LOUISE GUNNING-SCHEPERS OVER DE TOEPASSING VAN GENTHERAPIE
'Op het gebied van de genetica heb je geen keuze'
Gentherapie biedt uitzicht op uitbanning van
chronische ziekten. De overheid ontglipt ondertussen de controle op het
gebruik van genetische tests, denkt prof.dr. Louise Gunning-Schepers,
lid en toekomstig voorzitter van de Raad van Bestuur van het amc en
hoogleraar sociale geneeskunde.
Wim Köhler
'GENTHERAPIE is interessant voor de volksgezondheid omdat je
waarschijnlijk aan de oorsprong van de ziekte iets kunt veranderen. Als
je eenmaal gentherapie tegen diabetes hebt ontwikkeld 'onderhoud' je de
ziekte niet meer door insuline te spuiten, maar je geeft een
patiënt genetisch veranderde cellen die insuline produceren als
het lichaam daar behoefte aan heeft. Als je op de lange termijn met
gentherapie ook Alzheimer, reuma, gehoor- en visusstoornissen en
wellicht een aantal hart- en vaatziekten kunt uitschakelen, dan kunnen
mensen oud worden zonder de nu bekende belastende chronische ziekten.
Je schakelt daarmee heel veel ellende uit en vermindert de ziektelast
in de maatschappij. Wel betreed je een onbekende wereld. We weten niet
of er andere ziekten voor in de plaats komen. Misschien leven de mensen
gemiddeld alleen iets langer en gaan ze dood door een lichaam dat om een
complex van redenen 'op' is. Gentherapie geeft, hoewel op de lange
termijn, uitzicht op geneeskunde die zelf geen chronische ziekte
veroorzaakt. Wat dat betreft is gentherapie voor de volksgezondheid in
potentie vergelijkbaar met de invoering van vaccinaties, vooral in de
decennia na de Tweede Wereldoorlog. Dat vind ik één
interessant aspect van de kennis over het genoom die nu beschikbaar
komt."
Prof.dr. Louise Gunning-Schepers was hoofd van de afdeling sociale
geneeskunde van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Ze
onderzocht ontwikkelingen in de volksgezondheid, zoals sociaal-
economische gezondheidsverschillen en de problemen die patiënten
soms hebben om zich tegen ziektekosten te verzekeren. Vorig jaar stapte
ze over naar de Raad van Bestuur van het AMC, waarvan ze per 1 januari
2001 voorzitter wordt. Daarmee werd ze bestuurder in de zorg.
"Het tweede belangrijke aspect", zegt Gunning-Schepers, "vind ik het
relatieve gemak van de productie van gentherapeutische medicijnen. We
hebben op het terrein van het AMC eind april een productiefaciliteit
voor vectoren voor gentherapie geopend. Die vectoren zijn meestal
genetisch veranderde virussen die een gewenst gen in de lichaamscellen
van een patiënt moeten zetten. Zo'n vector produceer je in
principe in een kleinschalig productieproces, meestal specifiek voor
één patiënt. Er gaat het nodige onderzoek aan
vooraf, maar het heeft tot voordeel dat het een kleine investering is.
Je kunt vrijwel net zo makkelijk therapieën voor hele zeldzame
ziekten maken als voor veelvoorkomende ziekten. De productie van
orphan drugs, geneesmiddelen voor zeldzame ziekten die de
industrie nu niet ontwikkelt omdat te weinig mensen ze zullen
gebruiken, wordt dus veel makkelijker. Als je naar de toekomst kijkt is
dat heel interessant. Als academisch medisch centrum kun je je dan
permitteren je op een paar ziekten te concentreren. Net als in de
informatietechnologie denk ik dat het samenbrengen van een paar slimme
mensen rond één ziekte veel succes kan opleveren. Je
hoeft het niet noodzakelijkerwijs heel grootschalig aan te pakken."
Niet gehinderd door grote farmaceutische industrieën die nu als
een dolle alle genen en wat globale toepassingen patenteren?
"De industrie bezit met zijn grote capaciteit aan DNA-
volgordebepalingen veel informatie die van belang is voor dit soort
kleinschalige projecten en voor de eerste vertaalslag van het lab naar
de klinische praktijk. Ik vind eigenlijk dat die informatie beschikbaar
moet zijn. Het is ook zo strijdig aan de gang van zaken in de
wetenschap: je vindt iets, het wordt aan je toegeschreven en vervolgens
is het common knowledge. Als informatie niet in het publieke
domein komt, betekent het dat je heel veel dom werk over moet doen, in
dit geval DNA-volgorden bepalen. Nu besef ik wel dat er een aantal
onderwerpen is waar een paar industrieën heel veel geld mee zullen
gaan verdienen, maar de rest moet zo snel mogelijk openbaar worden. "
Het zal nog jaren duren voordat gentherapie ruim beschikbaar is.
