NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Bijlmer-enquête

Actueel

Rapport enquete-commissie

Lading

Ondervraging politici

Gezondheid bewoners en bergers

Getuigen

Relatie Israel

El Al

Betekenis parlementaire enquête

Artikelen op datum

Profiel over de Bijlmerramp
(21 jan. 1999)

D66: rapport is kruistocht van Oudkerk tegen Borst


Oudkerks standpunt was aanleiding voor stevige discussies binnen de commissie, waarbij stevige teksten hier en daar zijn afgezwakt maar waarbij Oudkerk uiteindelijk niet al te veel terrein wilde prijsgeven. Binnen de D66-fractie in de Tweede Kamer ziet men hierin opnieuw bewijs voor de kruistocht die Oudkerk sinds geruime tijd zou ondernemen tegen de positie van minister Borst op het ministerie van Volksgezondheid.

D66 en VVD, de partijen van de ministers Borst en Jorritsma, grepen de ruimte in het enquêterapport gisteren dankbaar aan om hun verweer in te zetten. VVD'er Te Veldhuis zei nog nooit te hebben meegemaakt dat een eindoordeel van een enquêtecommmissie zo scherp afwijkt van de bevindingen. En D66'er Van Walsum redeneerde dat de commissie kennelijk heeft geprobeerd in het slot ,, onevenwichtigheden'' recht te zetten.

De scepsis over het rapport volgt op kritiek over de handelwijze die al tijdens de openbare verhoren binnen en buiten de politiek klonk. In de Kamer werd gisteren al hardop gesproken over ,,een zwak rapport''. En geïnformeerde buitenstaanders veegden de vloer aan met het eindrapport. Marcel van Dam, oud-minister en ooit lid van de enquêtecommissie die begin jaren tachtig de ondergang van de scheepsbouw onderzocht, stelde vast dat het Bijlmerrapport, nadat alle complot- en doofpottheorieën zijn ontkracht, een ,,gewoon rapport'' is geworden, maar dat de enquêtecommissie er niet in is geslaagd die werkelijkheid in haar conclusies door te trekken. Robin Linschoten, voormalig staatssecretaris die enkele jaren geleden opstapte na onderzoek van de Kamer, sprak openlijk van ,,een dun rapport''. Hij constateerde dat de commissie niet geloofwaardig heeft aangetoond dat ministers het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben geschonden.

Premier Kok had het eerder al iets omslachtiger maar niet minder duidelijk gezegd: het kabinet zou ,,heel nauwegezet'' en ,,heel systematisch'' studeren op de vraag of, hoe en waar ministers hebben gezondigd tegen de vertrouwensregel in de omgang met de Kamer. Tenslotte is hiermee een doodzonde in het verkeer tussen regering en parlement in het geding gebracht. Maar ook Kok moet goed hebben gehoord dat commissievoorzitter Meijer bij de presentatie van zijn rapport het antwoord schuldig bleef op vragen over één van haar cruciale slotconclusies, die luidt: ,,het aantal malen dat de Tweede Kamer onduidelijk, onvolledig, ontijdig of onjuist is geïnformeerd, [...] is te groot''. Het ging dus kennelijk niet zo zeer om 'het feit dat', als wel om 'de mate waarin'.

Dat laatste laat ruimte voor discussie, waarvan in het aanstaande Kamerdebat dankbaar gebruik zal worden gemaakt. Waarmee de enquêtecommissie misschien zelf nog het meest heeft meegewerkt aan het demonteren van haar eigen Bijlmerrapport.

NRC Webpagina's
23 APRIL 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad