NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Bijlmer-enquête

Actueel

Rapport enquete-commissie

Lading

Ondervraging politici

Gezondheid bewoners en bergers

Getuigen

Relatie Israel

El Al

Betekenis parlementaire enquête

Artikelen op datum

Profiel over de Bijlmerramp
(21 jan. 1999)

Ernst: `Niets onder pet geschoven'

Bericht over lading `non-informatie'

Door een onzer redacteuren
De leiding van Schiphol heeft al op de avond van de ramp met de El AL-Boeing in de Bijlmer in 1992 vastgesteld dat er geen explosieven en gevaarlijke stoffen aan boord waren van het verongelukte toestel.

De staf was op de hoogte van berichten van het tegendeel, maar kwam na een kort onderzoek tot de conclusie dat het daarbij om een misverstand ging. Er is dus niets ,,onder de pet geschoven''.

Dit heeft de Amsterdamse brandweercommandant, H. Ernst, vanmorgen verklaard voor de enquetecommissie van de Tweede Kamer, die de toedracht van de ramp onderzoekt. Ook bij de Amsterdamse brandweer kwam al kort na de ramp een telefoontje binnen, dat haaks stond op berichten over de lading tot dan toe. Volgens het telefoontje bevatte de El Al-Boeing explosieven en gevaarlijke stoffen.

Nog diezelfde minuut belde de brandweer met Schiphol om hierover opheldering te krijgen. Het antwoord van Schiphol daarop luidde volgens Ernst: ,,We kennen dit verhaal, maar het is pertinent onjuist. Er is verkeerde informatie verstrekt.'' Volgens de medewerker van Schiphol was er in de paniek na de ramp sprake geweest van een verwisseling van ladingpapieren. ,,Nu hebben we de goede ladingpapieren. Er waren geen gevaarlijke of giftige stoffen aan boord.'' Metingen van de brandweer zelf later die avond op de plek van de ramp bevestigden dat ook, zo verklaarde Ernst. Hij zei het bericht over de gevaarlijke lading als `non-informatie' te hebben beschouwd.

Vorige week ontstond er grote opwinding nadat de commissie had onthuld dat er een band bewaard was gebleven met telefoongesprekken, waarop een El Al-medewerker de verkeersleiding van Schiphol een half uur na de ramp vertelde dat er explosieven en andere gevaarlijke stoffen in de lading hadden gezeten. De betrokken verkeersleiders beloofden aan El Al om dit ,,onder de pet te houden''. Ernst schreef enkele dagen na die verhoren een brief aan de enquetecommissie, waarin hij uiteenzette dat er niets onder de pet was gehouden. De voormalige vooronderzoeker H. Wolleswinkel heeft vanuit zijn vakantieadres een boze open brief gestuurd aan premier Kok. Hij schrijft: ,,Er is een frappante overeenkomst tussen wat er op 4 oktober '92 op de verkeerstoren gebeurde en op 4 februari '99 op het torentje. In beide gevallen ging het om informatie die op het eerste gezicht alarmerend leek. In beide gevallen ging het ook om informatie die achteraf onjuist bleek te zijn.''

NRC Webpagina's
12 FEBRUARI 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad