NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Bijlmer-enquête

Actueel

Rapport enquete-commissie

Lading

Ondervraging politici

Gezondheid bewoners en bergers

Getuigen

Relatie Israel

El Al

Betekenis parlementaire enquête

Artikelen op datum

Profiel over de Bijlmerramp
(21 jan. 1999)

`Berging verliep niet onverantwoord'

Door onze redacteuren HARM VAN DEN BERG en FLORIS VAN STRAATEN
Het besluit om de berging te versnellen was niet onverantwoord. De leider van het RIT-team dat de slachtoffers moest identificeren heeft dit vanmorgen gezegd voor de enquetecommkissie Bijlmerramp.

Het is zeer onwaarschijnlijk dat er bij de ramp in de Bijlmer meer dan 43 slachtoffers zijn gevallen.

L. van der Pols, hoofd van het Rampen Identificatie Team (RIT) vertelde de enquetecommissie vanmorgen dat hij weinig betekenis hecht aan geruchten dat er mensen volledig zijn verdampt, vergast of verast. ,,Je houdt eigenlijk altijd iets over'', aldus Van der Pols. ,,Het blijft voor ons 43 geidentificeerde slachtoffers. Er zijn geen bewijzen dat er nog andere overschotten bestaan.''

De RIT-commandant sprak met klem tegen dat op een van de stortplaatsen waar het puin van de rampplek naar werd afgevoerd, later nog lichaamsdelen zijn gevonden. ,,Dat waren heel kleine fracties, niet een voet of een romp of zo. Er bleven twee plastic zakjes met restjes over en het is niet bekend of het om menselijk of dierlijk materiaal ging'', herinnerde Van der Pols zich.

Na de identificatie, die voor het RIT eindigde op 27 oktober 1992, zijn er op de Amsterdamse begraafplaats St. Barbara nog vier kisten met stoffelijke resten begraven. Van der Pols was daarvan op de hoogte: ,,Op die 27ste oktober hadden we 39 lichamen herkend. Van vier moest de identiteit nog worden vastgesteld.'' Dat gebeurde onder meer met behulp van DNA-onderzoek.

De versnelling van de berging na de ramp met de El Al-Boeing in 1992 was een onaangename verrassing, maar heeft niet geleid tot een onverantwoorde identificatie van de slachtoffers, stelde Van der Pols. Tegelijk gaf hij aan dat de verhoging van het tempo uiteindelijk erg meeviel: ,,De mensen op de plek zelf bepalen toch de snelheid waarmee de dingen gebeuren. Het effect bleef eigenlijk beperkt tot iets meer psychische druk.''

De beslissing om de berging te versnellen werd genomen in het beleidscentrum onder het Amsterdamse stadhuis. Omdat er toen nog rekening werd gehouden met 250 en misschien nog meer doden vreesden de autoriteiten ook om gezondheidsredenen een onaanvaardbare situatie. Het RIT maakte aanvankelijk wel bezwaar tegen de versnelling, omdat het herkennen en bergen van slachtoffers dan tot fouten en onzorgvuldigheden zou kunnen leiden en deze argumenten zijn volgens Pols ook serieus besproken.

Gistermiddag kwamen voor de enquetecommissie opnieuw de geheimzinnige `mannen in de witte pakken' aan de orde, die kort na de ramp in speciale beschermende kleding de puinhopen in de Bijlmer doorzocht zouden hebben.

,,Voor mij bestaat er geen onomstotelijk bewijs dat ze er geweest zijn'', concludeerde A. Caron, een rijksrechercheur die de kwestie vorig jaar nog onderzocht, om er in een adem aan toe te voegen: ,,Maar ook niet dat ze er niet waren.''

De Amsterdamse hoofdofficier van justitie, J.M. Vrakking, die op grond van Carons rapport moest besluiten of er aanleiding was voor een strafrechtelijk onderzoek, was iets stelliger in zijn eindoordeel. ,,Ik denk zelf wel eens dat we in een donkere kamer hebben gezocht naar een zwarte kat die er niet is geweest.''

Vrakking legde uit dat hij zich genoopt had gezien een groot deel van de getuigenverklaringen terzijde te leggen, omdat het vaak ging om mensen die zich zo ver van de plek des onheils hadden bevonden dat ze niet op een geloofwaardige manier konden vertellen wat er zich had afgespeeld. Hij noemde het geval van een getuige, die van twaalf meter hoog meende te hebben gezien wat mannen in vreemde witte pakken op de hete puinhoop hadden uitgevoerd. Een andere getuige had de mysterieuze groep herkend aan de speciale manier van lopen.

Slechts twee getuigenissen waren volgens Vrakking werkelijk serieus te nemen: dat van een politieman, die twee Israelische mannen meende te hebben gezien in speciale beschermende witte pakken, en dat van de vrijwillige brandweerman C. Boer, die op de avond van de ramp tot tweemaal toe een groepje mannen in ongewone witte pakken had zien passeren, de tweede keer met iets dat ze onder een doek leken te verbergen. Vrakking had dit echter te mager geacht om een afzonderlijk strafrechtelijk onderzoek in te stellen.

Caron verklaarde dat hij geen weet had gehad van het geval van W. van Os, die twee weken geleden werd gehoord door de commissie. Van Os zei in de hangar op Schiphol, waar de wrakstukken van de verongelukte El Al-Boeing naar toe waren gebracht, oog in oog te hebben gestaan met mannen in witte pakken met helmen. Ze hadden hem mensen met een Zuid-Europees of joods voorkomen geleken.

Om meer duidelijkheid te krijgen had Caron ook El Al op Schiphol benaderd met het verzoek om een aantal medewerkers van de veiligheidsdienst van de luchtvaartmaatschappij te horen. Dat was hem categorisch geweigerd, ook door het hoofdkantoor in Tel Aviv. ,,We mochten alleen schriftelijk een aantal in het Engels gestelde vragen opgeven'', zei Caron en dat had hem weinig zinvol geleken.

H. Damveld, destijds werkzaam op Schiphol bij de Rijkspolitie Dienst Luchtvaart vertelde de commissie vanmorgen dat er ruim twee dagen na de ramp, op woensdag 7 oktober, werd ontdekt dat er verarmd uranium in het verongelukte vliegtuig had gezeten. Diezelfde ochtend werden er metingen verricht in de hangar, waar de wrakstukken van het toestel werden bewaard. Er bleek sprake te zijn van een lichte radio-actieve straling. Deze bleef echter ruimschoots beneden de grens waarop de straling een gevaar voor de volksgezondheid vormde. Het nieuws over het uranium werd niet doorgegeven aan de hulpverleners en bewoners in de Bijlmer. Wel trokken KLM-medewerkers, die hielpen bij het inventariseren van de wrakstukken, voor de zekerheid beschermende witte pakken aan.

NRC Webpagina's
11 FEBRUARI 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad