Klonen in geneeskunde blijft omweg
Het gebruik van gekloonde, eigen
lichaamscellen kan bij de behandeling van ziektes
afstotingsverschijnselen uitbannen. Maar de methode zal op den duur
waarschijnlijk onnodig ingewikkeld zijn.
Door onze redacteur WIM KÖHLER
ROTTERDAM, 17 AUG. De Britse regering wil onderzoekers toestaan om
menselijke cellen te klonen voor geneeskundig onderzoek. Gekloonde
cellen kunnen, is de verwachting van de wetenschap, mensen genezen die
ziek zijn doordat een van hun celtypen is vernietigd of uitgeput. Bij
Parkinsonpatiënten bijvoorbeeld zijn dopamineproducerende cellen
in de hersenen verloren gegaan. Nieuwe hersencellen, getransplanteerd
in de hersenen, die dopamine maken, doen de trillingen en
bewegingsstarheid verdwijnen. Diabetici (suikerpatiënten) waarbij
de insulineproducerende cellen in de alvleesklier zijn vernietigd
kunnen middels celtransplantatie nieuwe cellen krijgen die op het juiste
moment de juiste hoeveelheid insuline produceren, waardoor de
suikerziekte verdwijnt.
Het zijn toekomstverwachtingen, maar irreeël zijn ze niet. Dit
soort celtransplantaties hebben hun principiële nut al bewezen bij
Parkinson- en suikerziektepatiënten. Die celtransplantaties werden
uitgevoerd met cellen van vreemde donoren. Bij de
Parkinsonpatiënten waren het hersencellen uit menselijke
foetussen. Vooral bij de suikerpatiënten mislukten de
transplantaties door afstotingsreacties.
Afstotingsreacties - die iedere transplantatie bedreigen - ontstaan
doordat het menselijk afweersysteem lichaamsvreemde stoffen aanvalt en
probeert te vernietigen. Ook lichaamscellen van andere mensen zijn
'vreemd'. De afstotingsproblemen verhinderen dat de
transplantatiegeneeskunde uitgroeit van een half way technology
tot een algemeen bruikbare techniek. De operaties worden vlekkeloos
uitgevoerd, maar de getransplanteerden bestrijden de rest van hun leven
de afstotingsverschijnselen door iedere dag medicijnen te slikken die
hun eigen afweersysteem onderdrukken.
Het gebruik van gekloonde, eigen lichaamscellen zou die
afstotingsverschijnselen voorgoed uitbannen. Uit een gekloond embryo
kunnen embryonale stamcellen worden geïsoleerd. Het laten
uitgroeien daarvan tot gespeciali- seerde cellen is een kwestie van op
het juiste moment de juiste groeifactoren toevoegen. Welke
groeifactoren daarvoor nodig zijn is nog niet van alle ruim 200
celtypen die in de mens voorkomen bekend. Veel weten de onderzoekers al
over het ontstaan van de witte en rode bloedcellen en van de
bloedplaatjes uit een bloedstamcel (een gespecialiseerde stamcel). De
belangrijkste groeifactor voor het laten ontstaan van rode bloedcellen
uit de bloedstamcellen is bijvoorbeeld EPO, welbekend onder wielrenners
en andere duursporters. Sommige groeifactoren zijn voornamelijk tijdens
de foetale ontwikkeling of in de kindertijd actief en worden na de
geboorte nog maar sporadisch gemaakt. Andere zijn voortdurend actief:
ons lichaam maakt dagelijks miljoenen nieuwe huid-, bloed-, darm- en
levercellen. Bot, hersen- en ander zenuwweefsel regenereert langzamer,
maar recent onderzoek naar zenuwherstel heeft aangetoond dat er ook
groeifactoren voor zenuwweefsel zijn die bij volwassenen nog nieuwe
zenuwuitlopers creëren. Bot tenslotte lijkt inert, maar toch zijn
daarin cellen voortdurend bot aan het afbreken en opbouwen. Ook daarbij
zijn groeifactoren betrokken: is er als gevolg van lichamelijke
activiteit meer bot nodig, dan worden botopbouwende cellen
(osteoblasten) geactiveerd. Maakt iemand een ruimtereis, of raakt een
zieke bedlegerig dan krijgen botetende cellen (osteoclasten) de
overhand en neemt de botdichtheid snel af. De kennis over groeifactoren
en hun functies groeit zo snel dat de omweg via de kloon en de
embryonale stamcel binnen enkele jaren misschien alweer overbodig
wordt. Begin dit jaar wisten onderzoekers hersenstamcellen (die bij
iedere volwassene te vinden zijn) om te zetten in bloedcellen. Eerder
veranderden onderzoekers bloedstamcellen (die in bloed en beenmerg
aanwezig zijn) van ratten in levercellen. Daaruit blijkt dat een deels
gedifferentieerde cel toch weer een heel andere kant op te dwingen is.
Net als xenotransplantatie van varkensorganen, waar een decennium lang
de hoop op was gevestigd, kan therapeutisch klonen dan worden bijgezet
in het rijtje technieken dat de transplanatatiegeneeskunde niet vooruit
heeft geholpen.