Kamer wil ruimere wetgeving voor DNA
Door een onzer redacteuren
DEN HAAG, 31 JAN. Een
meerderheid in de Tweede Kamer vindt dat de voorstellen van minister
Korthals (Justitie) om bij opsporingsonderzoek meer gebruik te gaan
maken van DNA-technieken niet ver genoeg gaan.
Volgens het wetsvoorstel van Korthals mag de politie bij een verdachte van een strafbaar feit
waar minimaal vier jaar cel op staat (in de krant van gisteren stond
abusievelijk zes jaar) DNA-materiaal afnemen, ook al verzet deze zich
daartegen. Dat kan volgens de huidige regeling alleen bij misdrijven
waar acht jaar celstraf of meer op staat. Korthals stelt wel als
voorwaarde dat het afnemen van erfelijk materiaal nodig moet zijn voor
het onderzoek. Nu kan het alleen bij 'dringende noodzaak'. Wordt de
verdachte vrijgesproken, dan wordt het DNA onmiddellijk vernietigd, bij
een veroordeling gaat het naar een DNA-bank, die de politie kan
raadplegen.
Korthals heeft in een afzonderlijk wetsvoorstel bepaald dat TBS'ers
alleen met proefverlof kunnen gaan als zij DNA-materiaal afstaan, zodat
eventuele misdrijven tijdens dat verlof snel bewezen kunnen worden.
Ook al is het voor het onderzoek niet echt nodig, toch wil de VVD-
fractie dat DNA voor opslag in de databank wordt opgenomen van iedereen
die wordt verdacht van een misdrijf waar ten minste vier jaar
gevangenisstraf op staat. Deze DNA-fingerprint moet bovendien
gebruikt kunnen worden voor vergelijking met materiaal van nog
onopgeloste zaken.
Voor het CDA is de vier-jaarsgrens nog te hoog. Een verdachte van 'dood
door schuld' hangt drie jaar cel boven het hoofd en zou volgens
Korthals' voorstel niet kunnen worden verplicht DNA af te staan. D66
pleit voor een campagne onder gevangenen om vrijwillig erfelijk
materiaal af te staan in ruil voor eerdere vrijlating.