U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier DNA

Nieuws

DNA-bank

Klonen

Humane Genoom

Chromosomen

Links

Het schaap kan nu worden gekopieerd, de volgende stap is de gekloonde herder

Het klonen van mensen louter voor medische doeleinden lijkt op het eerste gezicht redelijk en sympathiek. Maar volgens Guido de Wert ligt de zaak vanuit ethisch oogpunt veel complexer.

Guido de Wert; Drs. Guido de Wert is ethicus en verbonden aan het Instituut voor Gezondheidsethiek te Maastricht en de Faculteit der Geneeskunde van de Erasmus Universiteit te Rotterdam.
Zal de kloontechniek leiden tot legers van klonen en zichzelf reproducerende dictators? Het hoofdredactioneel commentaar in deze krant van 28 februari relativeert en ontmaskert enkele veelgehoorde bezwaren tegen klonen van de mens. De schrijver oppert de mogelijkheid van een 'nee, tenzij beleid': klonen om medische redenen is wellicht acceptabel. Deze optie wordt aan de hand van twee casussen toegelicht. Bij dit op het eerste oog redelijke en sympathieke voorstel plaats ik de volgende kanttekeningen.

De eerste casus betreft ouders van een IVF-kind dat na een verkeersongeluk op sterven ligt - 'de vraag naar een kloon is dan snel gesteld'. Mijns inziens bestaat hier alleen een medische indicatie voor IVF, niet voor klonen. Door het oprekken van de medische indicatie wordt de kier voor 'verantwoord klonen' een openslaande deur; iedereen, vruchtbaar of niet, die een kind verliest zou een medische reden hebben om een kloon te laten maken. Ik vermoed overigens dat de meeste ouders die dit lot treft zullen beseffen dat zij hun kind - dit kind - niet 'terug kunnen krijgen' door te klonen. Achter een eventueel verzoek om een kloon gaat de ideologie van het genetisch determinisme schuil. Het hoofdartikel verwijt sommige critici van klonen terecht dat zij in de valkuil van het genetisch determinisme trappen - maar dan moet toch ook de onderhavige wens ter discussie worden gesteld?

Wat te denken van de tweede casus: het verwekken van een kloon als 'donor' van beenmerg voor een broer of zus met een levensbedreigende niet-erfelijke ziekte. De casus vergt om te beginnen discussie over twee preliminaire vragen: is het aanvaardbaar om een kind als 'donor' te benutten? En: is het aanvaardbaar een kind 'als donor' te verwekken? De auteur vooronderstelt een bevestigend antwoord op beide vragen.

Wat de eerste vraag betreft beperk ik mij tot de kanttekening dat het gebruik van een kind als 'donor' slechts aanvaardbaar kan zijn indien de risico's voor het kind gering zijn, en er een groot belang mee gediend is. De discussie over de tweede vraag staat nog in de kinderschoenen. Een principieel bezwaar luidt dat het kind zodoende als (genees-)middel wordt verwekt. Critici verwijzen naar de categorische imperatief van Kant: “Handel zo, dat je de mensheid zowel in je eigen persoon als ook in de persoon van ieder ander te allen tijde tevens als doel en nooit uitsluitend als middel gebruikt.”

Het is echter de vraag of het kind wel uitsluitend als middel wordt gebruikt. Mijns inziens zou de discussie zich moeten concentreren op de mogelijke risico's van deze procedure. Het medisch risico voor de baby-donor is nihil indien het mogelijk is te werken met bloedvormende stamcellen uit navelstrengbloed. Belangrijker zijn de psycho-sociale risico's: wat betekent deze procedure voor het zelfbeeld en het gevoel van eigenwaarde van het opgroeiende 'donor'-kind? Betekent deze optie niet dat ouders met een ondraaglijke 'kiespijn', worden opgezadeld? En zullen ouders die van deze optie afzien niet van nalatigheid worden beticht?

Stel, dat het verwekken van een kind als 'donor' aanvaardbaar kan zijn, zou het dan ook aanvaardbaar zijn een kloon'donor' te verwekken? Het redactioneel commentaar wijst terecht op het voordeel dat men zodoende de kans op een succesvolle transplantatie vergroot: omdat de kloon genetisch identiek is aan de ontvanger, zal het transplantaat niet worden afgestoten.

Dan is er een derde medische reden voor klonen: klonen als infertiliteitsbehandeling. Denk aan een paar waarvan de man onvruchtbaar is, waarbij intracytoplasmatische zaadcelinjectie (ICSI) geen succes heeft, en dat het inschakelen van een zaaddonor (KID) afwijst - het paar wil, om emotionele en/of levensbeschouwelijke redenen, geen 'vreemde inmenging'. Eist het beginsel van respect voor autonomie c.q. levensbeschouwelijke identiteit met betrekking tot de voortplanting dat wij ook de keus voor klonen respecteren?

Zijn er steekhoudende argumenten tegen klonen? Aan het in het hoofdartikel samengestelde lijstje wankele bezwaren tegen klonen kan nog worden toegevoegd dat klonen onnatuurlijk is, en dat het leidt tot een aantasting van de diversiteit van de 'genenpool' (dit laatste speelt alleen als men zou overgaan tot 'massa-productie' van enkele individuen). De ethische discussie over klonen zou zich moeten concentreren op de mogelijke validiteit van de volgende bezwaren.

Ten eerste: klonen houdt een risico in voor het welbevinden van de kloon. Ook al betekent de afwezigheid van genetische uniciteit niet dat de ontwikkeling van een eigen identiteit van de kloon geblokkeerd is, deze kan zichzelf toch ervaren als een 'kopie' van de reeds bestaande persoon.

Een tweede bezwaar betreft de medische risico's voor de toekomstige kloon: mogen wij het risico dat de techniek leidt tot ernstige afwijkingen op de koop toenemen? Het hoofdartikel gaat er aan voorbij dat - indien klonen van de mens in principe aanvaardbaar kan zijn - in het verlengde van dierenexperimenten wellicht pre-klinische experimenten met menselijke kloonembryo's nodig zijn ten behoeve van een nadere verkenning van de risico's. Het doen ontstaan van embryo's louter voor researchdoeleinden zal in ons land worden verboden.

Degenen die, zoals ondergetekende, ruimte bepleiten voor uitzonderingen ('nee, tenzij...'), verbinden hieraan veelal de voorwaarde dat het moet gaan om research die een belangrijk, klinisch relevant, doel dient, zoals onderzoek naar de veiligheid van een voortplantingstechniek die in principe als een aanwinst kan worden beschouwd. Gezien het controversiële karakter van klonen is het twijfelachtig of het gerechtvaardigd is kloonembryo's te doen ontstaan ten behoeve van de veilige introductie van deze techniek.

Medische risico's hangen ook samen met de keuze van het te klonen individu: op theoretische gronden kan men aannemen dat de kans dat de kloon op jongere leeftijd kanker krijgt groter is naarmate 'het origineel' ouder is (dit is vooral relevant in verband met de derde medische reden voor klonen). Kanker is immers het resultaat van tijdens het leven accumulerende genmutaties, die optreden ten gevolge van allerlei exogene factoren. Het is niet uit te sluiten dat de kloon ontstaat uit een cel die al aanzienlijke schade heeft opgelopen.

Ten derde: de eventuele acceptatie van klonen 'op medische indicatie' zou kunnen leiden tot niet-medische, 'positief-eugenetische', toepassingen: het klonen van personen met bijzondere talenten. (Dit scenario is vermoedelijk realistischer dan het klonen van 'slechteriken': een precedent vormt de Amerikaanse spermabank voor Nobelprijswinnaars.) Een principiële vraag hierbij luidt of 'kwaliteitsverbetering' van het nageslacht wel aanvaardbaar is. Welke criteria zou men mogen hanteren? Bovendien: aan deze toepassing kleeft een groter risico voor het welbevinden van de kloon; het kind zal immers leven onder de druk van de verwachting dat het even goed zal presteren als het 'origineel'.

Tenslotte een variant op de tweede casus: klonen voor transplantatiedoeleinden. In een aantal gevallen, afhankelijk van de aard van het benodigde transplantaat, zou het theoretisch mogelijk kunnen zijn een kloon-foetus te aborteren ten behoeve van de transplantatie van foetaal weefsel. Het morele voordeel hiervan is evident: zodoende zou men zowel (een aantal van) de bezwaren tegen het op de wereld zetten van een kind'donor' als de bezwaren tegen klonen omzeilen. Ook deze variant is echter vanuit ethisch oogpunt problematisch, vooral omdat dit een volledig instrumenteel gebruik van de foetus zou betekenen. Het starten van een zwangerschap met het oog op de levering van foetale transplantaten wordt in vele internationale richtlijnen voor transplantatie van foetaal weefsel afgewezen.

Mijn conclusie luidt dat de op het eerste gezicht redelijke en sympathieke optie om klonen te accepteren voor medische doelen vanuit ethisch oogpunt veel complexer is dan het redactioneel commentaar suggereert. Dit laat onverlet dat ik het met de quintessens ervan eens ben: tot een volledig verbod van klonen kan slechts na een diepgaande discussie worden besloten.

NRC Webpagina's
12 maart 1997

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad