DNA 66
VOOR SOMMIGE POLITICI is het
nog geen reces. Fractie voorzitter De Graaf van D66 deed het afgelopen
weekeinde van zich spreken door zijn pleidooi voor een parlementair
onderzoek naar de gevolgen van wat kortweg kan worden aangeduid als de
genetische revolutie. In een vraaggesprek met deze krant stelde De Graaf
dat de Tweede Kamer aan de hand van hoorzittingen met specialisten
kennis zou moeten verwerven over de maatschappelijke effecten van de
voortschrijdende gentechnologie.
Een dergelijk idee, bovendien geopperd in de nieuwsluwe zomer, kan vrij
eenvoudig worden afgedaan als een 'roep om aandacht' van een in nood
verkerende politieke partij. En, natuurlijk, een flinke dosis
opportunisme zal ook zeker niet vreemd zijn aan de suggestie van De
Graaf. Aan de andere kant: is het niet bij uitstek de taak van een
politieke partij zich door middel van ideeën te profileren?
Het is dan ook zaak de suggestie van De Graaf op zijn merites te
bekijken. Dat de gentechnologie tot dringende vragen leidt, is inmiddels
wel duidelijk. In het vraaggesprek noemde De Graaf er een aantal. Wat is
de betekenis van het steeds ruimer ter beschikking komende DNA-
materiaal voor het strafrecht, wat zijn de gevolgen voor het stelsel
van ziektekostenverzekeringen als erfelijke ziekten steeds gemakkelijker
te voorspellen zijn, waar liggen de grenzen voor het toestaan van
genetisch gemodificeerd voedsel? Stuk voor stuk zijn het vragen waar
politieke antwoorden op geformuleerd zullen moeten worden.
ALS HET AAN DE GRAAF ligt, brengt de Tweede Kamer nu eerst de
ontwikkelingen in kaart. Het is een werkwijze die volgens hem past in
het voornemen de Kamer een meer pro-actieve rol te laten spelen. Maar
deze apolitieke benadering is tevens de zwakte van zijn voorstel. Het
gaat immers niet zozeer om het vergaren van studiemateriaal, maar om het
maken van politieke keuzes.
De vragen die de genrevolutie oproept, liggen in het verlengde van
eerdere kwesties waar de politiek zich over heeft moeten buigen. Veel
van de dilemma's zijn terug te voeren op de vraag: alles kan, maar moet
ook alles kunnen? De Graaf heeft het grootste gelijk als hij zegt dat de
gentechnologie een onderwerp is met verstrekkende gevolgen. Maar het
maakt een weinig sterke indruk voor een politicus als deze vervolgens
stelt nog geen standpunt te hebben, maar slechts vragen. Daarvoor is de
genrevolutie al te lang aan de gang.
Het behoort tot de taak van een politicus onderwerpen op de
maatschappelijke agenda te plaatsen. Wat dat betreft heeft De Graaf een
goede eerste stap gezet. Maar hij kan niet volstaan met de vrijblijvende
roep om onderzoek en daarbij de hoop uitspreken dat andere partijen deze
zaak niet in de partijpolitieke sfeer trekken. Dat miskent het wezen van
de politiek.
De Graaf wil na de zomer met een concreet voorstel komen. Wellicht dat
hij de komende weken kan gebruiken de gedachten van zijn partij omtrent
de genetische revolutie iets meer inhoud te geven. Dat kan de discussie
straks alleen maar ten goede komen.