NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE




Bijlmer-enquête

Actueel

Rapport enquete-commissie

Lading

Ondervraging politici

Gezondheid bewoners en bergers

Getuigen

Relatie Israel

El Al

Betekenis parlementaire enquête

Artikelen op datum

Profiel over de Bijlmerramp
(21 jan. 1999)

Enquêtecommissie Bijlmer uit het lood geslagen

Door onze redacteuren HARM VANDEN BERG en FLORIS VAN STRAATEN
De Bijlmercommissie lijkt met zichzelf te worstelen. Een tussenbalans na bijna drie weken verhoren in het gebouw van de Eerste Kamer

Deed de Bijlmerenquête Nederland vorige week nog op zijn grondvesten schudden met de onthulling over pogingen van verkeersleiders om de informatie over de vermeende gevaarlijke lading ,,onder de pet te houden'', deze week bleef daar weinig van over. In het NOS-journaal gisteren erkende ook voorzitter Th. Meijer dat dit nieuws ,,een lading heeft gekregen die achteraf misschien anders had moeten worden gebracht''.

Vooral de getuigenis van de Amsterdamse brandweercommandant H. Ernst leek de schokkende berichten van de week daarvoor te ontzenuwen. Ernst vertelde de commissie gistermorgen dat hij al vrij snel op de avond van de ramp met de El Al-Boeing was geconfronteerd met de boodschap dat de lading gevaarlijk zou zijn. IJlings had hij daarop contact opgenomen met Schiphol om dit te verifieren. Een medewerker van de luchthaven stelde hem gerust. ,,We kennen dit verhaal, maar het is pertinent onjuist. Er is verkeerde informatie verstrekt.'' Per ongeluk was in eerste instantie op de verkeerde vrachtdocumenten gekeken. ,,Nu hebben we de goede ladingspapieren. Er waren geen gevaarlijke of giftige stoffen aan boord.'', hoorde Ernst.

Een beetje beteuterd herinnerde commissielid Van den Doel de brandweercommandant eraan dat hij in een voorgesprek met de commissie niets over zo'n telefoontje had vermeld. Nee, natuurlijk niet, legde Ernst uit, hij had destijds geen enkele betekenis gehecht aan dit incident over `non-informatie'. Pas toen hij vorige week op de televisie zag dat de onthulling van de commissie tot zulke grote consternatie leidde, vond hij het nodig om hierover naar buiten te treden. Daarop had hij de commissie een brief geschreven om uit te leggen dat er niets ,,onder de pet was geschoven''.

Het was niet het enige moment deze week, waarop de commissie wat met zichzelf leek te worstelen. Woensdagmiddag gaf voorzitter Th. Meijer toe dat de commissie nog geen enkele nieuwe informatie heeft omtrent de vermeende gevaarlijke aard van de lading. Als dat wel het geval was, zou ze het ministerie van Volksgezondheid daarvan direct op de hoogte stellen, zodat daar zo nodig maatregelen kunnen worden genomen.

De onthulling van vorige week zorgde prompt ook voor de nodige politieke onrust. Premier Kok noemde het gedrag van de verkeersleiders ,,onvergeeflijk'' en drie van hen werden geschorst. Verscheidene ministeries besloten vervolgens begin deze week de vermeende bijzondere status van El Al op Schiphol te onderzoeken. Defensie besloot nog eens te bestuderen of gezondheidsklachten van sommige werknemers te maken hadden met hun werk bij de berging, terwijl minister Borst (Volksgezondheid) opdracht gaf om hangar 8, waar de wrakstukken van het toestel lang hadden gelegen, nog eens schoon te maken.

Inmiddels lijken de gemoederen van de politici ook bedaard. Premier Kok zag gisteravond op zijn persconferentie geen aanleiding om opnieuw op de zaak in te gaan. Evenmin vond hij het nodig om te reageren op een boze brief van H. Wolleswinkel, de officiele vooronderzoeker die zich zeer te kort gedaan voelde door de commissie en door de premier zelf. ,,Dat uw commissie bij de behandeling van de essentiele materie niet verder komt dan mij te confronteren met een onderhoudsformulier waar wat aan ontbreekt, vond ik op zijn zachtst gezegd nogal teleurstellend'', hield hij vanuit zijn chalet in Oostenrijk de commissie voor. Hij gaf in de daarop volgende alinea onomwonden toe dat hij het grootste gedeelte van ,,de inmiddels acht meter papier die over het El Al-ongeval is geproduceerd'' nooit heeft gezien. ,,Een teamleider kent niet alle details''.

De enige, wier positie deze week verder lijkt te zijn verzwakt, is oud-minister van Verkeer en Waterstaat A. Jorritsma. Er staat inmiddels onomstotelijk vast dat al op 7 oktober 1992 bij de Rijksluchtvaartdienst (een integraal onderdeel van het ministerie) bekend was geworden dat er verarmd uranium in het ramptoestel had gezeten. Tot de herfst van 1997 hield Jorritsma, thans vice-premier en minister van Economische Zaken, echter in brieven aan de Kamer vol dat er ,,mogelijk'' uranium in het toestel had gezeten.

Nu de storm over de al dan niet gevaarlijke lading wat is gaan liggen, richten de schijnwerpers zich plotseling ook sterker dan voorheen op de commissie zelf. Verscheidene Kamerleden hebben al off the record verklaard dat ze niet onder de indruk zijn van de manier waarop de commissie opereert. Vorige week was het verwijt vooral dat het te theatraal gebeurde, nu vooral dat getuigen worden bestookt met vragen van ondergeschikt belang. Of met ongepaste verzoeken - ,,wat vindt u daarvan?'' - om eens te reageren op uitspraken van andere getuigen. Maar voorzitter Meijer laat zich door dit alles niet afleiden: ,,Er zit een consistente lijn in de verhoren en die blijven we volgen''. Opnieuw kondigde hij bij de terugblik op de afgelopen week aan dat ,,de onderste steen boven moet'', maar tegelijk liet hij erop volgen dat de puzzel nog niet compleet is. ,,We komen een heel eind.''

Wolleswinkel heeft daar blijkbaar geen hoge verwachtingen van, zo blijkt uit zijn Oostenrijkse brief: ,,Er bestaat over de Bijlmerramp een overweldigende hoeveelheid informatie. Het zou in mijn ogen een grote verdienste van uw onderzoek zijn als u er in slaagt door de bomen het bos te laten zien.''

NRC Webpagina's
13 FEBRUARI 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad