Wondere Dolly; Gekloond schaap wijkt genetisch toch af van
donor-ooi
Schaap Dolly baant de weg naar dierlijke en menselijke klonen. Maar
er resteren nog veel ethische en wetenschappelijke vragen.
Wim Köhler
Schaap Dolly, kloon van een lichaamscel uit borstweefsel van een
zes jaar oude zwangere ooi, is vernoemd naar de rondborstige country and
western zangeres Dolly Parton. Omdat, aldus Dolly's maker dr. I. Wilmut
van het Schotse Roslin Institute op een persconferentie in Edinburgh
“er geen imposantere set met borstklieren bestaat dan die van Dolly
Parton”. Zo haalden deze week ook de broeierige gedachten van de
mannen-onderzoekers op het semi-overheidsinstituut waar Dolly is
geproduceerd het wereldnieuws. De verbazing over hun platvloersheid valt
in het niet bij de hoeveelheid ethische en wetenschappelijke vragen die
oprijzen na het nieuws over de productie, geboorte en voorspoedig
verlopen jeugd van Dolly. De Dolly-techniek opent de mogelijkheid om
alle grote zoogdieren te klonen. Inclusief mensen en zeldzamer beesten
als panda's, witte neushoorns, monniksrobben, Indische olifanten en
Siberische tijgers.
Joseph Rotblat, winnaar van de Nobelprijs voor de vrede omdat hij de
Pugwash-beweging stichtte, en enkele andere commentatoren vinden de
kloon-doorbraak net zo belangrijk als de ontdekking van de kernsplitsing
die de productie van de atoombom inleidde. Nature, het blad dat het
wetenschappelijke verslag van het experiment afgelopen donderdag
publiceerde, ontving vlak voor het ter perse gaan van het nummer het
advies het artikel niet te publiceren omdat het “het misbruik door
onwettige en vreemde groeperingen bijna onomkoombaar maakt.” Voor de
productie van een atoombom zijn forse installaties nodig. Maar klonen
kan in de garage.
Dolly is een schaap met drie moeders, misschien zelfs vier. Het begon
met epitheelcellen uit uierweefsel van een zes jaar oude zwangere ooi.
Die werden in een speciaal medium in celkweek gebracht. Een uiercel werd
vervolgens gefuseerd (membraanfusie onder invloed van een elektrisch
veld) met een veel grotere eicel waar de kern uit was verwijderd. De
eicel is van de Dolly's tweede moeder. Het weghalen van zo'n kern
gebeurt onder de microscoop met een naald en pipet. Het gereconstrueerde
embryo lieten de onderzoekers zeven dagen in een afgebonden eileider van
een vruchtbare ooi (moeder 3?) groeien. De embryo's die zich hadden
ontwikkeld tot een morula- of blastocystenstadium, werden daarna in een
draagmoeder (laatste moeder) geplaatst. Uitgaande van 277 gefuseerde
cellen en 247 uit de eileiders teruggewonnen cellen ontstonden 29
bruikbare blastocysten. Die werden met één tot drie
tegelijk in de baarmoeders van 13 hormonaal geschikt gemaakte
draagmoeders gebracht. Daaruit bleef alleen Dolly over.
Het is onduidelijk waardoor de mislukkingen worden veroorzaakt. Het kan
komen doordat de cellen te veel worden gemanipuleerd. Maar het kan ook
liggen aan de heterogeniteit van de donorcellen. De onderzoekers weten
niet precies welke cellen in de kweek van borstkliercellen aanwezig
waren. Het waren voornamelijk epitheelcellen, maar er kan een enkele
tamelijk ongedifferentieerde stamcel (een uit bloed afkomstige
beenmergcel) in verzeild zijn geraakt die het uiteindelijk tot Dolly
heeft geschopt. Was het belangrijk dat de donor-ooi zwanger was? Wilmut
en zijn vier mede-onderzoekers stippen slechts aan dat de
borstkliercellen regenereerden en dus waarschijnlijk vitaal waren. Veel
crucialer is hun methode om de celdelingscyclus van de donorcel stop te
zetten. Cellen waarvan het DNA zich voorbereidt op een celdeling zijn
niet geschikt als donor. De celcyclus kwam tot rust (G0-fase) door de
cellen vijf dagen te bewaren in kweekvloeistof waarin de concentratie
bloedserum in stapjes werd teruggebracht van 10 tot 0,5%.
Wonderlijk is dat een onbevruchte eicel in staat is om kern-DNA van een
lichaamscel op te nemen en dan tot een embryo kan uitgroeien. Een eicel
is een geslachtscel en die bevat traditioneel een half pakket
chromosomen, die van de moeder. De chromosomen van de spermacel moeten
er immers nog aan worden toegevoegd. Het kern-DNA van een lichaamscel
bevat al wel het complete pakket. Toch lukt het klonen na
kerntransplantatie alleen met een ontkernde eicel (oocyt), niet met een
bevruchte eicel (zygoot).
Een volgend biologisch wonder is dat een eicel in staat is het aan
strenge regulering onderworpen 'oude' DNA in een gespecialiseerde
lichaamscel weer omnipotent te maken. Al Dolly's genen lijken
beschikbaar, terwijl in de donorcel de meeste genen voorgoed leken
uitgeschakeld. Waarschijnlijk wordt het DNA weer 'naïef' gemaakt
tijdens de eerste celdelingen van het embryo. Verantwoordelijk daarvoor
zijn enzymen in het celvocht van de eicel.
Hieruit blijkt hoe bepalend de inhoud van de kernloze eicel is. Die
bevat niet alleen regulerende enzymen maar ook nog een klein beetje DNA:
het mitochondriaal DNA. Het in de maternale lijn overgeërfde
mitochondriaal DNA codeert voor een tiental eiwitten. Mitochondriën
zijn de energieleveranciers van de cel. Ze verwerken zuurstof en leveren
energie. Schaap Dolly heeft het mitochondriaal DNA van haar moeder die
de eicel leverde. Op dat punt wijkt Dolly genetisch dus toch af van haar
donor-ooi.
Een van de prangendste wetenschappelijke vragen is die naar het aantal
celdelingen dat een cel met oud kern-DNA nog kan meemaken. De uiteinden
van alle chromosomen (de telomeren) worden na iedere celdeling iets
korter. Na ongeveer 50 celdelingen zijn de telomeren zo kort dat een cel
niet meer wil delen. De telomeerverkorting is een van de processen die
tot veroudering leidt. Hoe zit het met de telomeren van Dolly? Waren die
bij de geboorte al korter? En heeft dat consequenties voor de levensduur
van het dier? Misschien wordt een gekloonde panda wel net zo oud als
zijn donor.