Langs biologische weg perfecte mensen maken is onmogelijk
Anton Schuurman; Anton Schuurman is onderzoeksleider bij het NW Posthumus Instituut voor Economische en sociale geschiedenis en werkzaam op de Landbouwuniversiteit Wageningen.
De discussie die onstaan is naar aanleiding van het klonen van een
schaap is erg antropocentrisch. Anton Schuurman bestrijdt dat dit
wetenschappelijk experiment het scheppen van de 'perfecte mens'
dichterbij heeft gebracht. De aard van de mens en de invloed van de
samenleving maken dat onmogelijk.
Het schaap Dolly is gekloond. Wetenschappers verbonden aan het
Schotse Roslin Instituut voor genetisch onderzoek in Edinburgh zijn erin
geslaagd op basis van een celkern met het erfelijk materiaal van een
volwassen schaap een exacte kopie te maken. In de berichtgeving hierover
wordt beklemtoond dat dergelijk onderzoek zorgvuldig dient te gebeuren
en wordt opgeroepen tot maatschappelijke controle erover.
Het onderwerp wordt echter op scherp gezet door de expliciete verbinding
met het klonen van mensen. Experts laten weten dat wat met dieren kan,
uiteindelijk ook met mensen kan. Deze bewering lokt hele reeksen van
speculaties uit en verraadt ook nadrukkelijk hoe wij over menselijke
samenlevingen denken en hoe onze verhouding tot dieren is.
Bij het klonen van dieren is het expliciet de bedoeling dat zowel
bepaalde kwaliteiten van dieren zelf als ingebrachte kwaliteiten, die
mensen denken te kunnen gebruiken, in grotere hoeveelheden én op
een bedrijfszekere wijze beschikbaar komen. Een van de voordelen van de
nieuwe techniek die worden genoemd, is dat op deze manier allerlei
nieuwe geneesmiddelen gemaakt kunnen worden. Met andere woorden: het
woord perfect is gekoppeld aan het gebruik dat wij als mensen van dieren
willen maken. En is daarmee een voorbeeld van ons antropocentrisch
denken.
Ook langs directe weg zou de techniek van klonen ingezet kunnen worden
bij het bestrijden van ziekten bij mensen. In dit opzicht kan men met
name denken aan het bestrijden van erfelijke ziekten en het voorkomen
ervan. Dat kan een vooruitgang zijn.
Hoewel uiteindelijk de winst ook hiervan relatief zal zijn. Zo moet ik
in dit geval aan een grafiek denken die de Duitse historicus Imhof heeft
gemaakt naar aanleiding van zijn onderzoek van de kindersterfte in
Berlijn bij de overgang van de achttiende naar de negentiende eeuw. In
die tijd was de zuigelingen- en kindersterfte massaal. Gemiddeld haalde
slechts iets meer dan de helft van de kinderen die geboren werden de
leeftijd van twintig jaar. Een van de grote doders was de pokken. In
1801 wordt in Berlijn de inenting met koepokken ingevoerd. Het gevolg
was dat de kindersterfte door koepokken praktisch van het ene op het
andere jaar verdween. Maar het niveau van de kindersterfte daalde
nauwelijks. Alleen gingen de kinderen nu dood aan ziektes die
daarvóór niet de kans hadden gekregen dodelijk te worden.
Met dit voorbeeld wil ik niet aangeven dat daarom de inenting met
koepokken zinloos was, maar dat de winst zijn menselijke grenzen kende.
Het denken over de toepassing van kloontechnieken stopt natuurlijk niet
bij het bestrijden van ziekten. Ook alle ideeën over perfecte
mensen komen weer boven water drijven. Als het daarbij over het
uiterlijk gaat, zijn we waarschijnlijk snel uitgepraat, omdat we ons al
gauw bewust zijn hoe tijd- en maatschappijgebonden onze ideaalbeelden op
dat vlak zijn. Rubens schilderde geen Claudia Schiffer en Judith Leyster
geen Brad Pitt. Smaken verschillen en zijn het waard om erover te
twisten.
Anders ligt het bij intellectuele en artistieke eigenschappen. Nog
steeds dromen mensen van de kans genieën te maken. Een lijstje met
grote namen is snel gemaakt: Leonardo da Vinci, Goethe, Madame Curie,
Einstein, bij wijze van begin. Maar wat opvalt aan zo'n lijstje is niet
wat we ons bij een perfect individu voorstellen, maar dat we ons een
perfect individu voorstellen. Er blijkt uit dat we ons individuen
voorstellen alsof ze buiten de samenleving staan. Intellectuele
eigenschappen zijn echter, evenmin als andere menselijke eigenschappen,
een absoluut gegeven. In de ene samenleving worden ze hoger gewaardeerd
dan in de andere en in de ene samenleving hebben ze een grotere
betekenis dan in de andere. Individuele menselijke eigenschappen zijn
ook altijd maatschappelijke eigenschappen. Men kan individuen niet los
zien van de groepen die ze met elkaar vormen, zoals sociologen, of ze nu
Elias, Bourdieu, Habermas of Giddens heten, niet ophouden te zeggen.
Bijgevolg is het ook niet mogelijk om langs biologische weg 'perfecte
mensen' te maken.
Het schaap Dolly maakt ons nog op een ander belangrijk punt opmerkzaam,
namelijk dat onze maatschappelijke kennis ver achter ligt bij onze
natuurwetenschappelijke kennis. Onze kennis van sociale
veranderingsprocessen, van relaties tussen ons alledaags handelen en
langetermijnprocessen, van bewust intentioneel handelen van mensen op
basis van (per definitie) onvolledige kennis en van de onbedoelde
gevolgen van menselijk handelen is gering. We zijn nog niet eens in
staat om in terugblik te beschrijven hoe de groepsculturen zich in
verschillende samenleving ontwikkeld hebben. Wat we al weten, is dat
deze naar tijd en plaats sterk veranderen zodat het niet mogelijk is
algemene kwaliteiten van mensen aan te wijzen.
Er is echter nog een groot verschil tussen natuurwetenschappelijke
kennis en maatschappelijke kennis, zoals aangegeven door de Britse
socioloog Anthony Giddens. Bij maatschappelijke kennis treedt de
complicerende factor op dat wanneer deze kennis toeneemt, het object van
studie verandert omdat deze nieuwe kennis in het maatschappelijk verkeer
gebruikt zal worden. Kennis van sociale processen verandert de sociale
processen zelf omdat mensen deze kennis in hun handelen zullen gaan
gebruiken. Dit betekent niet dat het streven naar maatschappelijke
kennis onzin is. Integendeel. Voor het beter functioneren van de
hedendaagse samenleving is meer maatschappelijke kennis en inzicht in
sociale veranderingsprocessen uitermate gewenst en is het van groot
belang dat de huidige maatschappijwetenschappen weer meer historisch
geworden zijn. Dat wil zeggen weer meer oog hebben gekregen voor context
en interpretatie en voor mensen van vlees en bloed.
We hebben in de geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw door
schade en schande moeten ervaren dat de 'perfecte samenleving' niet
bestaat. Onze huidige samenleving verkeert gedeeltelijk als reactie
daarop in een fase die sterk leunt op individuele verantwoordelijkheid
en op de beklemtoning van het individu als basiseenheid. Zowel de
neoliberale opvattingen over de taak van de staat als de nadruk op het
belang van de markteconomie voor de organisatie van de samenleving
bevestigen dit.
Hierdoor wordt het belang van groepsversbanden aan het zicht onttrokken.
In zo'n situatie kan men op de golven van het succes van de
natuurwetenschappen zich al snel laten verleiden tot het denkbeeld van
'perfecte individuen'. Onze onvolkomen maatschappijwetenschappelijke
kennis maakt dit echter nu al ondenkbaar. In het streven naar een betere
samenleving zal Dolly niet een baken van hoop kunnen zijn, maar zullen
we ons vertrouwen moeten blijven stellen in gebrekkige mensen die in de
dagelijkse strijd om het bestaan de zin van hun leven realiseren.