mensen overleden direct aan ernstige longbeschadiging, terwijl vele tienduizenden hun verdere leven een verlies van longfunctie hadden. In dat geval kan een longfunctietest informatie geven over de mate van schade. Maar ook de longfunctie van bijvoorbeeld rokers en bejaarden is (veel) lager dan die van gezonde jonge volwassenen die niet roken, onafhankelijk van een eventuele blootstelling aan die stof. Als dus 6 jaar later een arts bij een inwoner van Bhopal een verlaagde longfunctie vaststelt hoeft dat dus niet te betekenen dat die persoon die afname moet hebben opgelopen door de ramp. Degenen die bij de Bijlmerramp in de rook en de damp gewerkt hebben, zijn blootgesteld aan een mengsel van stoffen en verbrandingsproducten waarvan we nooit de samenstelling zullen weten. Ook al weten we straks wellicht tot in detail welke stoffen er in het vliegtuig zaten, dan nog zullen we nooit weten wat er van die stoffen overbleef. Van de organische, meestal brandbare stoffen waarschijnlijk vrijwel niets. Het AMC kon in eerder onderzoek kennelijk geen patroon herkennen in de geenqueteerde patienten. Het is op zichzelf begrijpelijk dat het AMC dan geen uitgebreid lichamelijk en klinisch chemisch onderzoek wil doen want men vindt in de groep gegarandeerd alle mogelijk afwijkingen van het gemiddelde. Dat geldt ook voor histopathologisch onderzoek, als men inderdaad orgaanmonsters zou onderzoeken. Naast eventuele schade door de ramp leiden immers lifestyle factoren als roken, onverstandige voeding, alcoholgebruik tot afwijkingen in orgaanfuncties. Of dus afwijkingen van het gemiddelde bij sommige betrokkenen het gevolg zijn van de ramp blijft een grote vraag, en is in feite onbewijsbaar. Het verschil met vergiftiging met asbest of andere stoffen op het werk is dat een ramp eenmalig is, terwijl we in de arbeidsomgeving kunnen vaststellen waaraan de werknemers chronisch blootgesteld zijn. De eis van het AMC is dus begrijpelijk, maar tegelijkertijd onlogisch. Het zou beter zijn te zeggen dat het geen zin heeft. Door de emotionele atmosfeer is voorstelbaar dat het AMC dit liever niet hardop zegt. In elk geval lijkt het erop dat het onderzoek dat minister Borst voorstelt is ingegeven door andere dan gezondheidskundige overwegingen. De vraag is of dit uiteindelijk de betrokkenen helpt, of dat het beter is hen te confronteren met de realiteit. De derde vraag is: levert verdere informatie over de lading gezondheidskundig nog iets op? Gegeven het tamelijk vage karakter van de klachten lijkt dat erg onwaarschijnlijk, tenzij de missende 20 ton zou bestaan uit slechts enkele componenten die wel verdampen maar niet brandbaar zijn, zoals een paar ton kwik. In dat geval had er in het klachtenbeeld een duidelijker patroon gezeten. Het lijkt er op dat de extreem hoge verwachtingen bij nadere informatie over de lading moeten uitdraaien op een nieuwe teleurstelling, zoals ook sommige eilandbewoners in de Stille Oceaan wellicht nog steeds wachten op die Cargo. Alleen als het verwachtingspatroon reeel is, kan op adequate wijze aan de mensen met gezondheidsklachten in de Bijlmer hulp worden geboden.
|
NRC Webpagina's 13 FEBRUARI 1999
|
Bovenkant pagina |
|