Voortplanting mag niet verworden tot
experiment
R. Seldenrijk
1. Bij onvruchtbaarheid en
kinderloosheid is de opofferingsgezindheid van vrouwen (te) groot.
De verbreiding van technieken om in te grijpen in de menselijke
voortplantingsprocessen geeft ernstige problemen ten aanzien van de
verschuldigde eerbied voor de waardigheid van de persoon, zijn
seksualiteit en het overdragen van het leven. De voortplanting wordt een
experiment. De succeskansen zijn betrekkelijk klein: ongeveer 10% van de
transplantaties van embryo's gelukt. Alle risico's worden nog lang niet
overzien. Dat bleek toen in 1988 in het Rotterdamse Dijkzigt Ziekenhuis
de kweekvloeistof was besmet met het hepatitis-B virus: 52 zieke vrouwen
ziek en vernietiging van ruim 100 embryo's.
De lichamelijke en psychische belasting van IVF zijn niet gering. De
vrouw moet zich met lichamelijk ongemak en het overwinnen van psychische
weerzin onderwerpen aan de technische, stimulerende, sturende en
controlerende handelingen van de arts. De man zorgt voor de zaadlozing,
maar zonder lichamelijke vereniging met zijn vrouw. Er wordt niet meer
verwekt, maar alleen bevrucht. Het echtpaar moet afstaan, opleveren en
toestaan.
2. Prenatale en pre-implantatie- diagnostiek wekken een
verkeerde indruk
Prenatale en pre-implantatie-diagnostisch (pd en pid) geven soms
diagnostisch foute informatie. Dat kan betrekking hebben op de aard en
de omvang van de aandoening. De garantie op een gezond kind is na pd en
pid nog een illusie. Invoering van deze methode doet het ouderlijk
eisenpakket veranderen (prenatale selectie).
De natuur wordt behandeld als verdachte en het ongeboren leven wordt in
zijn existentie bedreigd. Een kind met een handicap wordt opgevat als
'mislukte preventie', terwijl absolute preventie onmogelijk is. Men
vergeet dat elk mens beschikt over een 'dignitas aliena', een (aan God)
ontleende waarde. Pre-conceptioneel onderzoek verdient dan ook de
voorkeur boven prenatale en pre-implantatie-diagnostiek.
3. Experimenten met embryo's kunnen dienen als voertuig voor
eugenetische doelstellingen.
Het verbeteren van het menselijk ras heeft terecht een negatieve
connotatie. Van eugenetica is sprake als de ingreep betrekking heeft op
menselijke eigenschappen en niet op een bepaalde ziekte, én als
de resulterende verbeteringen worden doorgegeven aan het nageslacht via
experimenten met embryo's of geslachtscellen. Plato pleitte er al voor
dat alleen mensen met bepaalde wenselijke eigenschappen kinderen zouden
mogen krijgen. Via IVF beschikken we over bevruchte eicellen en daarmee
kunnen we experimenteren, bijvoorbeeld kloneren.
Zo worden genetische selectie en genetische modificatie van mensen in
hun prilste levensfase mogelijk (gemodificeerde organismen zijn minder
stabiel). Hoewel dit in allerlei variaties wordt verwoord, gaat het bij
eugenetica vooral om de mensheid gelukkiger, het volk sterker en het ras
gezonder maken, om uitschakeling van 'gedegenereerde' individuen
én opoffering van de erfelijk belaste mens in het belang van de
gemeenschap en de toekomst.
4. Wanneer niet van meet af aan duidelijk is welk criterium wordt
gehanteerd, lopen discussies over de status van het embryo
onherroepelijk vast.
De embryoloog bestudeert niet het beginnende leven, maar leest de
levensverschijnselen af. Dat gebeurt naar uiterlijke of inwendige
vormverschijnselen. Het gaat niet om afzonderlijke, op zichzelf staande
processen, want vanaf de conceptie is er een continue ontwikkeling;
statische momenten zijn illusies die men stadia noemt terwille van ons
begrip. Deze hypothetische stadia mogen niet worden gebruikt in ethische
discussies over de waarden van het embryo. Evenmin is er reden voor het
begrip 'pre-embryo', dat ten onrechte een andere ethische status
suggereert. Wanneer we zo discussieren hebben we van de beschrijvende
embryologie niets begrepen.
Alleen op grond van intrinsieke criteria kunnen we ons een objectief
oordeel vormen over het respect dat we aan het embryo zijn verschuldigd.
Biologisch gezien begint het menselijk leven vanaf de conceptie. De
intrinsieke finaliteit van het embryo ligt besloten in het
ontwikkelingsprogramma dat wordt gestuurd door de chromosomen, waarvan
de samenstelling vanaf de conceptie vastligt. Experimenten met embryo's
beloven een enorme vooruitgang van de geneeskunde. Experimenten die
uitlopen op vernietiging van embryo's of hun grote schade toebrengen,
zijn evenwel niet gerechtvaardigd. Een fundamentele regel in de ethiek
is: het doel heiligt niet de middelen.
5. Het gebruik van DNA-technologie draagt bij aan een
gezondheidscultus die in strijd is met humanitaire solidariteit.
In het domein van de natuur geldt de wet van het existentiële
risico. Dat wil zeggen: de wereld moet worden verdragen zoals ze is. Er
bestaat maar één weg om aan deze harde werkelijkheid van
existentiële risico's te ontkomen: de sociale gemeenschap.
Humanitaire solidariteit bedoelt niet de veel gebruikte 'kleine'
solidariteit, die af- en aanrolt op de golven van ons medelijden en die
exclusief is gericht op zogeheten zielige, gebrekkige, zwakke mensen in
onze samenleving. Dit soort medelijden wil alleen het lijden uit de
wereld helpen, zonder daar ooit in te kunnen slagen. Doorgaans komt dit
voort uit ons onvermogen om het lijden te accepteren als onvervreemdbaar
aspect van het leven.
Er zijn situaties die we moeten accepteren, waartoe we ons moeten leren
verhouden (ethiek van de passiviteit). 'Grote' solidariteit is een
actieve acceptatie van het tragische leven. Die enerzijds kan worden
vertroebeld in onze modern-optimistische beheersingsroes, die zich enkel
richt op het biologische lichaam. Anderszijds kan de solidariteit worden
worden verstrikt door een blind soort helpen, waarbij een scherp oog
voor het lijden gepaard is aan een onvermogen om het te verdragen. Het
effect van niet op de goede manier met solidariteit omgaan is een
'kleine' gezondheidsopvatting, een 'kleine' gezondheidszorg ook en een
discriminatie van mensen (bijvoorbeeld met een handicap).
Dr. R. Seldenrijk is directeur van de 70.000 leden tellende
Nederlandse Patiënten Vereniging.