Eerst zal waarschijnlijk een hele serie genetische tests worden
ontwikkeld. Die zullen aantonen of iemand een genetische ziekte heeft.
Of een grote kans heeft een bepaalde ziekte te krijgen. Ook komen er
genetische tests die vaststellen of iemand de juiste genetische
constitutie heeft om op een bepaald medicijn te reageren. Moet de
overheid de toelating van die tests net zo behandelen als medicijnen?
Dus ze pas toelaten als werkzaamheid en bijwerkingen zijn onderzocht?
"Er is natuurlijk wel een verschil tussen tests en medicijnen. Een
medicijn is een chemische stof die gevaarlijk kan zijn. Zo'n test is op
zichzelf ongevaarlijk. Het is veel meer de vraag: wat test je, wat
betekent het, moet er actie volgen, is die beschikbaar en is het hele
traject zinvol. En als je als overheid een test niet zinvol vindt, komt
de vraag of de overheid tegenwoordig nog een rol heeft om mensen
daartegen te beschermen. Toch is de vergelijking met medicijnen wel
handig. Daarvan hebben we twee typen. De over-the-counter-middelen koop
je bij de drogist en de supermarkt en de receptgeneesmiddelen moeten
door een arts worden voorgeschreven."
En waar moet de scheidslijn tussen 'toonbankmiddelen' en 'alleen op
recept' bij de tests liggen?
"Het lijkt me bijvoorbeeld niet goed om mensen de gelegenheid te geven
zichzelf op een risico op schizofrenie te testen, om eens een
psychiatrische aandoening met een flinke erfelijke component te noemen.
Je loopt dan zelfs het risico dat mensen zich naar de testuitslag gaan
gedragen. Als je vindt dat de testuitslag - en dus de diagnose - op een
of andere wijze vast verbonden is met een therapie, dan zou je zo'n
test graag binnen het medisch bedrijf houden. Maar ik denk niet dat de
overheid nog kan verhinderen dat iemand een test aanschaft. Het
internet is altijd om de hoek en daar is alles te koop."
Is dat meteen een argument om ze dan maar vrij te geven?
"Nee, dat denk ik niet. De overheid kan de toegankelijkheid tot op
zekere hoogte regelen. Er kan een categorie door de basisverzekering
vergoede tests komen. Daarnaast zal er een vrije markt van internet- en
drogisttests bestaan waar de overheid in ieder geval een zeker keurmerk
aan moet geven, zodat mensen in ieder geval geïnformeerd kunnen
zijn als ze er op eigen initiatief aan beginnen. Het is een kwestie van
classificeren, maar je weet dat de normen snel zullen verschuiven. De
zelftestdiscussie is ooit begonnen met de zwangerschapstest. De
heersende mening was 25 jaar geleden dat een 16-jarig meisje zo'n test
niet zomaar bij de drogist mocht kopen. Dat bezwaar hoor je nu nooit
meer. Nu is er weer discussie over de hiv-test."
Met welk criterium neem je een test op in het pakket dat door de
basisziektekostenverzekering wordt gedekt?
"Je kunt refereren aan het bevolkingsonderzoek. Uitgaand van de
volksgezondheidsgedachte dat je alleen screening aanbiedt als er een
genezende behandeling beschikbaar is, hebben we dat heel vaak
tegengehouden. Een heleboel bevolkingsonderzoeken zijn afgewezen omdat
het diagnosticeren zonder behandeling mensen belast. Maar dat is
waarschijnlijk niet steeds vol te houden. Voor sommige patiënten
betekent een diagnose kennelijk opluchting en een mogelijkheid om weer
in de toekomst te kijken, hoe die ook is. Er zijn mensen die liever
weten dan niet-weten."
Er zullen veel voorspellende test op de markt komen. Met de uitslag
in de hand kunnen mensen dan besluiten hun leefwijze aan te passen.
Amerikaanse sportartsen zeggen bijvoorbeeld dat jonge atleten die op
high school gaan sporten moeten worden getest op het gen dat bepalend
is voor familiale hartvergroting, wat bij topsport tot een plotse dood
kan leiden. Moeten die actief worden aangeboden?
"Afgezien van het feit dat zoiets in Amerika ook wordt geroepen om
schadeclaims te vermijden: zulke tests hebben zeker een nuttige functie.
Zodra je weet dat je gevoelig bent voor tabaksrook, is het veel
makkelijker om het roken te laten. Dus op het punt van leefstijl, op
het punt van het wel of niet toelaten tot bepaalde beroepen en sporten,
daar kan ik me heel goed voorstellen dat de vroegdiagnostiek een
functie heeft. Maar je zult zien dat op het moment dat mensen zich op
wat dan kunnen laten testen ze het ook willen doen. Net zoals mensen
testjes in een tijdschrift maken, om te kijken of ze al bijna burnt out
zijn, of een slechte relatie hebben, of hun kind mishandelen, of een
depressie hebben. Dat gaat vast gebeuren."
En hoe moet de overheid daarmee omgaan? Aanmoedigen of afremmen?
"Allereerst krijgen we - is de verwachting - tests op het gebied van de
pharmacogenomics. Iemand kan dan bepalen of een geneesmiddel bij hem zal
werken, of juist bijwerkingen zal veroorzaken. Na zo'n test krijgt
iemand een middel dat helemaal op zijn type receptor en metabolisme is
ingesteld. Dat vermindert de bijwerkingen. Nu zijn er middelen tegen
hoge bloeddruk waarvan we weten dat ze bij sommige Creoolse Surinamers
minder goed werken dan bij de meeste Nederlanders. Als je alleen op
etniciteit afgaat en een hele groep hetzelfde bloeddrukverlagende
middel geeft, maak je een ruw onderscheid. Met een test kun je snel het
juiste geneesmiddel vinden en verklein je de kans op bijwerkingen.
Zoiets verbetert de zorg. Dat moet je stimuleren.
"Hier in het AMC weten we dat we, gezien de sociaal-economische en
etnische kenmerken van onze patiënten, in een uitzonderlijke hoek
van Nederland zitten. Wij hebben het er vaak over dat je veel
standaardwaarden en richtlijnen toch zou moeten aanpassen. Neem
bijvoorbeeld diabetes. De leeftijd waarop het aan te bevelen is om de
bij de gemiddelde Nederlander een glucosetolerantietest te doen, om te
kijken of iemand ouderdomssuikerziekte heeft, zou bij Hindoestanen een
stuk lager moeten liggen. Maar nog beter is het om het cd-rommetje met
iemands genoom even te lezen, dan af te gaan op etniciteit, want
daarbinnen bestaat altijd nog veel variatie."
Zodra we een stap verder gaan met genetische tests komt het probleem
van de verzekeringen om de hoek kijken.
"Kennis over risico is voor de schadeverzekeraar altijd een reden voor
premiedifferentiatie. Iemand met een rieten dak op zijn huis betaalt ook
een hogere brandverzekering. Bij een sociale verzekering zoals een
ziekenfondsverzekering hebben we geen differentiatie van premie en van
risico. Het verschil tussen een ziekenfondsverzekering en een
particuliere ziektekostenverzekering is op het ogenblik niet groot
omdat er weinig mogelijkheden zijn om naar risico te
differentiëren, behalve naar leeftijd en dat is door regulering
grotendeels voorkomen. Genetische vroegdiagnostiek biedt die
mogelijkheid wel. De vraag voor de overheid is of ze dat toe wil laten
of dat ze dat afdekt met de solidariteit van de sociale verzekering. Een
argument daarvoor is dat niemand zijn genen kan kiezen. Je kunt kiezen
voor een rieten dak, voor te hard rijden of voor parachutespringen,
maar op het gebied van de genetica heb je geen keuze."
Welke rol moet de staat eigenlijk nog spelen in de gezondheidszorg?
Is het het garanderen van de solidariteit, het beschermen van de
zwaksten, het vaststellen van een minimumzorg? Of heeft de staat zelf
ook nog belang bij een gezonde bevolking? Minister Borst heeft ter
verdediging van hogere zorguitgaven wel eens gezegd dat een staat
belang heeft bij een gezonde werkende bevolking. En ze voegde er aan
toe dat de zorg zelf erg arbeidsintensief en dus ook de economie
aanjaagt. Je zou bijna zeggen: de staat heeft er belang bij om enige
ziekte in stand te houden.
"Het aardige is dat Borst in één klap gelijk krijgt, want
de meeste mensen worden pas ziek na hun 65-ste. We hebben dus een
gezonde werkbevolking die na afsluiting van hun werkzame leven allemaal
op hun beurt korte tijd, dat wil zeggen vlak voor hun sterven, veel
zorg nodig hebben. De verwachting is dat, als je door gentherapie veel
ziekten uitschakelt, mensen oud kunnen worden zonder veel kosten te
maken in de gezondheidszorg. Ik denk dat gentherapie ertoe leidt dat
ziekten echt worden opgelost. Dus geen halfwaytechnology waarbij je
chronische ziekten veroorzaakt. Ik denk dat het mooie is van die
gentechnologie. En over één ding zullen we het snel eens
zijn: de samenleving functioneert beter als de mensen gezond zijn. En
uiteindelijk moet je kiembaangentherapie ook gewoon doen. Het is
natuurlijk onzin om in families met een ernstige erfelijke ziekte het
ziekmakende gen alleen bij individuen uit te schakelen, maar de
nakomelingen steeds opnieuw de kans op de ziekte te geven. De ethici
vinden nog steeds dat het niet moet, maar als je met mensen met een
erfelijke ziekte praat, willen die niets anders dan hun kinderen
vrijwaren voor de ellende die ze doormaken."