Het schaap kan nu worden gekopieerd, de volgende stap is de
gekloonde herder
Het klonen van mensen louter voor medische doeleinden lijkt op het
eerste gezicht redelijk en sympathiek. Maar volgens Guido de Wert ligt
de zaak vanuit ethisch oogpunt veel complexer.
Guido de Wert; Drs. Guido de Wert is ethicus en verbonden aan het Instituut voor Gezondheidsethiek te Maastricht en de Faculteit der Geneeskunde van de Erasmus Universiteit te Rotterdam.
Zal de kloontechniek leiden tot legers van klonen en zichzelf
reproducerende dictators? Het hoofdredactioneel commentaar in deze krant
van 28 februari relativeert en ontmaskert enkele veelgehoorde bezwaren
tegen klonen van de mens. De schrijver oppert de mogelijkheid van een
'nee, tenzij beleid': klonen om medische redenen is wellicht acceptabel.
Deze optie wordt aan de hand van twee casussen toegelicht. Bij dit op
het eerste oog redelijke en sympathieke voorstel plaats ik de volgende
kanttekeningen.
De eerste casus betreft ouders van een IVF-kind dat na een
verkeersongeluk op sterven ligt - 'de vraag naar een kloon is dan snel
gesteld'. Mijns inziens bestaat hier alleen een medische indicatie voor
IVF, niet voor klonen. Door het oprekken van de medische indicatie wordt
de kier voor 'verantwoord klonen' een openslaande deur; iedereen,
vruchtbaar of niet, die een kind verliest zou een medische reden hebben
om een kloon te laten maken. Ik vermoed overigens dat de meeste ouders
die dit lot treft zullen beseffen dat zij hun kind - dit kind - niet
'terug kunnen krijgen' door te klonen. Achter een eventueel verzoek om
een kloon gaat de ideologie van het genetisch determinisme schuil. Het
hoofdartikel verwijt sommige critici van klonen terecht dat zij in de
valkuil van het genetisch determinisme trappen - maar dan moet toch ook
de onderhavige wens ter discussie worden gesteld?
Wat te denken van de tweede casus: het verwekken van een kloon als
'donor' van beenmerg voor een broer of zus met een levensbedreigende
niet-erfelijke ziekte. De casus vergt om te beginnen discussie over twee
preliminaire vragen: is het aanvaardbaar om een kind als 'donor' te
benutten? En: is het aanvaardbaar een kind 'als donor' te verwekken? De
auteur vooronderstelt een bevestigend antwoord op beide vragen.
Wat de eerste vraag betreft beperk ik mij tot de kanttekening dat het
gebruik van een kind als 'donor' slechts aanvaardbaar kan zijn indien de
risico's voor het kind gering zijn, en er een groot belang mee gediend
is. De discussie over de tweede vraag staat nog in de kinderschoenen.
Een principieel bezwaar luidt dat het kind zodoende als (genees-)middel
wordt verwekt. Critici verwijzen naar de categorische imperatief van
Kant: “Handel zo, dat je de mensheid zowel in je eigen persoon als ook
in de persoon van ieder ander te allen tijde tevens als doel en nooit
uitsluitend als middel gebruikt.”
Het is echter de vraag of het kind wel uitsluitend als middel wordt
gebruikt. Mijns inziens zou de discussie zich moeten concentreren op de
mogelijke risico's van deze procedure. Het medisch risico voor de
baby-donor is nihil indien het mogelijk is te werken met bloedvormende
stamcellen uit navelstrengbloed. Belangrijker zijn de psycho-sociale
risico's: wat betekent deze procedure voor het zelfbeeld en het gevoel
van eigenwaarde van het opgroeiende 'donor'-kind? Betekent deze optie
niet dat ouders met een ondraaglijke 'kiespijn', worden opgezadeld? En
zullen ouders die van deze optie afzien niet van nalatigheid worden
beticht?
Stel, dat het verwekken van een kind als 'donor' aanvaardbaar kan zijn,
zou het dan ook aanvaardbaar zijn een kloon'donor' te verwekken? Het
redactioneel commentaar wijst terecht op het voordeel dat men zodoende
de kans op een succesvolle transplantatie vergroot: omdat de kloon
genetisch identiek is aan de ontvanger, zal het transplantaat niet
worden afgestoten.
Dan is er een derde medische reden voor klonen: klonen als
infertiliteitsbehandeling. Denk aan een paar waarvan de man onvruchtbaar
is, waarbij intracytoplasmatische zaadcelinjectie (ICSI) geen succes
heeft, en dat het inschakelen van een zaaddonor (KID) afwijst - het paar
wil, om emotionele en/of levensbeschouwelijke redenen, geen 'vreemde
inmenging'. Eist het beginsel van respect voor autonomie c.q.
levensbeschouwelijke identiteit met betrekking tot de voortplanting dat
wij ook de keus voor klonen respecteren?
Zijn er steekhoudende argumenten tegen klonen? Aan het in het
hoofdartikel samengestelde lijstje wankele bezwaren tegen klonen kan nog
worden toegevoegd dat klonen onnatuurlijk is, en dat het leidt tot een
aantasting van de diversiteit van de 'genenpool' (dit laatste speelt
alleen als men zou overgaan tot 'massa-productie' van enkele
individuen). De ethische discussie over klonen zou zich moeten
concentreren op de mogelijke validiteit van de volgende bezwaren.
Ten eerste: klonen houdt een risico in voor het welbevinden van de
kloon. Ook al betekent de afwezigheid van genetische uniciteit niet dat
de ontwikkeling van een eigen identiteit van de kloon geblokkeerd is,
deze kan zichzelf toch ervaren als een 'kopie' van de reeds bestaande
persoon.
Een tweede bezwaar betreft de medische risico's voor de toekomstige
kloon: mogen wij het risico dat de techniek leidt tot ernstige
afwijkingen op de koop toenemen? Het hoofdartikel gaat er aan voorbij
dat - indien klonen van de mens in principe aanvaardbaar kan zijn - in
het verlengde van dierenexperimenten wellicht pre-klinische experimenten
met menselijke kloonembryo's nodig zijn ten behoeve van een nadere
verkenning van de risico's. Het doen ontstaan van embryo's louter voor
researchdoeleinden zal in ons land worden verboden.
Degenen die, zoals ondergetekende, ruimte bepleiten voor uitzonderingen
('nee, tenzij...'), verbinden hieraan veelal de voorwaarde dat het moet
gaan om research die een belangrijk, klinisch relevant, doel dient,
zoals onderzoek naar de veiligheid van een voortplantingstechniek die in
principe als een aanwinst kan worden beschouwd. Gezien het
controversiële karakter van klonen is het twijfelachtig of het
gerechtvaardigd is kloonembryo's te doen ontstaan ten behoeve van de
veilige introductie van deze techniek.
Medische risico's hangen ook samen met de keuze van het te klonen
individu: op theoretische gronden kan men aannemen dat de kans dat de
kloon op jongere leeftijd kanker krijgt groter is naarmate 'het
origineel' ouder is (dit is vooral relevant in verband met de derde
medische reden voor klonen). Kanker is immers het resultaat van tijdens
het leven accumulerende genmutaties, die optreden ten gevolge van
allerlei exogene factoren. Het is niet uit te sluiten dat de kloon
ontstaat uit een cel die al aanzienlijke schade heeft opgelopen.
Ten derde: de eventuele acceptatie van klonen 'op medische indicatie'
zou kunnen leiden tot niet-medische, 'positief-eugenetische',
toepassingen: het klonen van personen met bijzondere talenten. (Dit
scenario is vermoedelijk realistischer dan het klonen van
'slechteriken': een precedent vormt de Amerikaanse spermabank voor
Nobelprijswinnaars.) Een principiële vraag hierbij luidt of
'kwaliteitsverbetering' van het nageslacht wel aanvaardbaar is. Welke
criteria zou men mogen hanteren? Bovendien: aan deze toepassing kleeft
een groter risico voor het welbevinden van de kloon; het kind zal immers
leven onder de druk van de verwachting dat het even goed zal presteren
als het 'origineel'.
Tenslotte een variant op de tweede casus: klonen voor
transplantatiedoeleinden. In een aantal gevallen, afhankelijk van de
aard van het benodigde transplantaat, zou het theoretisch mogelijk
kunnen zijn een kloon-foetus te aborteren ten behoeve van de
transplantatie van foetaal weefsel. Het morele voordeel hiervan is
evident: zodoende zou men zowel (een aantal van) de bezwaren tegen het
op de wereld zetten van een kind'donor' als de bezwaren tegen klonen
omzeilen. Ook deze variant is echter vanuit ethisch oogpunt
problematisch, vooral omdat dit een volledig instrumenteel gebruik van
de foetus zou betekenen. Het starten van een zwangerschap met het oog op
de levering van foetale transplantaten wordt in vele internationale
richtlijnen voor transplantatie van foetaal weefsel afgewezen.
Mijn conclusie luidt dat de op het eerste gezicht redelijke en
sympathieke optie om klonen te accepteren voor medische doelen vanuit
ethisch oogpunt veel complexer is dan het redactioneel commentaar
suggereert. Dit laat onverlet dat ik het met de quintessens ervan eens
ben: tot een volledig verbod van klonen kan slechts na een diepgaande
discussie worden besloten.